ECLI:NL:RBDHA:2025:6202
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van bekering tot het christendom en vrees voor dienstplicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 2003, heeft op 25 januari 2023 asiel aangevraagd na een reis vanuit Iran. De minister heeft zijn aanvraag op 21 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij hij de afvalligheid van de islam en de bekering tot het christendom als één verstrengeld proces heeft aangemerkt. De rechtbank heeft op 27 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing terecht heeft gehandhaafd. Eiser heeft onvoldoende overtuigende verklaringen afgelegd over zijn bekering en de redenen daarvoor. De rechtbank stelt vast dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de afvalligheid van de islam en de bekering tot het christendom niet als afzonderlijke asielmotieven kunnen worden beschouwd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op vervolging, noch dat hij vreest voor de dienstplicht, aangezien deze vrees niet eerder als asielmotief naar voren is gebracht.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en is op 7 maart 2025 openbaar gemaakt.