ECLI:NL:RBDHA:2025:6248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.3311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Eritrese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt dat hij geboren is in 2006, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op basis van twijfels over de geloofwaardigheid van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De rechtbank heeft op 12 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit en herkomst van de eiser niet geloofwaardig zijn, onderbouwd door het ontbreken van voldoende documenten en tegenstrijdige verklaringen van de eiser over zijn leeftijd en achtergrond. De rechtbank wijst erop dat de minister ook een inreisverbod voor twee jaar heeft opgelegd, wat betekent dat de eiser Nederland niet mag binnenkomen gedurende deze periode. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en de eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3311
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt dat hij de Eritrese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2006. De minister gaat uit van de geboortedatum die is geregistreerd in Italië, namelijk [geboortedatum] 2000. Eiser heeft op 14 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL25.3312). Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, D. Hafrah als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eisers vader zat in de militaire dienst en is op een gegeven moment gedeserteerd. Ongeveer een maand daarna kwamen er militairen bij hen thuis, waarbij zij eisers vader hebben geslagen en hebben meegenomen. Eiser is hierna met zijn moeder vertrokken en heeft Eritrea verlaten. Bij terugkeer naar Eritrea vreest eiser te worden gestraft voor zijn illegale uitreis. Ook verwacht eiser dat hij dan de militaire dienst zal moeten vervullen. Dat wil eiser niet, want hij wil niemand vermoorden. Eiser betoogt dat hij daarom niet kan terugkeren naar Eritrea.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
dienstplicht;
illegale uitreis uit Eritrea.
6. De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiser onvoldoende documenten gegeven ter onderbouwing daarvan en heeft hij daarvoor geen goede verklaring. Verder vormen de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst volgens de minister geen samenhangend en aannemelijk geheel. De minister heeft in dat verband aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn leeftijd. Ook heeft eiser summier verklaard over de dienstplicht in Eritrea en heeft hij wisselend verklaard over zijn leeftijd bij uitreis. Verder zijn volgens de minister de door eiser afgelegde verklaringen tijdens het herkomstonderzoek niet doorslaggevend. Dat eiser enkele algemene en topografische vragen over (zijn gestelde herkomstgebied in) Eritrea juist weet te beantwoorden maakt zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet alsnog geloofwaardig. Omdat de minister ongeloofwaardig acht dat eiser uit Eritrea komt, heeft de minister de overige asielmotieven (de dienstplicht en de illegale uitreis uit Eritrea) niet inhoudelijk beoordeeld. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft in het bestreden besluit ook bepaald dat eiser een terugkeerbesluit krijgt waarin staat dat hij onmiddellijk moet vertrekken, en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.

De identiteit, nationaliteit en herkomst

7. De rechtbank is van oordeel dat de minister de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
Documenten
8. Eiser voert aan dat hij in bewijsnood verkeert om via schriftelijke documenten zijn identiteit aan te tonen. Aangezien hij is gevlucht uit een dictatoriaal land, kan hij geen identiteitskaart of paspoort bij de Eritrese autoriteiten aanvragen. Ook heeft hij al op jonge leeftijd Eritrea verlaten.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser onvoldoende documenten heeft gegeven en daarvoor geen goede verklaring heeft. De minister heeft er terecht op gewezen dat uit het Algemeen ambtsbericht Eritrea van december 2023 (p. 27 t/m 30) blijkt dat minderjarigen in het bezit kunnen zijn van verschillende identiteitsdocumenten zoals een family residence card, een schoolpas, een doopakte en een geboorteakte. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet voor hem geldt, en dat hij dus in bewijsnood verkeert. Eiser heeft een doopakte overgelegd, maar deze is volgens Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft daar geen contra-expertise tegen ingebracht.
Verder mocht de minister aan eiser tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard in het nader gehoor (p. 4 en 5) over waarom hij de schoolkaart niet kan overleggen: eiser verklaart dat hij de schoolkaart is verloren, maar ook dat hij hem niet kan overleggen omdat zijn ouders in Ethiopië zijn, en dat hij vergeten is om hem mee te nemen. Daarnaast mocht de minister de kopieën van identiteitsdocumenten van de gestelde ouders van eiser (die eiser in beroep heeft overgelegd) onvoldoende vinden. De minister heeft er op de zitting terecht op gewezen dat daaruit niet blijkt dat het daadwerkelijk de ouders zijn van eiser en dat er ook geen gegevens van eiser op staan. De minister mocht daarom ook de grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw aan eiser tegenwerpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Opgeven van andere leeftijd in Italië
10. Eiser voert aan dat hij in Italië heeft verklaard meerderjarig te zijn, louter om te kunnen doorreizen. Het is eerder regel dan uitzondering dat minderjarige Eritreeërs die aankomen in Italië opgeven dat zij meerderjarig zijn om te kunnen doorreizen. In Nederland heeft hij zijn werkelijke geboortedatum, namelijk [geboortedatum] 2006, opgegeven. Eiser bestrijdt dus de stelling van de minister dat hij de Nederlandse autoriteiten heeft voorgelogen om zichzelf in een gunstigere positie te brengen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de minister aan eiser mocht tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn leeftijd en over de oorzaak van die tegenstrijdigheid. De minister heeft er terecht op gewezen dat eiser zelf tijdens het nader gehoor (p. 12) heeft verklaard dat hij een of twee weken op zee was gebleven voor hij naar Italië ging, waardoor hij niet helder kon nadenken en niet meer weet wat hij daar als geboortedatum heeft opgegeven. Pas in de zienswijze heeft eiser aangevoerd dat hij de andere geboortedatum heeft opgegeven om te kunnen doorreizen. Verder is het weliswaar niet ongebruikelijk dat minderjarige asielzoekers in Italië een andere geboortedatum opgeven om te kunnen doorreizen, maar dat betekent niet dat de minister er zonder meer van uit moet gaan dat dit bij eiser ook het geval was. Het belang dat eiser daarbij stelt te hebben gehad (om te kunnen doorreizen) staat tegenover het belang dat eiser in Nederland zou kunnen hebben om als minderjarige te worden behandeld. De minister mag in zo’n situatie van eiser verwachten dat hij zijn verklaring onderbouwt, al dan niet met identificerende of indicatieve documenten. Eiser heeft immers zelf de onduidelijkheid over zijn geboortedatum veroorzaakt door in de lidstaten verschillend hierover te verklaren. Het is dan ook aan hem om de verwarring over zijn geboortedatum zoveel als mogelijk weg te nemen. Dat heeft eiser niet gedaan met de overgelegde doopakte. Dit document is immers volgens Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. De overgelegde kopieën van identiteitskaarten van eisers gestelde ouders zijn ook hier onvoldoende, omdat daaruit niet blijkt dat dit daadwerkelijk eisers ouders zijn en wanneer eiser zou zijn geboren. De beroepsgrond slaagt niet.

Verklaringen van eiser

12. Eiser voert aan dat hij in zijn leven veel narigheid heeft meegemaakt en van nature kort van stof is. Dat kan ertoe hebben geleid dat de minister zijn antwoorden te summier acht. Hij heeft alle vragen naar eer en geweten beantwoord in overeenstemming met zijn kennis, herinnering en scholing. Verder heeft hij een warrige manier van verklaren, veel last van stress en haalt hij gemakkelijk jaartallen door elkaar.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat eiser zonder bericht niet is verschenen op het spreekuur van MediFirst, waardoor er geen medisch advies horen en beslissen is uitgebracht. Verder is het referentiekader van eiser (zoals hoe oud hij is en hoe lang hij naar school is geweest) door de tegenstrijdige verklaringen niet goed te achterhalen. Eiser heeft zelf niet met documenten onderbouwd dat hij beperkt is in zijn vermogen om te verklaren. Eiser heeft dit ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt. Ook heeft eiser tijdens het gehoor met de AVIM en het nader gehoor met de IND niet aangegeven dat hij moeite heeft met verklaren. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister aan eiser mocht tegenwerpen dat hij summier en tegenstrijdig heeft verklaard. De minister mocht zich daarbij ook op het standpunt stellen dat het hebben van stress bij het gehoor met de AVIM geen verschoonbare reden is om dermate wisselend te verklaren. De beroepsgrond slaagt niet.
Kennis herkomstgebied
14. Eiser voert aan dat uit het nader gehoor (p. 6 en 7) blijkt dat hij beschikt over een aanzienlijke kennis van zijn herkomstgebied. Zo is hij in staat om aan te geven waar zijn dorp [plaats] ligt, hoe lang men moet lopen naar de omringende dorpen, hoe het landschap eruit ziet, hoe zijn vader is mishandeld en hoe hij samen met zijn moeder en broertje is gevlucht naar Ethiopië, zonder dat de minister melding heeft gemaakt van tegenstrijdigheden of ongeloofwaardigheden. Dat had volgens eiser voor de minister aanleiding moeten zijn om zijn herkomst toch geloofwaardig te achten, of om in ieder geval een taalanalyse uit te voeren.
15. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiser afgelegde verklaringen tijdens het herkomstonderzoek niet doorslaggevend zijn. De minister mocht de omstandigheid dat eiser topografische vragen over zijn herkomstgebied juist heeft beantwoord, onvoldoende vinden om alsnog uit te gaan van zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De minister mocht daarbij van belang vinden dat eiser summier heeft verklaard over de militaire dienstplicht in Eritrea. De minister mocht aan eiser tegenwerpen dat van iemand die stelt dat hij uit Eritrea komt en dat zijn vader daar in militaire dienst heeft gezeten, mag worden verwacht dat hij hierover uitgebreider kan verklaren. Ook heeft de minister terecht opgemerkt dat het correct beantwoorden van herkomstvragen nog niet betekent dat moet worden uitgegaan van een langdurig verblijf in Eritrea of van het bezitten van de Eritrese nationaliteit. Dat geldt ook voor het spreken van de taal Tigrinya.1 De minister mocht daarbij van belang vinden dat uit openbare bronnen blijkt dat het Tigrinya ook buiten Eritrea wordt gesproken. Eiser zou daarom ook afkomstig kunnen zijn uit de diaspora. Eiser heeft zijn stelling op de zitting dat (alleen) in Eritrea een bepaald dialect van Tigrinya wordt gesproken niet onderbouwd. Er is ook niet gebleken dat eiser daarnaast nog een andere taal spreekt. Naar het oordeel van de rechtbank kan een taalanalyse daarom ook geen wezenlijke bijdrage leveren aan het vaststellen van de herkomst en nationaliteit van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.

Het inreisverbod

16. Eiser voert aan dat sprake is van humanitaire redenen op grond waarvan moet worden afgezien van het opleggen van een inreisverbod. Eiser is op jonge leeftijd gevlucht uit Eritrea. Na een jarenlang verblijf in Ethiopië en Europa kan hij niet terugvallen op een sociaal netwerk, wat in een land als Eritrea onontbeerlijk is om te kunnen overleven.
1. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1843.
17. De rechtbank overweegt als volgt. Omdat eiser Nederland onmiddellijk moest verlaten, was de minister gehouden om een inreisverbod op te leggen.2 In het geval van eiser is een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, wat betekent dat hij als hij gevolg heeft gegeven aan zijn terugkeerverplichting gedurende deze periode niet mag terugkeren naar Nederland en een aantal andere Europese landen. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd raken niet aan zijn belang om deze landen in te reizen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
2 Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.