ECLI:NL:RBDHA:2025:6164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
NL24.35948
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend die op 13 september 2024 door de minister was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. In een eerdere tussenuitspraak op 14 november 2024 heeft de rechtbank de minister de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op 27 december 2024 heeft de minister een aanvullend besluit genomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In de uitspraak van vandaag, die samenhangt met zaaknummer NL24.35947, heeft de rechtbank een einduitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Hierdoor is de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, in aanwezigheid van griffier mr. S. Mohandes, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35948

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In de tussenuitspraak van 14 november 2024 [1] op het beroep heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om het in het bestreden besluit geconstateerde gebrek te herstellen.
Op 27 december 2024 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. [2]

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.35947, heeft de rechtbank (eind)uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 april 2025 door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.