ECLI:NL:RBDHA:2025:6639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
NL25.15107 en NL25.15108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 april 2025, zijn eisers in beroep gegaan tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun asielaanvragen, ingediend op 5 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland sinds 3 november 2023 verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen en dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, waardoor de termijn inmiddels was verstreken. Eisers hebben de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit is niet gebeurd, wat hen heeft doen besluiten om beroep in te stellen.

De rechtbank heeft de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De minister is verplicht om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvragen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.15107 en NL25.15108

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers.
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 5 maart 2023.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Zijn de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. Uit de stukken in het dossier blijkt dat Nederland met ingang van 3 november 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. [2] De minister moet in dit geval uiterlijk binnen zes maanden na het verantwoordelijk worden voor de behandeling van de aanvraag beslissen. [3] De minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd. [4] De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [5] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [6]
3. De beroepen zijn ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvragen. [7] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [8]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [9] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [10]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaken dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvragen neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. [11] De minister is de dwangsom verschuldigd voor eisers gezamenlijk.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers gezamenlijk een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eisers gezamenlijk gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [12]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikl 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 42, eerste lid, van de Vw.
4.Artikel 42, vierde lid, onder b, van de Vw.
5.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
6.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
9.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
11.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
12.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.