ECLI:NL:RBDHA:2025:6217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.15686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische eiser in verband met Dublinverordening en opvang in Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een Syrische eiser in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 10 januari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van asielaanvragen binnen de EU. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij in Spanje geen toegang had tot de asielprocedure of opvangvoorzieningen. De rechtbank wees erop dat het aan de eiser was om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was in zijn geval. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de overdracht aan Spanje rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15686

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1996 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 10 januari 2025 een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 29 april 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Op grond daarvan was eiser al overgedragen op 8 januari 2025, waarna eiser op 10 januari 2025 is teruggekeerd naar Nederland. Verweerder heeft op 26 februari 2025 de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. [3] De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 28 februari 2025 aanvaard op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt daartoe dat hij in Spanje geen opvang heeft gekregen, wat hem noodzaakte in een garage te slapen. Eiser heeft hierover ook geklaagd, maar de autoriteiten hebben hem niet geholpen. Na de overdracht zou eiser direct een asielaanvraag hebben moeten kunnen indienen, maar hij werd niet geholpen. Het is voor eiser een te hoge drempel om over de politie en immigratiedienst te klagen, nu de instanties hem wegsturen en hij zich op straat moet redden. Hij werd ook niet geregistreerd als asielzoeker en kan daarom niet klagen over de opvang. Er is onduidelijkheid over de overdracht, nu hij niet door de autoriteiten wordt geholpen. Hierdoor ontstaat wantrouwen tegenover zowel de Spaanse als de Nederlandse autoriteiten. Eiser doet een beroep op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In beginsel mag verweerder ten opzichte van Spanje, dat evenals Nederland partij is bij het EVRM [4] en het Vluchtelingenverdrag, uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling [5] van 24 juni 2024. [6] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij in Spanje geen toegang heeft gekregen tot de asielprocedure of de opvangvoorzieningen. Eiser heeft verklaard dat hij niet wist waar hij naartoe moest en dat hij niet wist wat hij moest doen. Hieruit blijkt niet dat de Spaanse autoriteiten hem hebben geweigerd toegang te geven tot de asielprocedure. Bovendien blijkt uit eisers verklaring dat een politieagent contact heeft opgenomen om opvang voor eiser te regelen. De instantie heeft hem vervolgens toch geweigerd opvang te verlenen, omdat hij geen asielaanvraag heeft ingediend. Hieruit blijkt niet dat hem opvang zal worden geweigerd als hij wel een asielaanvraag indient. Daarbij komt dat Spanje met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat ze de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Niet is gebleken dat eiser bij problemen niet kan klagen bij de hogere autoriteiten of dat dit bij voorbaat zinloos is.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Spanje. De eerdere ervaringen van eiser in Spanje heeft verweerder al betrokken in het bestreden besluit in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder hoefde daarom deze ervaringen niet opnieuw te beoordelen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024. [7]
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 april 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Verordening (EU) 604/2013.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.