ECLI:NL:RBDHA:2025:6402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
C/09/674294 / HA ZA 24-902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van de hoofdprijs van de Staatsloterij en uitleg van het deelnemersreglement

In deze zaak vordert de eiser, [eiser], betaling van de hoofdprijs van € 3.240.000,- van de Staatsloterij B.V. naar aanleiding van de trekking van 1 oktober 2023. De eiser stelt dat hij het winnende lot heeft gekocht, maar beschikt niet over het fysieke lot. De Staatsloterij heeft de prijs uitgekeerd aan de schoonvader van de eiser, die zich met het fysieke lot heeft gemeld. De rechtbank oordeelt dat de Staatsloterij niet gehouden was om de uitbetaling op te schorten of nader onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de schoonvader als aanbieder van het lot. De rechtbank wijst de vordering van de eiser af, omdat alleen de aanbieder van het fysieke lot recht heeft op de uitbetaling. De rechtbank oordeelt dat de Staatsloterij in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de prijs uit te keren aan de schoonvader, en dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vordering te onderbouwen. De rechtbank wijst ook de vordering tot het overleggen van geluidsbestanden van gesprekken tussen de Staatsloterij en de schoonvader toe, maar wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten af. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de Staatsloterij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/674294 / HA ZA 24-902
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat mr. J.A.Th. van den Berg te Rotterdam,
tegen
STAATSLOTERIJ B.V.te Rijswijk
gedaagde partij,
advocaat mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam.
De partijen worden hierna [eiser] en de Staatsloterij genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2024 met producties 1 tot en met 23;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
  • het tussenvonnis van 24 december 2024 waarin de mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte overlegging productie van de kant van [eiser] met productie 24.
1.2.
Op 4 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 2 september 2023 meerdere staatsloten gekocht voor de trekking van de Staatsloterij van 1 oktober 2023.
2.2.
Op trekkingen van de Staatsloterij is het Deelnemersreglement Staatsloterij B.V. van de Nederlandse Loterij van toepassing (hierna: het Deelnemersreglement). In het Deelnemersreglement zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel 3 Deelname
3.1.
Aan de door Staatsloterij B.V. aangeboden loterijen kan, afhankelijk van de gekozen spelvorm, worden deelgenomen:
A. door aankoop van één of meer deelnamebewijzen bij de officiële verkooppunten;
B. via het afgeven van een machtiging tot automatische incasso (abonnement);
C. langs elektronische weg (e-commerce);
3.2.
Deelname aan een door Staatsloterij B.V. georganiseerde loterij geschiedt uitsluitend op basis van de gegevens in de door Staatsloterij B.V. voor die loterij gebruikte registratie- en administratiesystemen.
[…]
Artikel 17 Verkrijgen van een prijs
[…]
17.2
Indien sprake is van de mogelijkheid tot het overleggen van een geldig deelnamebewijs, heeft uitsluitend de aanbieder ervan recht op uitbetaling van de op dat deelnamebewijs gevallen (deel van een geld)prijs.
[…]
Artikel 20 Weigeren van de uitbetaling van de prijs
20.1
Staatsloterij B.V. is gerechtigd de uitbetaling van een prijs op te schorten indien Staatsloterij B.V. gerechtvaardigde twijfels heeft over het recht van de aanbieder van het deelnamebewijs over het deelnamebewijs en/of de prijs te beschikken. Staatsloterij B.V. behoudt dit recht in ieder geval gedurende een (gerechtelijk) onderzoek naar de gegrondheid van die twijfels.
20.2
Staatsloterij B.V. is gerechtigd de uitbetaling van een prijs te weigeren indien uit onderzoek is gebleken dat een derde recht heeft op het deelnamebewijs en/of de prijs.”
2.3.
Op één van de door [eiser] gekochte loten (met het lotnummer CO 25819) is de hoofdprijs van € 3.240.000,- netto gevallen.
2.4.
Op 4 oktober 2023 heeft [naam 1] telefonisch contact opgenomen met de Staatsloterij namens zijn schoonvader, [naam 2] (hierna ook: de schoonvader). [naam 1] heeft in dit gesprek aangegeven dat zijn schoonvader het winnende lot had van de trekking van 1 oktober. [naam 1] heeft daarnaast vermeld dat er twee personen van plan zouden zijn om zich, ten onrechte, bij de Staatsloterij te melden als winnaars. Zij zouden beschikken over een foto van het winnende lot en stellen dat het lot van hen is, aldus [naam 1] .
2.5.
Op 5 oktober 2023 om 10:47 uur heeft [eiser] , die ook een schoonzoon is van [naam 2] , per e-mail aan de Staatsloterij laten weten dat hij de rechtmatige eigenaar is van het winnende staatslot. Hij heeft een foto van het lot meegestuurd, evenals een kassabon waaruit blijkt dat hij dit lot, samen met een aantal andere loten, heeft gekocht.
2.6.
Op 5 oktober 2023 om 14:00 uur heeft de schoonvader zich, samen met [naam 1] en één van zijn dochters, gemeld op het hoofdkantoor van de Staatsloterij. Medewerkers van de Staatsloterij hebben het lot van de schoonvader gescand om het op echtheid te controleren. Ook hebben zij de schoonvader enkele vragen gesteld, omdat er zich nog een andere persoon als winnaar had gemeld. Omdat de schoonvader moeite had met het beantwoorden van deze vragen, hebben zijn dochter en [naam 1] de vragen namens hem beantwoord. Zij hebben aan de medewerkers van de Staatsloterij verteld dat de schoonvader het winnende lot van [eiser] cadeau had gekregen. Het kwam volgens hen vaker voor dat [eiser] en de schoonvader samen loten kochten en dat de schoonvader dan een lot cadeau kreeg. De medewerkers van de Staatsloterij hebben de schoonvader vervolgens geïnformeerd dat zij de gang van zaken beter willen bestuderen, en dat zij op dat moment niet zouden overgaan tot uitbetaling van de hoofdprijs aan de schoonvader. Zij hebben het lot van de schoonvader in bewaring genomen.
2.7.
Op 5 oktober 2023 om 15:30 uur heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met de Staatsloterij. In dit gesprek heeft hij opnieuw te kennen gegeven dat het winnende staatslot van hem is en dat dit lot van hem is gestolen. Op vragen van de Staatsloterij heeft [eiser] geantwoord dat hij zich niet goed kan herinneren of zijn schoonvader aanwezig is geweest op de dag dat [eiser] de loten voor de trekking van 1 oktober heeft gekocht.
2.8.
Op 6 oktober 2023 heeft de Staatsloterij contact gehad met de politie in Rijswijk. Het interne gespreksverslag van de Staatsloterij luidt als volgt:
“Na meerdere contactmomenten met Politie Haaglanden op 6 oktober 2023 en uiteindelijk bureau Rijswijk, is [naam 3] (namens de Staatsloterij, rechtbank) diezelfde dag in contact gekomen met de wijkagent (naam: [naam 4] ?) van Rijswijk. Hij gaf aan dat [eiser] aangifte heeft willen doen dan wel heeft gedaan. De agent gaf aan de melding / aangifte niet verder in behandeling te nemen, omdat er geen strafbaar feit aantoonbaar is en dit aan [eiser] mede te delen. De politie laat weten van mening te zijn dat [eiser] het lot gegeven heeft en daarna (na het vallen van de prijs) spijt heeft gekregen van het geven van het lot. [eiser] kan geen sporen van braak, roof, overval of ontvreemding aantonen. Het lot is niet ontvreemd middels een beroving of inbraak. De politie beschouwt de situatie als een
civiele kwestie en adviseert meneer over te gaan op een civiele procedure om zijn gelijk te behalen omtrent het rechtmatige eigenaarschap van het lot. De politie ziet hierin ook geen rol voor Staatsloterij.”
2.9.
Op 11 oktober 2023 heeft de Staatsloterij een e-mail gestuurd aan [eiser] . De Staatsloterij schrijft in deze e-mail als volgt:
“Geachte heer [eiser] ,
Naar aanleiding van uw bericht ten aanzien van de uitkering van de Hoofdprijs van de Staatsloterijtrekking van 1 oktober jongstleden, berichten wij u als volgt.
Een persoon heeft zich inmiddels bij het hoofdkantoor van de Staatsloterij gemeld als winnaar van de hoofdprijs. Deze persoon heeft zich gelegitimeerd met een identificatiebewijs en heeft een geldig deelnamebewijs overgelegd waarop de Hoofdprijs is gevallen.
Volgens het van toepassing zijnde deelnemersreglement heeft uitsluitend de aanbieder van het deelnamebewijs recht op uitbetaling van de op dat deelnamebewijs gevallen prijs. Staatsloterij B.V. heeft onvoldoende reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de aanbieder van het deelnamebewijs om niet tot uitkering over te kunnen gaan. Op grond van de door de Kansspelautoriteit verleende vergunning tot het organiseren van de Staatsloterij is Staatsloterij B.V. verplicht om zo spoedig mogelijk tot uitkering van de prijzen over te gaan.
De prijs zal conform het deelnemersreglement worden uitbetaald door (al dan niet reguliere) overschrijving van het bedrag naar het IBAN van de aanbieder van het winnende deelnamebewijs.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
2.10.
De Staatsloterij heeft de hoofdprijs van de trekking van 1 oktober op of omstreeks 17 oktober 2023 uitbetaald aan de schoonvader.
2.11.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 7 december 2023 een kort geding aangespannen bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In het kort geding vordert [eiser] samengevat dat de hoofdprijs aan hem wordt uitgekeerd.
2.12.
Bij vonnis van 5 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Staatsloterij in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot uitbetaling aan de schoonvader.
2.13.
Nadien heeft [eiser] verlof gevraagd om derdenbeslag te leggen onder een of meerdere bankrekeningen van de Staatsloterij. Het verzochte verlof is afgewezen.
2.14.
Op 27 september 2024 heeft [eiser] de Staatsloterij gedagvaard in deze procedure.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. de Staatsloterij veroordeelt tot betaling van € 3.240.000,-, vermeerderd met wettelijke (handels)rente vanaf 27 september 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
subsidiair
2. de Staatsloterij veroordeelt om aan [eiser] binnen vijf dagen te verstrekken (1) de geluidsbestanden van de gesprekken die in 2023 zijn gevoerd tussen [eiser] en medewerkers van de Staatsloterij en van de gesprekken tussen (vertegenwoordigers van) de schoonvader en medewerkers van de Staatsloterij, en (2) het betalingsbewijs van het bedrag van € 3.240.000,- dat door de Staatsloterij aan de schoonvader zou zijn uitgekeerd; dit alles op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag;
zowel primair en subsidiair
3. de Staatsloterij veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 2.500,- althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
4. de Staatsloterij veroordeelt in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de vonnisdatum.
3.2.
[eiser] legt samengevat het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [eiser] heeft een geldig deelnamebewijs overgelegd. De Staatsloterij is daarom op grond van het Deelnemersreglement gehouden om de hoofdprijs van de trekking van 1 oktober 2023 aan hem te uit te keren. Voor zover in deze procedure zou komen vast te staan dat alleen de aanbieder van het fysieke lot aanspraak kan maken op uitbetaling van een op dat lot gevallen prijs, geldt dat de Staatsloterij gerechtvaardigde twijfels had moeten hebben over de vraag of de schoonvader bevoegd was om over het lot te beschikken. De Staatsloterij had daarom de betaling moeten opschorten.
3.3.
De Staatsloterij voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het lot is een recht aan toonder

4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag hoe het Deelnemersreglement moet worden uitgelegd.
4.2.
[eiser] meent dat hij, op basis van het Deelnemersreglement en het door hem aangevoerde bewijs, waaruit blijkt dat hij het winnende lot heeft gekocht en dat de schoonvader dit lot heeft verwisseld dan wel gestolen, als de rechtmatige winnaar van de hoofdprijs van de trekking van 1 oktober 2023 moet worden beschouwd.
4.3.
Volgens de Staatsloterij is voor het uitkeren van prijzen alleen van belang wie beschikt over het fysieke winnende lot. Dit betreft een recht aan toonder en het is voor uitkering van een prijs dan ook niet van belang wie het lot heeft gekocht, aldus de Staatsloterij.
4.4.
Bij de vaststelling van de verplichtingen van partijen op grond van het Deelnemersreglement moeten de bepalingen van het Deelnemersreglement naar objectieve maatstaven worden uitgelegd, waarbij in beginsel de bewoordingen van een bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van het Deelnemersreglement, van doorslaggevende betekenis zijn. Bij de uitleg die aldus aan een bepaling moet worden gegeven, kan onder meer acht worden geslagen op elders in het Deelnemersreglement gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe uiteenlopende, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. Gerechtshof Amsterdam 9 februari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:352). De toepasselijkheid van de hiervoor beschreven maatstaf volgt uit het feit dat het Deelnemersreglement is opgesteld door de Staatsloterij, zonder dat daarover is onderhandeld met deelnemers.
4.5.
[eiser] heeft ten eerste aangevoerd dat hij op grond van artikel 3 en 17 van het Deelnemersreglement als winnaar moet worden beschouwd, en uitbetaling van de hoofdprijs kan vorderen. Dit betoog faalt.
4.6.
In artikel 17 lid 2 van het Deelnemersreglement is bepaald dat, indien sprake is van een loterij met de mogelijkheid tot het overleggen van een geldig deelnamebewijs, uitsluitend de aanbieder van een geldig deelnamebewijs recht heeft op uitbetaling van de op dat deelnamebewijs gevallen prijs. Volgens [eiser] heeft hij door het overleggen van het aankoopbewijs en een foto van het winnende lot het bewijs geleverd waaruit blijkt dat hij degene is die heeft deelgenomen. De rechtbank volgt [eiser] daarin niet. Uit de taalkundige betekenis van artikel 17 lid 2 van het Deelnemersreglement volgt dat alleen degene die een (origineel) deelnamebewijs overlegt, recht heeft op uitbetaling van de op dat deelnamebewijs gevallen prijs. Een deelnamebewijs kan geen foto(kopie) zijn, omdat er maar één winnaar kan zijn, en het anders voor de Staatsloterij ondoenlijk zou worden om vast te stellen wie als aanbieder van het winnende lot heeft te gelden. Aangezien de schoonvader zich heeft gemeld met het fysieke winnende lot, heeft de Staatsloterij hem terecht als ‘aanbieder’ in de zin van artikel 17 lid 2 van het Deelnemersreglement mogen aanmerken. Het recht op uitkering van een op een deelnamebewijs gevallen prijs is aldus een recht aan toonder.
4.7.
Het beroep van [eiser] op artikel 3 van het Deelnemersreglement maakt het voorgaande niet anders. Volgens [eiser] volgt uit artikel 3 van het Deelnemersreglement dat hij, als koper van het winnende lot, als deelnemer moet worden aangemerkt. Nu [eiser] , en niet de schoonvader de deelnemer is in de zin van het Deelnemersreglement, kan ook alleen [eiser] worden aangemerkt als aanbieder van het winnende lot. De rechtbank verwerpt dit betoog. In artikel 3 lid 1 van het Deelnemersreglement is bepaald op welke wijze kan worden deelgenomen aan de door de Staatsloterij aangeboden loterijen. Artikel 3 lid 2 van het Deelnemersreglement bepaalt dat deelname aan een door de Staatsloterij georganiseerde loterij geschiedt uitsluitend op basis van de gegevens in de door de Staatsloterij voor die loterij gebruikte registratie- en administratiesystemen. Dat dit artikel bepaalt op welke wijze kan worden
deelgenomen, wil nog niet zeggen dat daarin ook wordt bepaald wie als
deelnemerof
aanbieder van een deelnamebewijsmoet worden aangemerkt. De door [eiser] voorgestane uitleg zou er bovendien toe leiden dat een lot feitelijk slechts in beperkte mate overdraagbaar is, omdat uiteindelijk alleen de oorspronkelijke koper van het winnende lot de prijs zou kunnen opeisen. De rechtbank acht dit, mede gelet op de omstandigheid dat de Staatsloterij onweersproken heeft gesteld dat het in (familiaire verhoudingen) regelmatig voorkomt dat loten worden geschonken, een onaannemelijk rechtsgevolg. De rechtbank gaat daarom aan de door [eiser] voorgestane uitleg voorbij.
4.8.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat artikel 17 lid 2 van het Deelnemersreglement zo moet worden begrepen dat alleen de aanbieder van het fysieke deelnamebewijs recht heeft op uitbetaling van de op dat lot gevallen prijs.
De Staatsloterij hoefde de betaling niet langer op te schorten of aanvullend onderzoek te doen
4.9.
[eiser] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat, voor zover alleen het ‘originele staatslot’ als deelnamebewijs kan worden beschouwd, de prijs alsnog aan [eiser] had moeten worden uitgekeerd. Daaraan legt [eiser] ten grondslag dat op basis van de door hem afgelegde verklaring, alsmede de door hem overgelegde bewijsstukken, de Staatsloterij gerede twijfels had moeten hebben over de vraag of de schoonvader bevoegd was om over het lot te beschikken. De Staatsloterij is volgens [eiser] op grond van artikel 20 lid 1 en 2 van het Deelnemersreglement in een dergelijk geval gehouden om nader onderzoek te verrichten. Indien de Staatsloterij een volledig en zorgvuldig onderzoek zou hebben verricht, dan zou de Staatsloterij tot de conclusie zijn gekomen dat de schoonvader het winnende lot van [eiser] had gestolen. De omstandigheid dat de Staatsloterij een volledig en zorgvuldig onderzoek achterwege heeft gelaten maakt dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming (6:74 BW) dan wel een onrechtmatige daad (6:162 BW).
4.10.
Volgens de Staatsloterij verplicht artikel 20 van het Deelnemersreglement haar niet om onderzoek te doen naar de bevoegdheid van de schoonvader om over het lot te beschikken. Artikel 20 moet in samenhang worden gelezen met artikel 19 van de aan de Staatsloterij verleende vergunning, op grond waarvan de Staatsloterij gehouden is om de prijzen zo spoedig mogelijk uit te keren. Artikel 20 van het Deelnemersreglement is bedoeld om te voorkomen dat de Staatsloterij direct aansprakelijk wordt gehouden door de degene die het fysieke lot aanbiedt, als de Staatsloterij zou besluiten om niet direct tot uitkering over te gaan bij gerechtvaardigde twijfels. Voor zover dit artikel wel een verplichting bevat om onderzoek te doen, worden aan dit onderzoek geen nadere eisen gesteld, en heeft de Staatsloterij in dit geval aan deze verplichting voldaan.
4.11.
De rechtbank overweegt dat artikel 20 lid 1 van het Deelnemersreglement bepaalt dat de Staatsloterij de bevoegdheid heeft om de uitbetaling van een prijs op te schorten indien de Staatsloterij gerechtvaardigde twijfels heeft over het recht van de aanbieder van het deelnamebewijs om over het deelnamebewijs en/of de prijs te beschikken. Deze bevoegdheid bestaat in ieder geval gedurende een (gerechtelijk) onderzoek naar de gegrondheid van die twijfels. Lid 2 bepaalt dat de Staatsloterij de bevoegdheid heeft om de uitbetaling van een prijs te weigeren indien uit onderzoek is gebleken dat een derde recht heeft op het deelnamebewijs en/of de prijs. Artikel 20 lid 1 en 2 kan, anders dan [eiser] tot uitgangspunt lijkt te nemen, niet zo worden uitgelegd dat bij twijfels over de bevoegdheid van een aanbieder om over het deelnamebewijs te beschikken, het aan de Staatsloterij is om onderzoek te doen naar de gegrondheid van die twijfels. Een dergelijke uitleg ligt ook niet voor de hand, omdat de Staatsloterij onweersproken heeft toegelicht dat zij niet op een dergelijke taak is toegerust, en een dergelijke verplichting zich bovendien moeilijk laat verenigen met de aard van een recht aan toonder. Daarbij komt dat [eiser] zelf ook in een civiele procedure kan laten vaststellen dat de schoonvader het lot van hem heeft gestolen, en eventueel ter verzekering van zijn vordering op de schoonvader conservatoir derdenbeslag onder de Staatsloterij kan laten leggen. Een verplichting van de Staatsloterij om de ‘rechtmatige winnaar’ vast te stellen zou dus zonder noodzaak tot een zware administratieve last voor de Staatsloterij leiden.
4.12.
Het voorgaande betekent dat de Staatsloterij op grond van artikel 20 van het Deelnemersreglement niet gehouden is tot het doen van onderzoek naar de vraag of de schoonvader het winnende lot door schenking of diefstal heeft verkregen. Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat de Staatsloterij in de gegeven omstandigheden gehouden was om de uitkomst van een civiele procedure tussen [eiser] en zijn schoonvader af te wachten, geldt het volgende.
4.13.
Artikel 3:109 BW bepaalt dat wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden. Artikel 3:119 BW bepaalt dat de bezitter van een goed wordt vermoed de rechthebbende te zijn. Het voorgaande betekent dat, nu de schoonvader het lot feitelijk in zijn macht had, de Staatsloterij er in beginsel vanuit mocht gaan dat de schoonvader ook rechthebbende was. Tussen partijen is niet in geschil dat, nadat zowel de schoonvader als [eiser] zich bij de Staatsloterij als winnaar hadden gemeld, de Staatsloterij zowel met [eiser] als met (vertegenwoordigers van) de schoonvader in gesprek is gegaan. Namens de schoonvader hebben zijn dochter en [naam 1] verklaard dat de schoonvader het lot cadeau heeft gekregen van [eiser] . Ook hebben zij verklaard dat de schoonvader regelmatig loten kocht met [eiser] en dat het bovendien vaker voorkwam dat de schoonvader loten cadeau kreeg van [eiser] . De Staatsloterij heeft op dezelfde dag telefonisch contact opgenomen met [eiser] en naar zijn kant van het verhaal gevraagd. [eiser] heeft in dit gesprek toegelicht dat de schoonvader tijdens een etentje bij de schoonvader thuis het winnende lot heeft omgewisseld voor een ander lot. [eiser] heeft verder bevestigd dat hij vaker met de schoonvader loten kocht, maar dat hij zich niet kon herinneren of de schoonvader bij de aankoop van het winnende lot aanwezig was. De Staatsloterij heeft verder op 6 oktober 2023 contact opgenomen met de politie. Uit het door de Staatsloterij gemaakte gespreksverslag volgt dat de politie de kwestie als een civiele aangelegenheid beschouwde, er vanuit ging dat [eiser] na de schenking van het lot aan zijn schoonvader spijt heeft gekregen en dat de politie de aangifte van [eiser] niet in behandeling zal nemen.
4.14.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de Staatsloterij in redelijkheid tot het oordeel mocht komen dat de verklaring van schoonvader niet op voorhand onaannemelijk was. Dat [eiser] bij de Staatsloterij een verklaring heeft afgelegd die evengoed op waarheid kan berusten, maakt niet dat de Staatsloterij gehouden was om de uitbetaling van de prijs nog langer op te schorten, omdat het niet aan de Staatsloterij is om vast te stellen wie bevoegd is om over het winnende lot te beschikken (zie rov. 4.12).
4.15.
Van belang is verder dat de Staatsloterij [eiser] vóór de uitkering van het prijzengeld voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn eigen rechten veilig te stellen.
De Staatsloterij heeft in dit verband bij e-mail van 11 oktober 2023 aan [eiser] medegedeeld dat de hoofdprijs aan de schoonvader zou worden uitbetaald, hetgeen omstreeks 17 oktober 2023 ook daadwerkelijk is gebeurd. Volgens [eiser] heeft hij deze e-mail nooit ontvangen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om er aan te twijfelen dat de e-mail wel degelijk is verstuurd. Bovendien heeft de Staatsloterij tijdens de mondelinge behandeling onweersproken toegelicht dat zij een aantal dagen vóór de uitbetaling van het prijzengeld ook de toenmalige advocaat van [eiser] telefonisch op de hoogte heeft gesteld van het voornemen om de prijs aan de schoonvader uit te keren. Dat [eiser] er in de gegeven omstandigheden voor heeft gekozen om geen conservatoir derdenbeslag onder de Staatsloterij te leggen, behoort voor zijn eigen risico te blijven.
4.16.
[eiser] heeft in deze omstandigheden, en mede gelet op de verplichting van de Staatsloterij om een prijs zo spoedig mogelijk aan de winnaar uit te keren, onvoldoende gemotiveerd toegelicht dat de Staatsloterij op grond van artikel 20 van het Deelnemersreglement in oktober 2023 gebruik had moeten maken van haar bevoegdheid om de uitbetaling van de prijs (nog langer) op te schorten. Dat met de uitkering van de prijs een aanzienlijk geldbedrag gemoeid was, en daarom van de Staatsloterij een grotere mate van zorgvuldigheid mocht worden verwacht maakt dat niet anders, omdat bij een groot geldbedrag ook een meer voortvarende houding van [eiser] mag worden verwacht.
4.17.
[eiser] heeft ten slotte ook nog aangevoerd dat de Staatsloterij op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid verplicht was om betaling op te schorten, maar dit beroep faalt om de dezelfde redenen.
Tussenconclusie: de vordering tot betaling van de hoofdprijs wordt afgewezen
4.18.
De conclusie van het voorgaande is dat de primaire vordering van [eiser] , tot betaling van de hoofdprijs, zal worden afgewezen.
Vordering tot overleggen van bescheiden toegewezen
4.19.
[eiser] vordert op grond van artikel 843a (oud) Rv afgifte van de geluidsbestanden van de gesprekken die in 2023 zijn gevoerd tussen [eiser] en medewerkers van de Staatsloterij, en tussen (vertegenwoordigers van) de schoonvader en medewerkers van de Staatsloterij. Ook heeft [eiser] op grond van ditzelfde artikel afgifte gevorderd van het betalingsbewijs van het bedrag van € 3.240.000,- dat door de Staatsloterij aan de schoonvader zou zijn uitgekeerd.
4.20.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangegeven geen belang meer te hebben bij het gevorderde betalingsbewijs. Namens de Staatsloterij is aangeboden om de geluidsbestanden van de gesprekken die [eiser] met medewerkers van de Staatsloterij heeft gevoerd aan [eiser] te verstrekken. De rechtbank behoeft daarom alleen nog maar een beslissing te nemen ten aanzien van de geluidsbestanden van de gesprekken die tussen de schoonvader en/of zijn vertegenwoordigers met de medewerkers van de Staatsloterij zijn gevoerd.
4.21.
[eiser] baseert zijn vordering op artikel 843a (oud) Rv. Die bepaling is per 1 januari 2025 vervallen, maar blijft op grond van overgangsrecht van toepassing in deze zaak omdat deze vordering voor die datum bij deze rechtbank aanhangig is gemaakt (artikel XIIA Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht). Degene die op grond van artikel 843a Rv inzage vordert in bescheiden moet daarbij (i) een rechtmatig belang hebben, het moet gaan om (ii) voldoende bepaalde bescheiden, en die bescheiden moeten betrekking hebben op (iii) een rechtsbetrekking waarbij de betrokkene partij is.
4.22.
[eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank een rechtmatig belang bij zijn vordering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat hij voornemens is om een procedure tegen zijn schoonvader te beginnen, en er daarom belang bij heeft om te weten wat zijn schoonvader precies heeft verklaard over het verkrijgen van het winnende lot, zodat hij in een procedure kan aantonen dat de verklaring van de schoonvader niet klopt. [eiser] heeft er daarom een rechtmatig belang bij om te weten wat zijn schoonvader precies, en onder welke omstandigheden, bij de Staatsloterij heeft verklaard. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de overige voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan. Voor zover de Staatsloterij heeft gesteld dat de privacy van de betrokkenen aan de overlegging van de gevraagde bestanden in de weg staat, wordt dit door de rechtbank verworpen. Daarbij is van belang dat het in dit geval gaat om gesprekken waar slechts een zeer beperkt aantal, bij alle partijen bekende, personen bij betrokken is geweest, en de in het gesprek gedeelde gegevens geen vertrouwelijk karakter hebben. Het belang van [eiser] bij waarheidsvinding dient daarom zwaarder te wegen dan de privacy van (de vertegenwoordigers van) de schoonvader.
4.23.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de subsidiaire vordering van [eiser] zal toewijzen voor zover deze ziet op de afgifte van de geluidsbestanden van de gesprekken die in 2023 tussen (vertegenwoordigers van) de schoonvader en de Staatsloterij zijn gevoerd. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu [eiser] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat moet worden gevreesd dat de Staatsloterij niet aan de veroordeling zal voldoen.
Buitengerechtelijke kosten
4.24.
[eiser] heeft ook buitengerechtelijke kosten gevorderd. Deze vordering zal worden afgewezen, nu primaire vordering wordt afgewezen en [eiser] niet heeft toegelicht welke buitengerechtelijke kosten hij heeft gemaakt ten aanzien van de subsidiaire vordering.
Proceskosten
4.25.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kosten aan de zijde van de Staatsloterij worden begroot op:
- griffierecht € 6.617,-
- salaris advocaat € 8.714,- (2 punten × tarief II á € 4.357,-)
- nakosten
€ 178,- (plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 15.509,-

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt de Staatsloterij om aan [eiser] te verstrekken (een gegevensdrager met) de geluidsbestanden van de gesprekken die in 2023 zijn gevoerd tussen (vertegenwoordigers van) de schoonvader en medewerkers van de Staatsloterij, zulks binnen vier weken na de datum van het vonnis,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van de Staatsloterij van € 15.509,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet hij wettelijke rente betalen over de proceskosten en moet hij € 92,- euro extra betalen aan nakosten, plus betekeningskosten,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 3516