ECLI:NL:RBDHA:2025:633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/09/677678 / FT RK 24/1134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijk verklaring WSNP-verzoek in verband met financieel onstabiele situatie

Op 20 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van mevrouw [naam 1]. Mevrouw [naam 1] had de rechtbank verzocht om de ontruiming van haar woning door Stichting Woonpartners Midden-Holland te verbieden, omdat deze ontruiming gepland stond voor 21 januari 2025. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van een financieel stabiele situatie en er geen minnelijk traject was gestart. Mevrouw [naam 1] heeft een Wajong-uitkering, maar haar financiële situatie is onstabiel, waardoor zij niet in staat is om haar huurverplichtingen na te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huur van januari 2025 niet betaald is en dat de huurachterstand is opgelopen. Woonpartners heeft verweer gevoerd en gesteld dat mevrouw [naam 1] zich niet aan de afspraken in de huurovereenkomst heeft gehouden, wat heeft geleid tot de huurachterstand. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende garanties zijn dat de lopende huurtermijnen zullen worden betaald en dat er geen begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening afgewezen en mevrouw [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, omdat de benodigde stukken ontbraken. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/677678 / FT RK 24/1134
vonnis op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 20 januari 2025
[naam 1],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: mevrouw [naam 1] ,
advocaat: M. Raaijmakers,
tegen
Stichting Woonpartners Midden-Holland, stichting voor Bouwen en Beheren,
gevestigd te Waddinxveen,
hierna: Woonpartners,
gemachtigde: Flanderijn,
Advocaat: R.J. Maassen.
Waar deze zaak over gaat
Op 21 januari 2025 wil Woonpartners de woning van mevrouw [naam 1] ontruimen. Mevrouw [naam 1] heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming van haar woning voor zes maanden wordt verboden. De rechtbank wijst het verzoek af en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 23 december 2024 heeft mevrouw [naam 1] gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft mevrouw [naam 1] ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat stichting Woonpartners wordt verboden om de woning aan het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] te ontruimen. Mevrouw [naam 1] huurt deze woning van stichting Woonpartners. De ontruiming staat inmiddels gepland op 21 januari 2025.
1.3.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 20 januari 2025. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam 1] , telefonisch bijgestaan door mr. M. Raaijmakers,
- mevrouw [naam 1] , zus van mevrouw [naam 1] ,
- de heer J. Halingshuis, beoogd beschermingsbewindvoerder namens SR Bewindvoering,
- mevrouw [naam 2] , namens stichting Woonpartners,
- mevrouw [naam 3] , namens stichting Woonpartners,
- mr. R.J. Maassen, namens stichting Woonpartners.
1.4.
Woonpartners en haar advocaat mr. R.J. Maassen hebben ter zitting verweer gevoerd.

2.Standpunt van partijen

2.1.
Namens mevrouw [naam 1] is naar voren gebracht dat zij een stabiel inkomen heeft, ze ontvangt een Wajong-uitkering. Daardoor is het mogelijk om de lopende huur te voldoen. Namens mevrouw [naam 1] is beschermingsbewind aangevraagd. Ze is bezig met de beoogd bewindvoerder om het beslag eraf te halen waardoor ze de lopende verplichten kan voldoen. Voor de achterstanden wil ze een schuldhulpverleningstraject ingaan. De gemeente Waddinxveen weigert vooralsnog daaraan mee te werken. De reden daarvoor is onbekend. Mevrouw [naam 1] heeft verteld dat zij op allerlei gebieden wordt tegengewerkt door de gemeente.
2.2.
Woonpartners verzoekt om de voorlopige voorziening af te wijzen. Uit de huurovereenkomst blijkt dat sprake is van een huurovereenkomst met een zorgdakconstructie. In dat contract zijn afspraken gemaakt ten aanzien van woonbegeleiding en bewindvoering. Volgens Woonpartners heeft mevrouw [naam 1] zich structureel niet aan die afspraken gehouden. Budgetbeheer en bewindvoering werden door haar éénzijdig beëindigd en ook de vereiste woonbegeleiding werd gestopt. Er ontstond een aanzienlijke huurachterstand. Na overleg heeft Woonpartners mevrouw [naam 1] een ‘laatste kans’ huurovereenkomst gegeven waarin opnieuw afspraken zijn gemaakt over bewindvoering en woonbegeleiding. Opnieuw bleek dat geen sprake was van bestendige bewindvoering, budgetbeheer en/of woonbegeleiding. De huurachterstand bleef verder oplopen.
2.3.
De huur van januari 2025 is niet betaald. De huur van oktober t/m december 2024 is wel betaald maar niet door mevrouw [naam 1] zelf maar door de heer [naam 4] . Tot slot geeft Stichting Woonpartners aan geen informatie te hebben waaruit blijkt dat een minnelijk traject in het kader van de schuldsanering is opgestart. Gezien de voorgeschiedenis heeft Woonpartners er geen vertrouwen in dat mevrouw [naam 1] voldoende zal meewerken aan bewindvoering en een schuldhulpverleningstraject en dat de lopende verplichtingen zullen worden nagekomen.

3.De beoordeling

Het doel van de voorlopige voorziening
3.1.
Bij een gedwongen ontruiming is sprake van een bedreigende situatie. De wet biedt in dat geval de mogelijkheid om die bedreiging tijdelijk op te schorten, zodat mevrouw [naam 1] in staat is het minnelijke traject voort te zetten. Zij kan dan met haar schuldeisers een regeling voor haar schulden proberen te bereiken en wordt in die periode dan niet gehinderd door (executie)maatregelen. Voorwaarde is wel dat is gestart met het minnelijk traject.
Is sprake van een bedreigende situatie?
3.2.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een bedreigende situatie. De woningontruiming is namelijk aangezegd tegen 21 januari 2025.
Is een aanvang gemaakt met het minnelijk traject?
3.3.
Met het minnelijk traject is nog geen start gemaakt. De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw is geen op zichzelf staande voorziening, maar dient ter ondersteuning van een minnelijk schuldsaneringstraject. Deze voorziening heeft tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling voor zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden (Kamerstukken I 2006-2007, 29 942, C, p. 5). Hieruit blijkt dat, wil artikel 287b Fw van toepassing kunnen zijn, er met het minnelijk schuldsaneringstraject een begin moet zijn gemaakt, of dat in ieder geval hiermee op zeer korte termijn zal worden begonnen. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken blijkt niet dat dit het geval is.
3.4.
Mevrouw [naam 1] heeft een e-mail verstuurd aan de Gemeente Waddinxveen met het verzoek om schuldhulpverlening. Een reactie daarop van de Gemeente is niet overgelegd. In het verzoekschrift voorlopige voorziening staat bij de gegevens van de betrokken schuldhulpverlener dat deze ‘onbekend’ zijn. Op 13 december 2024 is wel beschermingsbewind aangevraagd maar dit is nog niet verleend. De beoogd beschermingsbewindvoerder heeft op zitting aangegeven dat de gemeente het schuldhulpverleningstraject nog niet wil opstarten omdat de situatie van mevrouw [naam 1] nog onvoldoende stabiel is en het beschermingsbewind nog niet is uitgesproken. De rechtbank concludeert daaruit dat nog geen aanvang is gemaakt met het minnelijk traject en dat gezien de financieel onstabiele situatie van mevrouw [naam 1] , het ook niet te verwachten is dat daarmee op zeer korte termijn zal worden begonnen.
Worden de lopende termijnen betaald?
3.5.
Mevrouw [naam 1] heeft een Wajong uitkering. Op deze uitkering is beslag gelegd waardoor zij, na aftrek van de premie zorgverzekering, kan beschikken over een netto bedrag van € 892,40. De maandelijkse huur bedraagt € 600,00. In haar eigen verklaring en op zitting heeft mevrouw [naam 1] toegelicht dat dit bedrag onvoldoende is om in haar basisbehoeften te kunnen voorzien. Haar energiekosten bedragen per maand al € 320,00. Dat is ook de reden dat de huur van oktober t/m december 2024 is betaald door een kennis van haar, de heer Nicolai. Mevrouw [naam 1] betaalde aan hem wat zij kon en hij vulde dit aan zodat de huur kon worden betaald. De huur van januari is niet betaald omdat mevrouw [naam 1] daar nog geen geld voor had.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat onvoldoende is gegarandeerd dat de lopende termijnen zullen worden betaald. Mevrouw [naam 1] beschikt op dit moment over onvoldoende financiële middelen om haar vaste lasten, waaronder de huur, te kunnen voldoen. De beoogd beschermingsbewindvoerder heeft aangegeven dat hij het beslag wil laten opheffen zodra hij is benoemd. De uitkomst van een dergelijk verzoek tot opheffing van het beslag is echter nog onzeker en kost tijd. Van bewind is op dit moment nog geen sprake en het is onduidelijk wanneer het bewind zal worden uitgesproken. Over januari is inmiddels al een nieuwe huurachterstand ontstaan. Er is dus geen sprake van de voor het verlenen van een moratorium vereiste stabiliteit, aldus dat inkomsten en uitgaven in evenwicht zijn. Evenmin is gebleken dat dit op korte termijn zal of kan worden gerealiseerd.
3.7.
Dit alles maakt dat de rechtbank het op artikel 287b Fw gebaseerde verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening zal afwijzen.
Het WSNP-verzoek
3.8.
Ten aanzien van het verzoek tot het toepassen van de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt mevrouw [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, nu de daarvoor benodigde stukken als bedoeld in artikel 285 Fw ontbreken. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit verzoek aan te houden om de stukken te completeren, omdat nog geen begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
- verklaart
[naam 1]niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met H.E. Keskin, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.