In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 april 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, die op 24 november 2023 is ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister had een beslistermijn van zes maanden, maar heeft deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de termijn inmiddels was verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met het ‘8+8 wekenmodel’. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.