ECLI:NL:RBDHA:2025:6603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
NL24.24148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak inzake beroep niet-ontvankelijk in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van 22 november 2024. In die uitspraak werd het beroep van de geopposeerde, een eiseres, kennelijk gegrond verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister voerde verzet aan tegen deze uitspraak, stellende dat de rechtbank de zaak ten onrechte vereenvoudigd had afgedaan en dat het beroep van de geopposeerde niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een eerder beroep aanhangig was tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dezelfde aanvraag, waardoor het verzet gegrond werd verklaard. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van 22 november 2024 vervalt en dat er opnieuw moet worden geoordeeld over het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen de beslissing inzake het verzet.

Uitspraak

uitspraak verzet

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24148 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

de minister van Asiel en Migratie, opposant,1 (gemachtigde: [gemachtigde] ),

tegen de uitspraak van 22 november 2024 inzake het geschil tussen opposant en
[geopposeerde], geopposeerde,2

en uitspraak in de beroepszaak tussen

[geopposeerde] , eiseres, (gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 22 november 2024, bekendgemaakt op 25 november 2024,3 heeft deze rechtbank het beroep van geopposeerde kennelijk gegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.4
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
De rechtbank heeft het voornemen geuit om buiten zitting uitspraak te doen op het verzet en voor zover nodig tevens op het beroep. Partijen hebben hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:55, vierde en tiende lid, van de Awb.
1. Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2 Met geopposeerde wordt bedoeld de gedaagde partij in de verzetprocedure.
4 Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 22 november 2024, bekendgemaakt op 25 november 2024, gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid bij een kennelijk oordeel. Dat wil zeggen dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
2. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot zijn kennelijke oordeel is gekomen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een behandeling op zitting in beroep ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de kennelijke uitkomst.
3. Opposant voert aan dat de rechtbank de zaak ten onrechte vereenvoudigd heeft afgedaan en het beroep van geopposeerde ten onrechte met toepassing van artikel 8:54 van de Awb kennelijk gegrond heeft verklaard.
4. Opposant is van mening dat de rechtbank het toegezonden procesdossier onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen niet tijdig beslissen. Uit het procesdossier blijkt dat het ingediende beroep tegen niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Immers, op de datum van indiening van het beroep niet tijdig beslissen was er nog een eerder ingesteld beroep tegen niet tijdig beslissen aanhangig bij de rechtbank.
5. Hierin heeft opposant gelijk. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat geopposeerde het onderhavige beroep instelde tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag, er al een beroep tegen het niet tijdig beslissen aanhangig was bij deze rechtbank dat zag op dezelfde aanvraag. Het verzet is daarom gegrond. Dit betekent dat de uitspraak van 22 november 2024 vervalt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Omdat het verzet slaagt, moet er opnieuw worden geoordeeld over het beroep.

Beoordeling door de rechtbank van het beroep

6. Nu er al beroep was ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf op het moment dat eiseres beroep instelde, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 17 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.A.M. Mangroe, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

[documentcode]

Voor zover deze uitspraak betrekking heeft op het verzet, staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet open.
Voor zover deze uitspraak betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het beroep,
kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.