In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 4 september 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, waardoor de termijn voor de beslissing op de aanvraag op vijftien maanden is gesteld. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 7 maart 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de minister op 21 maart 2025 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank concludeert dat, omdat er inmiddels een besluit is genomen, er geen aanleiding is om de minister te veroordelen tot het nemen van een nieuw besluit. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is om deze reden ook niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank beslist dat de minister geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen en dat er geen proceskostenvergoeding aan eiser verschuldigd is. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 15 april 2025.