ECLI:NL:RBDHA:2025:6230
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet in behandeling genomen op basis van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag met het bestreden besluit van 28 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De minister had geen uitgebreider voornemen hoeven uitbrengen en had de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich hoeven trekken. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is aanvaard.
Eiseres heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij niet betwist dat de minister voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen en dat er geen reden is voor een uitgebreider voornemen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt, en de rechtbank ziet geen aanleiding om de minister te dwingen de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister eiseres aan Duitsland mag overdragen en geen proceskosten hoeft te vergoeden.