ECLI:NL:RBDHA:2025:6372
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf van een Syrische eiser op basis van jongvolwassenenbeleid en afhankelijkheidsrelatie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat er volgens de minister geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De eiser, geboren in 1999, had eerder zelfstandig gewoond in Cyprus en Turkije en werd niet langer als onderdeel van het gezin van zijn moeder beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, omdat hij stappen naar zelfstandigheid heeft gezet en niet meer in gezinsverband met zijn ouders leeft. De rechtbank concludeert dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen de eiser en zijn moeder, en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag op goede gronden is gedaan. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.