ECLI:NL:RBDHA:2025:6230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.9959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen op basis van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag met het bestreden besluit van 28 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De minister had geen uitgebreider voornemen hoeven uitbrengen en had de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich hoeven trekken. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is aanvaard.

Eiseres heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij niet betwist dat de minister voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen en dat er geen reden is voor een uitgebreider voornemen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt, en de rechtbank ziet geen aanleiding om de minister te dwingen de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister eiseres aan Duitsland mag overdragen en geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 28 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2025, samen met de zaak NL25.9960, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. De minister had geen uitgebreider voornemen hoeven uitbrengen en had de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich hoeven trekken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Omvang van het geding
5. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij niet betwist dat de minister voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook heeft zij op de zitting haar beroepsgrond over artikel 16 van de Dublinverordening laten vallen. Dat betekent dat tussen partijen alleen nog in geschil is of de minister een uitgebreider voornemen had moeten uitbrengen dan zij nu heeft gedaan en of de minister de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen.
Had de minister een uitgebreider voornemen moeten uitbrengen?
6. Het betoog van eiseres dat de minister ten onrechte heeft volstaan met een algemeen geformuleerd en onvoldoende geïndividualiseerd voornemen, slaagt niet. In het voornemen heeft de minister uitgelegd dat en op welke grond Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres, en waarom zij geen aanleiding ziet om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Volgens vaste rechtspraak legt de minister daarmee voldoende uit waarom zij de asielaanvraag niet in behandeling zal nemen en mag de minister met die motivering in het voornemen volstaan. [2] De rechtbank ziet dan ook geen reden voor het oordeel dat de minister een uitgebreider voornemen had moeten uitbrengen dan zij nu heeft gedaan.
Had de minister de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen?
7. Eiseres betoogt dat de minister de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen. Gelet op het feit dat eiseres en haar dochter nu weer zijn herenigd én de dochter van eiseres hulp nodig heeft bij de verzorging van haar twee kinderen, getuigt de overdracht van eiseres aan Duitsland van onevenredige hardheid. De minister heeft in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom zij geen reden ziet om over te gaan tot toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister neemt een asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling als de overdracht van eiseres aan Duitsland van onevenredige hardheid zou getuigen. [3] De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat daarvan niet is gebleken. Afgezien nog van het feit dat eiseres de familieband tussen haar en haar dochter niet aannemelijk heeft gemaakt, had de minister ook in de ondersteunende rol die eiseres voor haar dochter vervult geen aanleiding hoeven zien artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. De rechtbank begrijpt dat het moeilijk is dat een van de kleinkinderen een ontwikkelings- en gedragsproblemen heeft en dat het mede daarom prettig is dat eiseres haar dochter ondersteunt bij de verzorging van haar kinderen. Het is alleen niet gebleken dat eiseres daarbij zodanig onmisbaar is dat de overdracht van eiseres van onevenredige hardheid zou getuigen. Voor zover eiseres nog heeft betoogd dat de minister (al) in het bestreden besluit op de onder 7 vermelde omstandigheden had moeten ingaan, overweegt de rechtbank dat zij deze omstandigheden pas in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om op dat punt een motiveringsgebrek aan te nemen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt, het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag in stand blijft en de minister eiseres aan Duitsland mag overdragen. De minister hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Vergelijk bijvoorbeeld ABRvS 5 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3158, r.o. 1.1, met verwijzing naar ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348, r.o. 2.1. Zie ook Rb. Den Haag (zp Arnhem) 14 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:2355.
3.Dat volgt uit paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.