6.3.Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn echtgenote in hun woning op gewelddadige wijze om het leven gebracht door met een mes meerdere keren in haar borstkas en buik te steken. Aan hun drie jonge kinderen, aan de ouders en broer van het slachtoffer en aan andere familie en vrienden, is een onherstelbaar verlies, groot verdriet en veel leed toegebracht.
Dat zal een aantal van hen voor het leven tekenen, zoals ook blijkt uit de verklaringen die de nabestaanden op de zitting hebben afgelegd. De kinderen van de verdachte zullen verder moeten leven zonder hun moeder, in de wetenschap dat het hun eigen vader is geweest die haar van het leven heeft beroofd. Daarnaast heeft dit misdrijf een grote schok teweeggebracht in de straat en buurt waar de verdachte met zijn gezin woonde, temeer voor de directe buren die geconfronteerd zijn geweest met de laatste minuten van het leven van hun buurvrouw.
Doodslag is een levensdelict en daarmee een van de meest ernstige misdrijven die het strafrecht kent. Hiervoor worden doorgaans heel hoge straffen opgelegd. Omdat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, kan er volgens de wet geen straf opgelegd worden. De gedachte hierachter is dat als iemand iets in het geheel niet is toe te rekenen vanwege een psychische stoornis, het opleggen van een straf niet te rechtvaardigen is.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan de verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking moeten worden opgelegd, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
Advies van de psychiater
Uit het Pro Justitia rapport van de psychiater komt naar voren dat bij de verdachte vanaf juli 2024 sprake is geweest van een ernstige psychotische ontregeling met depressieve en manische kenmerken, waarvan ook nog sprake was ten tijde van het tenlastegelegde. Het risico op recidive schat de psychiater in op matig verhoogd als de verdachte geen enkele vorm van toezicht en behandeling zou krijgen opgelegd. Met name het scenario waarin de verdachte opnieuw ongecontroleerd psychotisch zou worden en/of ernstig ontregeld qua stemming, is een risicovolle periode voor nieuw delictgedrag. Daarbij heeft de verdachte slechts één episode doorgemaakt en is het nog zeer onzeker hoe risicovol deze volgende ontregeling zal zijn. Dit zou overigens niet per se alleen een risico voor een (nieuwe) partner uit een intieme relatie kunnen zijn, maar ook voor anderen en de verdachte zelf. Dit risico kan worden verlaagd naar ‘laag’ door intensieve en langdurige behandeling op te leggen, met medicatieplicht en controles daarop. Een ander scenario waar qua monitoring rekening mee moet worden gehouden is dat de verdachte vanuit zijn intrinsieke rigiditeit enige weerstand tegen autoriteit lijkt te kunnen opbouwen. Als dit zich zou richten op toezichthouders of behandelteams, is het voorstelbaar dat de verdachte in de contramine zou kunnen gaan en moeilijker te begeleiden wordt of zich actief of heimelijk verzet tegen therapie.
De psychiater heeft verder uiteengezet dat langdurige medicatie voor de verdachte noodzakelijk is en dat het voor de (medicatie) stabiliteit van de verdachte van belang is dat gestart wordt met een klinische opname in een forensisch psychiatrische afdeling.
Daarna zou aan ambulante behandeling kunnen worden gedacht. De verdachte heeft langdurige begeleiding en behandeling nodig van een team dat expertise heeft in zowel forensische scherpte als bipolaire stoornissen en om kan gaan met mogelijk wisselende motivatie voor behandeling. De intensiteit van de behandeling moet adaptief kunnen zijn. Ook zal er toezicht op zijn gedrag en frustratie- en stressniveau gehouden moeten worden. Dit kan volgens de psychiater het best door middel van een tbs-maatregel met voorwaarden. Tbs met dwangverpleging is ook overwogen, vanwege de ernst van het tenlastegelegde, maar de verdachte stelt mee te werken en heeft voorts veel beschermende factoren tegen recidive en een goede maatschappelijke uitgangspositie.
Tbs met dwangverpleging zou desalniettemin de hoogste mate van bescherming bieden,
met name voor het scenario waarin de verdachte ofwel een nauwelijks te stabiliseren vorm van bipolaire stoornis blijkt te hebben ofwel als hij toch minder behandelbereid en medicatietrouw zal blijken te zijn. In het kader van tbs met voorwaarden zal dat waarschijnlijk gedurende de looptijd geen probleem zijn, maar die kan relatief kort zijn en juist de periode nadien kan de verdachte vrij snel zijn medicatie gaan weigeren zonder consequenties. De psychiater merkt hierbij op dat de verdachte zowel tijdens zijn opname in de GGZ (11 juli 2024 tot 7 augustus 2024) als tijdens de maand na zijn ontslag heeft gesmokkeld met medicatie en dat de verdachte ook in de gesprekken met de psychiater aangeeft dat hij nadeel ervaart van de medicijnen. Daartoe zou een GVM nog een optie kunnen zijn, waardoor langer durend toezicht mogelijk is, ook als de verdachte zich gedurende de tbs-maatregel coöperatief opstelt, maar zich daarna zou willen onttrekken aan zorg.
Advies van de psycholoog
De psycholoog heeft in het Pro Justitia rapport uiteengezet dat bij de verdachte het risico op recidive vrijwel volledig door de bipolaire-I-stoornis met psychotische kenmerken wordt bepaald. Als de symptomen daarvan volledig in remissie zijn, wordt een laag recidiverisico verondersteld. De verdachte heeft geen uitgebreide geschiedenis van gewelddadig en/of antisociaal gedrag, geen gewelddadige opvattingen en zijn leven kenmerkte zich in algemene zin juist door stabiliteit. Ook zijn er redelijk veel beschermende factoren aanwezig en heeft hij bijvoorbeeld – ook nu nog – een steunend netwerk tot zijn beschikking.
Als zijn psychotische symptomen terugkeren, wordt een matig risico op recidive verwacht.
Zijn manische symptomen, wanen en hallucinaties zijn niet zozeer agressief van aard geweest, maar hij is wel in hoge mate onvoorspelbaar gebleken.
De verdachte heeft voorts weliswaar ziektebesef en -inzicht, maar hij is ook rigide en houdt stevig vast aan zijn ‘toekomstbeeld’. Hij wil weer aan het werk en wil zijn bedrijf kunnen leiden. Zijn stoornis en de bijwerkingen van de medicatie staan hem daarbij in de weg en kunnen daarmee de stress bij hem verhogen. Bij terugkeer van psychotische, manische en/of depressieve symptomen dient verder – naast naar buiten gerichte agressie – ook nadrukkelijk rekening te worden gehouden met zelfbeschadigend en/of suïcidaal gedrag. Gezien de ernst van het tenlastegelegde, de eerdere plotselinge ontregeling en de risico’s bij terugkeer van symptomen acht de psycholoog een kader van tbs met voorwaarden het meest passend. Een langer zorgkader wordt noodzakelijk geacht om het risico op recidive op de lange termijn laag te houden. Aanvullend wordt wel aan een het opleggen van een GVM gedacht. Zodoende kan de verdachte – indien nodig – ook na beëindiging van de tbs met voorwaarden nog langere tijd worden gemonitord.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 3 februari 2025. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld, het risico op letsel als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden eveneens als gemiddeld.
Deze risico’s ziet de reclassering met name in de gediagnosticeerde psychiatrische problematiek van de verdachte in combinatie met zijn kritische en zelfbepalende houding ten aanzien van professioneel advies over hoe om te gaan met zijn ziektebeeld. De verdachte is een man die zich in sociaal opzicht wat star en eigengereid op kan stellen en extra kwetsbaar is gebleken voor aanhoudende spanningen. Hij heeft wel probleembesef, maar heeft zijn problemen eerder gerelateerd aan burn-out achtige spanningsklachten dan dat hij dit toeschreef aan zijn psychiatrische stoornis.
Na zijn diagnose is hem de ernst van zijn ziektebeeld en het belang van medicatie uitgelegd, maar de verdachte was daar niet van overtuigd. Hij is zelfbepalend in zijn doelstellingen en wil zijn eigen koers varen. De door hem ervaren bijwerkingen van het gebruik van de aan hem voorgeschreven antipsychotische medicatie wogen voor hem zwaarder dan de beschermende werking die daarvan uitgaat met betrekking tot vermindering van de risico’s.
Dit heeft bij herhaling tot ontrouw in zijn medicatiegebruik geleid, waar de verdachte ook niet open over is geweest. Langdurig extern risicomanagement in de vorm van controle op het gebruik van medicatie acht de reclassering dan ook geïndiceerd. Naast deze risico’s is er ook sprake van behoorlijk wat beschermende factoren.
De reclassering acht een, in aanvang klinisch, behandeltraject geïndiceerd, waarbij het zorgkader zich over een langere tijd dient uit te strekken. De reclassering adviseert daarom positief over een tbs met voorwaarden.
Tbs met bevel tot verpleging van overheidswege
Met de psychiater en de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat een langdurige behandeling van de verdachte noodzakelijk is. De rechtbank deelt echter niet hun aanbeveling dat tbs met voorwaarden de meest passende maatregel is. Blijkens hun rapporten denken de deskundigen in dat kader aan een klinische opname, gevolgd door het onder toezicht ondergaan van ambulante behandeling met medicatie. De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze wijze van reageren te zeer is omgeven met risico’s, die overigens ook door de deskundigen zelf uitdrukkelijk worden benoemd. Zo spreekt de psychiater van een (mogelijk) relatief korte duur van de tbs met voorwaarden, waarna volgens de psychiater – en ook volgens de overige deskundigen – medicatie-ontrouw zou kunnen gaan optreden, die door middel van toezicht zou moeten worden ondervangen.
In combinatie met de eveneens door de psychiater en de overige deskundigen benoemde intrinsieke rigiditeit bij de verdachte, als gevolg waarvan, in de woorden van de psychiater, weerstand tegen autoriteit zou kunnen optreden, levert dit scenario van een mogelijk zelfs wat kortere klinische behandeling, gevolgd door medicatiegebruik onder toezicht, naar het oordeel van de rechtbank een onaanvaardbaar recidiverisico op.
Zoals door de psychiater benoemd, heeft de verdachte immers tijdens en na zijn opname in de GGZ gesmokkeld met medicatie en heeft hij in de gesprekken laten weten dat hij nadeel ervaart van de medicijnen. De rechtbank betwijfelt daarbij of het bij de verdachte aanwezige ziekte-inzicht toereikend is om het genoemde scenario te kunnen doen slagen.
De psycholoog merkt op dat de verdachte weliswaar ziektebesef en -inzicht heeft, maar dat hij ook rigide is en stevig vasthoudt aan zijn ‘toekomstbeeld’. Hij wil weer aan het werk en wil zijn bedrijf kunnen leiden.
Dit is ook het beeld dat de rechtbank op de zitting van de verdachte heeft verkregen.
Ook daar heeft hij benadrukt dat zijn streven er eerst en vooral op is gericht om het leven van vóór het ombrengen van zijn echtgenote weer op te pakken. Hij heeft ook benoemd dat nu zijn echtgenote is overleden, een grote bron van spanning weg is en zijn problemen mogelijk verdwenen zijn. De verdachte heeft verklaard zich aan eventuele voorwaarden te willen houden, maar die toezegging lijkt vooral te moeten worden gezien in het licht van zijn streven naar een snel hervatten van het ‘oude leven’ en niet zo zeer als uiting van een intrinsieke motivatie tot behandeling van zijn stoornis.
Gelet op de deskundigenadviezen, de beschreven recidiverisico’s, de persoonlijkheid van de verdachte en zijn beperkte inzicht in zijn ziekte en de noodzaak van medicamenteuze behandeling, concludeert de rechtbank dat de maatschappij met een tbs met voorwaarden onvoldoende tegen de verdachte zou worden beschermd. Dat in het leven van de verdachte beschermende factoren aanwezig zijn, zoals een sociaal netwerk, inkomsten en huisvesting, maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met voorwaarden niet toereikend is en daarmee niet passend. Het recidiverisico kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden ingeperkt door een klinische behandeling in het kader van tbs met dwangverpleging.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan het wettelijke vereiste voor het opleggen van de tbs-maatregel inhoudende dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond en het bewezen verklaarde feit – doodslag – een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ook is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat dit ook geldt voor dwangverpleging. Daartoe is redengevend dat het bewezen verklaarde feit zeer ernstig is. Het is mede, gelet op het recidiverisico, essentieel dat de verdachte wordt behandeld. De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel met een bevel tot verpleging van overheidswege opleggen.
Op grond van artikel 38e Sr mag de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Het bewezen verklaarde feit vormt een dergelijk misdrijf, zodat de tbs de periode van vier jaar te boven kan gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Omdat de rechtbank een tbs-maatregel met een bevel tot verpleging van overheidswege zal gelasten, zal de rechtbank aan de verdachte ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.