6.1.Op grond van artikel 26.1, aanhef en onder a van het bestemmingsplan kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van artikel 23, onder b, onder voorwaarde dat
1. de zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat, tenminste een volledige bouwlaag beslaat;
2. de parkeerdruk in het gebied waarin de te splitsen woning volgens het ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan vigerende Nota Parkeernormen Den Haag opgenomen kaartfragment met stadsdeel- wijk en buurtgrenzen is gelegen, niet meer bedraagt dan 90%;
3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
4. in het Rijksbeschermd stadsgezicht is artikel 21 onverminderd van toepassing.
Inhoudelijke overwegingen
7. De rechtbank stelt voorop dat het college de bezwaren van de omwonenden tegen de eerste omgevingsvergunning, met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege mede gericht heeft geacht tegen de tweede en derde omgevingsvergunning. Nu geen van de partijen hiertegen in beroep is opgekomen en gelet op de samenhang tussen de opvolgend aangevraagde bouwplannen, zal de rechtbank hierbij aansluiten. De rechtbank ziet wel aanleiding om, anders dan het college in het bestreden besluit heeft gedaan, de drie onderscheiden omgevingsvergunningen elk afzonderlijk te beoordelen.
De eerste omgevingsvergunning
8. De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit – met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie – heeft uiteengezet dat de eerste omgevingsvergunning geen strijd oplevert met het splitsingsverbod. Ter zitting heeft het college dit standpunt bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit standpunt juist. Met de eerste omgevingsvergunning is onder meer de realisatie van een extra bouwlaag met daarin twee zelfstandige woningen vergund. Het gaat hierbij om het toevoegen van twee nieuwe woningen, niet om het splitsen van een reeds bestaande woning in twee of meer nieuwe woningen. Dat betekent dat het splitsingsverbod niet in de weg stond aan verlening van deze omgevingsvergunning. Niet valt daarom in te zien waarom het college desondanks in het bestreden besluit aanleiding heeft gezien om de eerste omgevingsvergunning te herroepen wegens strijd met het splitsingsverbod. De rechtbank volgt het college niet voor zover dit het standpunt heeft ingenomen dat de herroeping van de eerste omgevingsvergunning was aangewezen omdat door het verlenen van de tweede en/of derde omgevingsvergunning alsnog strijd met het splitsingsverbod ontstond. De eerste omgevingsvergunning betreft een zelfstandig bouwproject dat kan worden gerealiseerd, los van de wijzigingen die nadien met de tweede en derde omgevingsvergunning zijn vergund. In zoverre slaagt het betoog van eiseres.