In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op 18 april 2025 in het beroep van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder, in een procedure van 2 maart 2023, zijn asielaanvraag gegrond verklaard gekregen, waarbij de minister was opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. Eiser heeft de minister op 9 augustus 2023 en later op 10 april 2024 en 8 oktober 2024 in gebreke gesteld, omdat de minister niet tijdig een nieuw besluit had genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor de minister om te beslissen is verstreken en dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.