In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 april 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 2 april 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister had een beslistermijn van zes maanden, die met negen maanden was verlengd, maar deze termijn was inmiddels verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, waarna eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. Aangezien de bovengrens van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op. De minister moet binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit nemen, te rekenen vanaf de datum van deze uitspraak.
Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.