Op 20 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een particulier huurderspaar, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd om ontruiming van hun woning te voorkomen. De verhuurder had op 8 januari 2025 de ontruiming aangekondigd, wat een bedreigende situatie voor de verzoekers creëerde. De verzoekers hebben de rechtbank verzocht om de ontruiming voor zes maanden te verbieden, zodat zij de kans kregen om een minnelijk traject voor hun schulden af te ronden. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie en dat de verzoekers al in september 2024 zijn begonnen met schuldhulpverlening. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de huurtermijnen voor de maanden oktober 2024 tot en met januari 2025 zijn voldaan en dat de verzoekers in staat zijn om de toekomstige huurtermijnen te betalen. Na een belangenafweging heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van de verzoekers zwaarder wegen dan die van de verhuurder, die zelf geen professionele verhuurder is en niet overtuigend heeft aangetoond dat hij in financiële problemen verkeert. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de verzoekers toegewezen en de ontruiming voor zes maanden verboden, onder de voorwaarde dat de huurtermijnen op tijd worden betaald. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.