ECLI:NL:RBDHA:2025:6370
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER en verzoek voorlopige voorziening
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER, die was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een Braziliaanse vrouw, had de aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige zoon in Nederland te verblijven. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van het argument dat eiseres niet ten laste kwam van haar zoon, en dat zij niet had aangetoond dat zij financieel afhankelijk was van hem. Eiseres betwistte deze afwijzing en voerde aan dat zij en haar zoon samenwoonden en dat zij emotioneel en financieel afhankelijk van hem was. De rechtbank concludeert echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het recht op gezinsleven, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.