ECLI:NL:RBDHA:2025:6131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11293258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsdispuut tussen mosselkwekers en de Staat over besommingsafhankelijke huurprijs voor mosselpercelen

In deze zaak vorderen Bru 6 B.V. en Bru 8 B.V., beide mosselkwekers, een verklaring voor recht dat de Nederlandse Mosselveiling B.V. (NMV) en de Staat der Nederlanden niet gerechtigd zijn om de verkoopprijzen van hun mosselen te corrigeren. Het geschil betreft de huurprijs voor mosselpercelen die Bru 6 en Bru 8 van de Staat huren. De NMV heeft de verkoopprijzen van de mosselen van Bru 6 en Bru 8 gecorrigeerd op basis van referentiepartijen, wat heeft geleid tot hogere huurprijzen. Bru 6 en Bru 8 stellen dat deze correctie onterecht is en dat de huurprijs voor het seizoen 2022/2023 lager had moeten zijn. De Staat en de NMV betwisten dit en stellen dat de correctie gerechtvaardigd was. De kantonrechter oordeelt dat de NMV verantwoordelijk is voor de waardevaststelling van de mosselen en dat de Staat de huurprijs op basis van de door de NMV aangeleverde gegevens heeft vastgesteld. De vorderingen van Bru 6 en Bru 8 worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De Staat krijgt gelijk in zijn tegenvordering en Bru 6 en Bru 8 moeten de resterende huurprijs betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
PV/d
Zaak-/rolnr.: 11293258 RL EXPL 24-16737
17 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.Bru 6 B.V.,

2. Bru 8 B.V.,
beide gevestigd te Bruinisse,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. M. van der Bent,
tegen
1. de Staat der Nederlanden (ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),
zetelend te Den Haag,
gedaagde partij sub 1 in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.M. Huber,
2. Nederlandse Mosselveiling B.V.,
gevestigd te Yerseke,
gedaagde partij sub 2 in conventie,
gemachtigde: mr. N. Robijn-Meijer.
Partijen worden hierna Bru 6, Bru 8, de Staat en de NMV genoemd.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 29 augustus 2024 met producties genummerd 1 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van de Staat met producties genummerd 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord van de NMV met producties genummerd 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie genummerd 20.
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 20 februari 2025 en de schriftelijke spreekaantekeningen die tijdens die behandeling door de gemachtigden van partijen zijn overhandigd.

2.De feiten

2.1.
Bru 6 en Bru 8 exploiteren ieder een mosselkweekbedrijf.
2.2.
Bru 6 en Bru 8 zijn lid van de vereniging Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur (hierna: PO Mosselcultuur). De PO Mosselcultuur behartigt de sociale en economische belangen van de bij haar aangesloten leden, de Nederlandse mosselkwekers, en het collectieve belang van de bij haar aangesloten leden bij de mosselcultures.
2.3.
De PO Mosselcultuur is enig aandeelhouder van de NMV. De NMV houdt zich onder meer bezig met het organiseren van mosselveilingen en de bemeting en bemonstering van bij haar door mosselkwekers aangeleverde mosselen. Dit omvat het tellen van de mosselen, het meten van de schelpgrootte en het vaststellen van het netto vleesgewicht en percentage tarra.
2.4.
De kweek van mosselen vindt plaats op percelen in de Waddenzee en de Oosterschelde. Deze percelen behoren in eigendom toe aan de Staat. Ten behoeve van de exploitatie van hun bedrijf huren Bru 6 en Bru 8 elk meerdere percelen van de Staat, waartoe zij afzonderlijk huurovereenkomsten met de Staat hebben gesloten. In de huurovereenkomsten die Bru 6 en Bru 8 met de Staat hebben afgesloten voor de periode van 1 mei 2021 tot april 2024 is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“(…)
Deel II Huurprijsberekening:
overwegende dat,
 tussen de Staat, de PO Mosselen en de Nederlandse Mosselveiling BV. afspraken zijn gemaakt over de huurprijs voor mosselpercelen, vastgelegd in de “overeenkomst huurprijsberekening mosselpercelen en waardebepaling van een mosselladinq vanaf 1 mei 2014” (…). Voor de periode vanaf huurjaar 2022/2023 wordt een nieuwe overeenkomst gesloten, namelijk de “overeenkomst huurprijsberekening mosselpercelen en waardebepaling van een mossellading vanaf 1 mei 2022” (…)
en komen voorts overeen:
Artikel 5. Begrippen
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. Huurjaar: de periode 1 mei tot en met 30 april van het daaropvolgende jaar.
b. Besomming: de waarde die als uitgangspunt wordt genomen ten behoeve van de
huurprijsberekening van alle ladingen mosselen die afkomstig zijn van de Staatsmosselpercelen van de Huurder in het Huurjaar. (…)
Artikel 6.
Met de ondertekening van deze overeenkomst verleent de Huurder toestemming aan de Nederlandse Mosselveiling B.V. om de besommingsgegevens aan de Staat te verstrekken ten behoeve van de huurprijsberekening.
Artikel 7.
7.1
De huurprijs voor de in de huurovereenkomst genoemde Staatsmosselpercelen voor het Huurjaar bestaat uit een vastrechtgedeelte en een besommingsafhankelijk deel.
(…)
7.3
Het besommingsafhankelijk deel van de huurprijs wordt op de in artikel 10 bepaalde wijze vastgesteld op basis van de besomminggegevens verstrekt door of vanwege de Nederlandse Mosselveiling B.V.
7.4
De door de Nederlandse Mosselveiling B.V. verstrekte besomminggegevens zijn bepalend voor de vaststelling van het besommingafhankelijke deel van de huurprijs.
Verplichtingen Huurder:
Artikel 8.
8.1
De Huurder is verplicht ten behoeve van de bepaling van de waarde voor de huurprijsberekening elke van zijn mosselpercelen afkomstige lading mosselen aan te bieden bij de Nederlandse Mosselveiling B.V. (…) ter bemeting en bemonstering door of vanwege de Nederlandse Mosselveiling BV., conform de “overeenkomst huurprijsberekening mosselpercelen en waardebepaling van een mosselladinq vanaf 1 mei 2014”. (…) Voor de periode vanaf huurjaar 2022/2023 wordt een nieuwe overeenkomst gesloten, namelijk de “overeenkomst huurprijsberekening mosselpercelen en waardebepaling van een mossellading vanaf 1 mei 2022” (…)
8.2
De Huurder stemt in met de vaststelling door of vanwege de Nederlandse Mosselveiling B.V. van de waarde ten behoeve van de huurprijsberekening van de van zijn mosselpercelen afkomstige lading mosselen welke niet via de Nederlandse Mosselveiling B.V. (…) ter veiling zijn aangeboden en verhandeld. (…)
Verplichtingen Staat:
(…)
Artikel 10.
Het voor alle Huurders van Staatsmosselpercelen gezamenlijke “besommingafhankelijke deel”, zijnde 80% van de totale huursom wordt over de Huurder omgeslagen naar rato, verminderd met de Besommingen van Huurders, aan wie volgens het bepaalde in artikel 7 geen besommingafhankelijk deel van de huurprijs in rekening wordt gebracht. (…)”
2.5.
In de door de Staat, de PO Mosselcultuur en de NMV gesloten overeenkomst huurprijsberekening mosselpercelen en waardebepaling van een mossellading vanaf 1 mei 2022 (hierna: Overeenkomst Huurprijsberekening) staat – voor zover relevant – het volgende:
“(…)
Artikel 2: Besomming
(…)
2.4
Op grond van artikel 8 van de ‘overeenkomst voor de verhuring (…) die de Staat heeft afgesloten met haar huurders is de huurder verplicht, ten behoeve van de bepaling van de waarde voor de huurprijsberekening, elke van zijn mosselpercelen afkomstige lading mosselen, alvorens deze lading te verwateren, te verwerken, te bewerken of af te leveren, aan te bieden bij de Nederlandse Mosselveiling ter bemeting en bemonstering door of vanwege de Nederlandse Mosselveiling van de koper en de verkoopprijs die buiten het veilsysteem om van de Nederlandse Mosselveiling is overeengekomen.
(…)
2.7
Door of vanwege de Nederlandse Mosselveiling wordt de waarde ten behoeve van de huurprijsberekening vastgesteld van de in het 4e lid bedoelde ladingen mosselen, welke waarde:
 gelijk is aan de door de huurder opgegeven verkoopprijs; of
 gelijk is aan een op de opgegeven verkoopprijs gecorrigeerde waarde, welke wordt afgeleid van de gegevens van partijen, die in vergelijkbare omstandigheden via de Nederlandse Mosselveiling zijn verhandeld.
(…)”
2.6.
De totale huurprijs die alle huurders van staatsmosselpercelen gezamenlijk voor de huur van die percelen aan de Staat verschuldigd zijn, is voor het seizoen 2022/2023 vastgesteld op € 2.500.000 en bestaat uit € 500.000 aan vastrecht en € 2.000.000 aan besommingsafhankelijke huur. Het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs wordt naar rato over alle huurders van staatsmosselpercelen omgeslagen, waarbij de bijdrage per huurder in het totale besommingsafhankelijke huurdeel afhankelijk is van de netto besomming over een seizoen.
2.7.
Met ingang van 1 juni 2022 zijn op mosselpartijen, die niet via het veilingsysteem verkocht worden, de ‘Algemene Voorwaarden B van de Nederlandse Mosselveiling B.V. te Yerseke Registratie, waardebepaling en eventuele financiële afwikkeling Niet-Veilingpartijen’ van toepassing (hierna: Algemene Voorwaarden B). Deze voorwaarden gelden voor alle door de NMV verrichte diensten en daarmee samenhangende werkzaamheden ten behoeve van onder meer de financiële afwikkeling tussen de mosselkweker als huurder en de Staat. In de Algemene Voorwaarden B is – voor zover relevant – het volgende bepaald (waarbij onder Aanvoerder wordt verstaan de mosselkweker/huurder):
“(…)
Artikel 13 - Vaststelling Aankoopsom
De Aanvoerder doet aan de Nederlandse Mosselveiling opgave van de Aankoopsom van de door hem aangevoerde partij Mosselen.
De Aanvoerder dient een marktconforme Aankoopsom voor de door hem aangevoerde partij Mosselen aan de Nederlandse Mosselveiling op te geven.
Indien blijkt dat de door de Aanvoerder opgegeven Aankoopsom, zoals bedoeld in artikel 13 lid 1, afwijkt van de aankoopsom van vergelijkbare partijen mosselen die via de Nederlandse Mosselveiling zijn verhandeld dat de Veilingmeester een correctie van de Aankoopsom in de opgaaf voor het Ministerie van LNV noodzakelijk acht, dan behoudt de Nederlandse Mosselveiling zich het recht voor om de Aankoopsom in de opgaaf voor het Ministerie van LNV te corrigeren. (…)”
2.8.
De NMV heeft geconstateerd dat er in het seizoen 2022/2023 prijsverschillen waren tussen de door Bru 6 en Bru 8 verkochte mosselpartijen en zogeheten referentiepartijen. Op 28 juni 2023 heeft de NMV aan Bru 6 en Bru 8 een (gecorrigeerd) overzicht met data van de referentiepartijen gestuurd en laten weten dat de NMV de door Bru 6 en Bru 8 geleverde mosselpartijen zal waarderen op basis van de referentiepartijen in plaats van op de door Bru 6 en Bru 8 opgegeven verkoopwaarde, zijnde een besomming van gezamenlijk € 2.891.014,74 in plaats van € 2.186.175. Bru 6 en Bru 8 hebben bezwaar gemaakt tegen deze correctie.
2.9.
Op 12 juli 2023 heeft de NMV Bru 6 en Bru 8 het volgende bericht:
“In de Overeenkomst [Huurprijsberekening, toev. ktr.] is bepaald dat de NMV ten behoeve van de huurprijsberekening door de Staat de waarde van de ladingen mosselen van huurders vaststelt, dat de NMV daarbij de marktconformiteit van de transactieprijzen dient te toetsen en de transactieprijzen zonodig dient te corrigeren. Toetsing en eventuele correctie vindt plaats op basis van de gegevens van partijen mosselen die in vergelijkbare omstandigheden via de NMV zijn verhandeld. In het geval van uw cliënten zijn referentiepartijen mosselpartijen die door kwekers zijn verhandeld en niet, zoals u in uw brief lijkt te veronderstellen, partijen die via het veilingsysteem zijn verhandeld.
Op grond van de huurovereenkomsten die uw cliënten met de Staat hebben gesloten, hun lidmaatschap van de PO Mosselcultuur en de Algemene Voorwaarden B van de NMV, zijn uw cliënten gebonden aan deze methodiek van waardevaststelling. (…)”
2.10.
Begin augustus 2023 hebben de NMV en de PO Mosselcultuur een presentatie gegeven aan de leden van de PO Mosselcultuur over de waardebepaling van mosselpartijen in het kader van de huur betreffende mosselpercelen. In de PowerPointpresentatie van deze bijeenkomst staan onder meer de volgende dia’s:
2.11.
Eveneens begin augustus 2023 is tijdens een bestuursvergadering van de PO Mosselcultuur besloten tot een evaluatie van de waardebepalingsmethodiek. In dat verband is de werkgroep ‘werkgroep evaluatie waardebepaling HOK Nederlandse Mosselveiling B.V.’ (hierna: werkgroep evaluatie waardebepaling) in het leven geroepen. Op 15 december 2023 is deze werkgroep voor het eerst bij elkaar gekomen en op 12 januari 2024 heeft een vervolgoverleg plaatsgevonden. Uit de verslagen van beide overleggen blijkt dat tijdens deze bijeenkomsten onder meer het volgende is besproken:
Overleg 15 december 2023
“(…)
3. Voorbeeld waardebepaling & berekening
(…)
De referentie bevat alles wat geen kweek/handel is en hierop worden steekproeven gedaan.
Er wordt een vergelijking gemaakt met de referentie, waarbij gekeken wordt naar stukstal, vlees en prijs binnen een periode van 4 weken (2 weken terug, week van levering en 1 week vooruit).
Bij een afwijkende uitkomst wordt dit inzichtelijk gemaakt voor de huurder en gevraagd hierop te reageren. NMV is bereid om hierover in gesprek te gaan met de huurder, waarbij eventuele uitzonderlijke omstandigheden die de prijs hebben kunnen beïnvloeden aan de orde kunnen komen, zoals;
1. beperkte referentie
2. uitzonderlijke omstandigheden zoals pokken, tarra en slippers
Het resultaat hiervan dient als basis voor de opgave naar LNV, waarbij er nog een marge van 2% (hoger & lager) is.
(…)

4.Gegevens NMV tbv HOK opgave (…)

(…)
Er wordt gediscussieerd over wat en waarom een partij binnen referentie past (…) Johan benadrukt dat er naar alle partijen gekeken wordt en afwijkende partijen eruit gehaald worden.
(…)
Addy geeft aan dat statistisch gezien niets op de methodiek valt af te dingen. Aanwezigen beamen dat (…)
Addy geeft aan dat de huidige methodiek reeds meer dan 30 jaar wordt toegepast en gebaseerd is op het solidariteitsprincipe; diegene met de beste besomming draagt het meeste bij. (…)”
Overleg 12 januari 2024
“(…)
5. Conclusie evaluatie
(…)
Naar aanleiding van ieders input vat Johan samen dat de werkgroep concludeert dat het huidige systeem naar tevredenheid functioneert en de werkgroep spreekt de voorkeur uit voor continuering van het huidige systeem. (…)”
2.12.
Op 14 juni 2024 heeft de Staat Bru 6 geïnformeerd dat de huurprijs voor de door Bru 6 gehuurde mosselpercelen voor het seizoen 2022/2023 € 25.354,97 bedraagt, op basis van een door de NMV opgegeven en gecorrigeerde netto besomming van € 568.641,82. Diezelfde dag heeft de Staat Bru 8 bericht dat de huurprijs voor diens gehuurde mosselpercelen voor het seizoen 2022/2023 € 113.672,33 bedraagt, op basis van een door de NMV opgegeven en gecorrigeerde netto besomming van € 2.646.198,90.
2.13.
Op 17 juni 2024 heeft de Staat de verschuldigde huurbedragen aan Bru 6 en Bru 8 gefactureerd. Van deze bedragen hebben Bru 6 en Bru 8 respectievelijk € 19.506,10 en € 95.232,24 betaald.

3.Het geschil

3.1.
Bru 6 en Bru 8 vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad (verkort en anders weergegeven):
- voor recht te verklaren dat:
1. de NMV en de Staat niet zijn gerechtigd om immer verkoopprijzen van Bru 6 en Bru 8 te corrigeren door deze te verhogen tot de niet door Bru 6 en Bru 8 gerealiseerde verkoopprijzen van referentiepartijen;
2. het verhogen van gerealiseerde verkoopprijzen door de NMV (en in navolging daarop door de Staat) tot marktconforme prijzen, alleen dan is gerechtvaardigd indien er gelet op geldende marktprijzen ten tijde van de verkoop, voor mosselen van dezelfde grootte, vleesgewicht en kwaliteit evident te lage verkoopprijzen worden opgegeven met als enig doel te bewerkstelligen dat de verschuldigde huurprijs voor de mosselpercelen lager wordt vastgesteld;
3. Bru 6 voor de huur van haar mosselpercelen in het seizoenjaar 2022/2023 niet meer is verschuldigd aan de Staat dan € 19.506,10;
4. Bru 8 voor de huur van haar mosselpercelen in het seizoenjaar 2022/2023 niet meer is verschuldigd aan de Staat dan € 95.232,24.
- de Staat en de NMV te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Bru 6 en Bru 8 baseren hun vordering op het volgende. De NMV heeft niet in alle gevallen de bevoegdheid om de verkoopprijzen van mosselen te corrigeren. Dit geldt ook voor de Staat. De mosselen die Bru 6 en Bru 8 in het seizoen 2022/2023 hebben verkocht, zijn buiten de veiling om verhandeld. Daarom moet bij de vaststelling van de waarde van deze mosselen voor de huurprijsberekening van het besommingsafhankelijke deel als hoofdregel worden uitgegaan van de daadwerkelijke verkoopwaarde, zoals artikel 2.7 van de Overeenkomst Huurprijsberekening voorschrijft. Dat artikel is een anti-misbruik artikel. De ‘of’-situatie in dit artikel is uitsluitend bedoeld om misbruik te voorkomen in het geval dat mosselbedrijven die (in concernverband) zowel kweken als handelen bij de NMV bewust lage verkoopprijzen opgeven om een zo laag mogelijke huurprijs te krijgen. Alleen in die situatie heeft de NMV de bevoegdheid om de opgegeven verkoopprijzen te corrigeren tot marktconforme verkoopprijzen. De NMV mag dus niet in alle gevallen verkoopprijzen vaststellen en aanpassen, en de Staat mag deze prijzen ook niet zomaar overnemen en op basis daarvan de huurprijzen bepalen. Doordat de NMV en de Staat dit bij de bepaling van het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs voor het seizoen 2022/2023 wel hebben gedaan, zijn de in rekening gebrachte huurprijzen voor dat seizoen onjuist. Voor zowel Bru 6 als Bru 8 had het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs berekend moeten worden op basis van de daadwerkelijke verkoopwaarde van de mosselpartijen, respectievelijk € 417.080 (voor Bru 6) en € 2.168.360 (voor Bru 8). Indien de NMV deze bedragen had opgegeven aan de Staat, zouden de huurprijzen respectievelijk € 19.506,10 en € 95.232,24 hebben bedragen.
3.3.
De Staat concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Bru 6 en Bru 8 in hun vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, onder veroordeling van Bru 6 en Bru 8 in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens de Staat was hij bevoegd om de huurprijzen voor het seizoen 2022/2023 voor Bru 6 en Bru 8 te baseren op de door de NMV gecorrigeerde besomming, omdat de NMV de gerealiseerde verkoopwaarde van de mosselen had gecorrigeerd. Deze correctie was ook overigens eerlijk en gerechtvaardigd en hiermee is geen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van Bru 6 en Bru 8, aldus de Staat. Bru 6 en Bru 8 moeten de huurprijs betalen zoals die aan hen is gefactureerd. Zij hebben slechts een deel van de factuur betaald, namelijk het bedrag gebaseerd op de daadwerkelijk gerealiseerde verkoopprijzen. Omdat de facturen een uiterste betaaldatum van 28 augustus 2024 kennen, zijn Bru 6 en Bru 8 vanaf die datum ook de wettelijke rente verschuldigd.
De Staat vordert daarom, bij wijze van tegeneis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Bru 6 en Bru 8 te veroordelen tot betaling van respectievelijk € 5.848,87 en € 18.440,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2024, althans een in goede justitie te bepalen dag;
II. Bru 6 en Bru 8 te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Bru 6 en Bru 8 voeren verweer tegen de vordering van de Staat. Het verweer is deels gebaseerd op hetgeen zij aan hun vordering (in conventie) ten grondslag hebben gelegd. Daarnaast stellen zij dat de NMV en, in navolging daarvan de Staat de verkoopprijzen op een onzorgvuldige en onjuiste wijze hebben verhoogd.
3.5.
De NMV betoogt evenals de Staat dat Bru 6 en Bru 8 niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen jegens de NMV. De NMV is geen partij bij de huurovereenkomst en Bru 6 en Bru 8 zijn op hun beurt geen partij bij de Overeenkomst Huurprijsberekening. Als de vorderingen al op die Overeenkomst zijn gebaseerd, hadden zij volgens de NMV ook de PO Mosselcultuur in rechte moeten betrekken, omdat deze overeenkomst een ondeelbare rechtsverhouding betreft. Verder betwist de NMV dat een grondslag voor de correctie van de verkoopprijzen van de mosselen ontbreekt en dat deze correctiebevoegdheid zich beperkt tot misbruikgevallen. De door Bru 6 en Bru 8 opgegeven prijzen zijn volgens de NMV terecht gecorrigeerd, omdat zij significant afweken van de gemiddelde prijzen van referentiepartijen.
3.6.
De stellingen en weren zullen, voor zover relevant, bij de beoordeling nader worden besproken.

4.Beoordeling

wijze van waardevaststelling: algemeen
4.1.
Voor zover Bru 6 en Bru 8 zich met hun vorderingen verzetten tegen de huidige manier waarop de waarde van mosselpartijen die buiten de veiling om zijn verkocht in zijn algemeen – dus voor alle mosselkwekers – wordt vastgesteld, overweegt de kantonrechter het volgende.
ten aanzien van de Staat
4.2.
Op grond van de huurovereenkomsten met de Staat zijn Bru 6 en Bru 8 verplicht om iedere van hun mosselpercelen afkomstige lading mosselen aan te bieden bij de NMV voor bemeting en bemonstering (artikel 8.1) en hebben zij ingestemd met de vaststelling door of vanwege de NMV van de waarde van deze ladingen ten behoeve van de uiteindelijke berekening van het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs (artikel 8.2), welke waarde gelijk is aan de opgegeven verkoopprijs of gelijk is aan een van gegevens van andere verhandelde mosselpartijen afgeleide gecorrigeerde waarde (artikel 2.4 en 2.7 Overeenkomst Huurprijsberekening). Het besommingsafhankelijke deel van huurprijs wordt vastgesteld op basis van de besommingsgegevens die de NVM verstrekt aan de Staat (artikel 7.3 en artikel 6), waarmee de verstrekte besommingsgegevens bepalend zijn voor de vaststelling van dat deel van de huurprijs (artikel 7.4).
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat niet de Staat, maar de NMV verantwoordelijk is voor het vaststellen van de waarde van de mosselpartijen. De Staat gebruikt de besommingsgegevens die zij van de NMV ontvangt om het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs te bepalen en als onderdeel van de totale huurprijs bij de huurders van zijn percelen in rekening te brengen. De Staat heeft geen enkel belang bij de wijze waarop de waardevaststelling van mosselpartijen door de NMV geschiedt. De huurders van mosselpercelen betalen immers een vaste huursom, dat voor het totale besommingsafhankelijke deel wordt omgeslagen naar de individuele huurders.
De manier waarop de NMV de waarde bepaalt, inclusief het correctiemechanisme dat daarbij kan worden toegepast, zijn dus niet van invloed op die totale huursom, die de Staat ontvangt. Deze systematiek is slechts van invloed op de onderlinge verdeling van het besommingsafhankelijke deel van de totale huursom tussen de huurders. Het zijn derhalve ook de belangen van de mosselkwekers onderling die bij de huidige manier van waardevaststelling van mosselpartijen betrokken zijn.
4.4.
Zoals eerder aangegeven, is de waardevaststelling van de mosselladingen uiteindelijk bepalend voor de huurprijs die door de huurders moet worden betaald. Die waarde is ofwel gelijk aan de opgegeven verkoopprijs (artikel 2.7, eerste bullet Overeenkomst Huurprijsberekening), ofwel aan een op de opgegeven verkoopprijs gecorrigeerde waarde (tweede bullet). De Staat gaat niet over die waardevaststelling; dat is de NMV.
4.5.
Reeds om deze reden kunnen de eerste twee gevorderde verklaringen voor recht niet tegen de Staat worden toegewezen. Deze verklaringen voor recht gaan er namelijk ten onrechte van uit dat het óók de Staat is die de waarde van mosselpartijen vaststelt en daarbij – eventueel, op grond van artikel 2.7, tweede gedachtebolletje – de bevoegdheid toekomt om verkoopprijzen te corrigeren tot ‘marktconforme’ prijzen. De bevoegdheid tot correctie ligt blijkens genoemd artikel echter nadrukkelijk bij de NMV en niet bij de Staat. Het is juist dat de Staat op basis van de (eventueel) door de NMV opgegeven gecorrigeerde waarde het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs vaststelt, maar dat is iets anders dan het – in navolging van de NMV – zelf corrigeren van gerealiseerde verkoopprijzen tot marktconforme prijzen.
ten aanzien van de NMV
4.6.
In de verhouding met de NMV staat het bepaalde in artikel 2.7 Overeenkomst Huurprijsberekening centraal. Op basis van die bepaling stelt de NMV de waarde van mosselpartijen vast, hetzij op de opgegeven verkoopprijs (eerste gedachtebolletje), hetzij op een – naar marktconforme prijzen – gecorrigeerde verkoopprijs (tweede gedachtebolletje). Bru 6 en Bru 8 geven een andere uitleg aan deze bepaling dan de NMV (en ook overigens de Staat). Volgens Bru 6 en Bru 8 mag de NMV de opgegeven verkoopprijs alleen corrigeren in gevallen van misbruik. De NMV stelt daarentegen dat zij na het einde van het seizoen bevoegd is tot correctie zodra voor de ladingen geen marktconforme prijs is gehanteerd.
4.7.
Gelet hierop zal de precieze inhoud van artikel 2.7 Overeenkomst Huurprijsberekening door uitleg moeten worden vastgesteld. Op grond van een strikt taalkundige interpretatie van dit artikel kan de lezing van Bru 6 en Bru 8 niet worden gevolgd. In de bepaling staat immers dat de waarde wordt vastgesteld op óf de opgegeven verkoopprijs, óf een gecorrigeerde waarde, die wordt afgeleid van gegevens van partijen die onder vergelijkbare omstandigheden via de NMV zijn verhandeld. De tekst maakt daarmee duidelijk dat het om twee opties gaat, zonder dat één van de twee opties voorrang heeft op de ander. Er staat niet dat pas mag worden gecorrigeerd
indiente lage verkoopprijzen zijn opgegeven teneinde tot een zo laag mogelijke besommingsafhankelijke huur te komen.
4.8.
Het gaat bij de uitleg van dit artikel echter niet alleen om de letterlijke tekst, maar ook om de vraag hoe partijen de bepaling mochten begrijpen en wat zij van elkaar in redelijkheid mochten verwachten.
Om dat te kunnen beoordelen, is het van belang inzicht te krijgen in wat de bedoeling en achterliggende gedachte is geweest voor de wijze van waardevaststelling door de NMV inclusief het correctiemechanisme dat daaraan ten grondslag ligt. Juist dat vormt in deze procedure een knelpunt, nu het daarmee strikt genomen dus niet gaat om een uitleg van de huurovereenkomst en ook niet om een uitleg van de Overeenkomst Huurprijsberekening, waarbij Bru 6 en Bru 8 overigens geen partij zijn, en de PO Mosselcultuur, die verantwoordelijk is voor de systematiek, niet in deze procedure is betrokken.
4.9.
Tegen die achtergrond begrijpt de kantonrechter dat de NMV een beroep doet op de exceptio plurium litis consortium. Alle huurders van mosselkweekpercelen dragen naar rato van hun netto besomming over een seizoen bij aan het besommingsafhankelijke deel van de totale huursom voor dat seizoen. De huidige manier van waardevaststelling van mosselpartijen door de NMV heeft, zoals overwogen, gevolgen voor de onderlinge verdeling van het besommingsafhankelijke deel van de totale huursom over al die huurders. Bru 6 en Bru 8 streven in deze procedure een wijziging na van de huidige manier van waardevaststelling van mosselpartijen die buiten de veiling om zijn verkocht, maar een wijziging van die systematiek – met inbegrip van het correctiemechanisme – in het voordeel van Bru 6 en Bru 8, zou ertoe leiden dat andere huurders meer aan huur moeten betalen. Immers, het besommingsafhankelijke deel van de totale huursom die de huurders gezamenlijk betalen telt altijd op tot € 2.000.000. De gevorderde verklaringen voor recht komen in feite neer op een wijziging van dat verdeelmechanisme. Een beslissing daarover dient rechtens noodzakelijkerwijs evenwel voor alle huurders gelijkluidend te zijn, gelet op de gevolgen ervan voor de per huurder te betalen huurprijs. Daarvoor is dan ook vereist dat alle huurders in de procedure zijn betrokken, hetgeen Bru 6 en Bru 8 hadden kunnen realiseren door de PO Mosselcultuur als partij in deze procedure te betrekken.
4.10.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om Bru 6 en Bru 8 – overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:411) – gelegenheid te geven om de PO Mosselcultuur alsnog als partij in geding te betrekken. Redengevend daarvoor is dat in de overgelegde stukken geen enkele aanwijzing te vinden is voor de uitleg die Bru 6 en Bru 8 aan artikel 2.7, tweede bullet Overeenkomst Huurprijsberekening geven, namelijk dat deze slechts bedoeld zou zijn om misbruik door kweek- en handelsbedrijven die al dan niet tot hetzelfde concern behoren tegen te gaan. Hoewel uit de verklaring van de heer Van den Berg (voormalig bestuurslid van de PO Mosselcultuur) – die door Bru 6 en Bru 8 is ingebracht – blijkt dat het tegengaan van misbruik een rol speelde bij het opstellen van de bepaling, blijkt daaruit niet dat de toepassing ervan beperkt zou zijn tot alleen misbruikgevallen. Ook uit de huurovereenkomsten, de overige tekst van de Overeenkomst Huurprijsberekening of de Algemene Voorwaarden B volgt dat niet. De Algemene Voorwaarden B zijn van toepassing op diensten van de NMV, waarvan Bru 6 en Bru 8 in het seizoen 2022/2023 gebruik hebben gemaakt. Anders dan Bru en Bru 8 stellen zijn deze voorwaarden aan het begin van dat seizoen aan hen verstrekt. Deze voorwaarden, tegen de toepasselijkheid waarvan Bru 6 en Bru 8 voor het eerst in deze procedure hebben geprotesteerd, vermelden in artikel 13 nadrukkelijk dat de NMV een correctie op de opgegeven aankoopsom kan toepassen indien deze afwijkt van wat marktconform is. Volgens Bru 6 en Bru 8 is deze bepaling onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar, maar die stelling hebben zij niet nader (feitelijk) onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
4.11.
Ook de bij de feiten aangehaalde dia’s uit de PowerPointpresentatie van de NMV en de PO Mosselcultuur, evenals de verslagen van de overleggen van de werkgroep evaluatie waardebepaling bieden geen steun voor de opvatting dat artikel 2.7, tweede gedachtebolletje Overeenkomst Huurprijsberekening slechts is bedoeld om misbruik tegen te gaan. Sterker nog: daaruit blijkt juist van de uitleg die de NMV aan artikel 2.7 Overeenkomst Huurprijsberekening geeft. Volgens die uitleg is de verdeling naar rato van de totale huursom gestoeld op het solidariteitsprincipe, waarbij de sterkste schouders – zij met de beste besomming – de zwaarste lasten – in de vorm van een hogere huur – dragen. Dit systeem functioneert volgens de NMV alleen indien voor alle mosselkwekers marktconforme prijzen worden gehanteerd, in verband waarmee de NMV, indien aan het einde van het seizoen de door de kweker opgegeven totale besomming afwijkt van de totale besomming van referentiepartijen, de bevoegdheid heeft om de afwijkende opgegeven verkoopprijzen te corrigeren naar marktconforme prijzen. Hoewel dit naast een opwaartse aanpassing ook een neerwaartse aanpassing van de verkoopprijs kan inhouden, betekent dat laatste volgens de NVM niet, zoals Bru 6 en Bru 8 stellen, dat een kweker met een te hoog opgegeven verkoopprijs dubbel voordeel geniet, omdat hij door die hoge prijs nog altijd een groter deel van de huurprijs betaalt.
4.12.
De kantonrechter volgt de door NVM gegeven uitleg nu die in lijn is met wat over de waardevaststelling naar voren komt in de PowerPointpresentatie en hetgeen is besproken door de werkgroep. Daaruit volgt immers dat het ‘correctieproces’ in grote lijnen verloopt zoals de NMV ter zitting heeft toegelicht: a) aangevoerde mosselladingen worden (steekproefsgewijs) vergeleken met referentiepartijen, niet zijnde kweekhandelbedrijven, op basis van vergelijkbare stukstallen, vleesgewicht en prijs binnen een periode van vier weken, b) bij een groot prijsverschil van alle ladingen over het gehele seizoen beschouwd is er aanleiding voor correctie, c) voordat wordt gecorrigeerd, wordt een en ander aan de betreffende huurder inzichtelijk gemaakt en krijgt hij de gelegenheid te reageren, d) hierna wordt opnieuw het totale prijsverschil over het gehele seizoen berekend, e) op welk resultaat nog een marge van plus of min 2% wordt toegepast. In de werkgroepverslagen valt te lezen dat de toepassing van dit correctieproces al geruime tijd bestendige praktijk is en ook naar ieders tevredenheid functioneert.
4.13.
Nu er geen aanknopingspunten zijn voor de uitleg die Bru 6 en Bru 8 voorstaan, kan de tweede gevorderde verklaring voor recht niet worden afgegeven. Die verklaring gaat ervan uit dat correctie ‘alleen dan is gerechtvaardigd’ indien sprake is van misbruik, maar dit is niet het geval, althans, dat volgt niet uit de stukken. Hoewel met het correctiemechanisme ook misbruik zal kunnen worden tegengegaan, blijkt nergens uit dat de toepassing daarvan tot dergelijke gevallen beperkt is.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat de eerste gevorderde verklaring voor recht eveneens niet kan worden toegewezen. Die verklaring voor recht is gevorderd op de grond dat de NMV in de correspondentie voorafgaand aan deze procedure het standpunt zou hebben ingenomen dat zij te allen tijde bevoegd is tot correctie van de gerealiseerde verkoopprijzen. De kantonrechter leest echter niet in de stukken dat de NMV dit standpunt heeft ingenomen. Wat de NMV buiten rechte heeft aangegeven, komt overeen met het verweer dat zij in deze procedure tegen de vorderingen van Bru 6 en Bru 8 heeft aangevoerd, namelijk dat zij correctiebevoegd is indien geen sprake is van door de huurder opgegeven verkoopprijzen die niet of nauwelijks afwijken van die van referentiepartijen.
Nu dit standpunt in lijn is met het bepaalde in artikel 2.7 Overeenkomst Huurprijsberekening en uit niets blijkt dat de NMV het standpunt heeft ingenomen dat zij gerechtigd is om immer verkoopprijzen – van in dit geval Bru 6 en Bru 8 – te corrigeren, kan de gevorderde verklaring voor recht niet worden toegewezen.
wijze van waardevaststelling: in het geval van Bru 6 en Bru 8
4.15.
Voor zover Bru 6 en Bru 8 zich met hun vorderingen verzetten tegen de manier waarop de waarde van de door hen in het seizoen 2022/2023 verkochte mosselpartijen door de NMV is vastgesteld (en door de Staat bij de bepaling van de huurprijs is overgenomen), overweegt de kantonrechter als volgt.
ten aanzien van de NMV
4.16.
Ter zitting hebben Bru 6 en Bru 8 duidelijk gemaakt dat zij een vorderingsrecht jegens de NMV hebben op grond van zowel wanprestatie als onrechtmatige daad. De kantonrechter stelt vast dat Bru 6 en Bru 8 echter geen daarop gebaseerde vordering jegens de NMV hebben ingesteld. Met de derde en vierde gevorderde verklaringen voor recht komen zij namelijk op tegen de huurprijzen die door de Staat aan hen zijn gefactureerd. Indien Bru 6 en Bru 8 van mening zijn dat de NMV foutief jegens hen heeft gehandeld door het onterecht ophogen van de verkoopprijzen naar marktconforme prijzen en de wijze waarop dit is gebeurd, hadden zij van de NMV op grond van de door haar genoemde rechtsgronden een schadevergoeding moeten vorderen. Dit hebben zij evenwel niet gedaan, en ook anderszins hebben zij in hun verhouding tot de NMV geen consequenties verbonden aan het handelen van de NMV.
4.17.
Niettemin overweegt de kantonrechter daarover nog het volgende. Anders dan Bru 6 en Bru 8 is de kantonrechter van oordeel dat, voor de vraag of de NMV de verkoopwaarde van de mosselen onjuist heeft vastgesteld, zij de NMV niet uit hoofde van de huurovereenkomsten (op grond van wanprestatie) kunnen aanspreken. De NMV is immers geen partij bij die overeenkomst. Bru 6 en Bru 8 stellen dan ook ten onrechte dat de NMV contractspartij is geworden bij de huurovereenkomsten. De overeenkomsten bepalen slechts dat de NMV besommingsgegevens verstrekt aan de Staat voor het vaststellen van het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs (artikel 7.3 en 7.4) en dat de huurder instemt met de vaststelling door of vanwege de NMV van de waarde van de mosselladingen (artikel 8.2). De overeenkomsten bevatten daarmee slechts een verplichting voor de NMV tot het verrichten van een dienst. Gelet op de inhoud van genoemde bepalingen kunnen deze (in samenhang) niet worden aangemerkt als een derdenbeding in de huurovereenkomst in de zin van artikel 6:253 BW. De huurovereenkomsten bevatten geen zelfstandig (vorderings)recht voor de NMV. Dat voor de dienstverlening van de NMV de Algemene Voorwaarden B gelden en deze ook werking hebben jegens Bru 6 en Bru 8, maakt dat niet anders.
4.18.
De kantonrechter ziet daarnaast geen aanleiding te oordelen dat de NMV onrechtmatig jegens Bru 6 en Bru 8 heeft gehandeld. De NMV heeft onderbouwd dat de totale netto besomming van Bru 6 en Bru 8 over het seizoen 2022/2023 ongeveer 30% lager lag dan die van referentiepartijen. Omdat daarmee geen sprake is van een besomming die niet of nauwelijks afwijkt van die van referentiepartijen, heeft de NMV – op grond van artikel 2.7 Overeenkomst Huurprijsberekening – de waarde daarvan kunnen vaststellen conform het tweede gedachtebolletje van dat artikel.
4.19.
Dat de door Bru 6 en Bru 8 zelf opgegeven verkoopprijs niet is meegenomen bij het vaststellen van de verkoopprijs van referentiepartijen, hetgeen zij de NMV verwijten, acht de kantonrechter niet onbegrijpelijk. Het hanteren van een evident lage verkoopprijs zou een verlaging van de gemiddelde verkoopprijs inhouden, wat een onjuist beeld van marktconformiteit geeft. Bovendien volgt uit artikel 2.7, tweede gedachtebolletje Overeenkomst Huurprijsberekening dat slechts vergeleken hoeft te worden met mosselpartijen die in vergelijkbare omstandigheden via de NMV zijn verhandeld.
4.20.
Bru 6 en Bru 8 stellen verder dat de NMV hen ten onrechte als kweker/handelaar heeft aangemerkt en (daardoor) ongelijk heeft behandeld ten opzichte van andere mosselkwekers. De NMV heeft dit gemotiveerd betwist. Uit de stukken blijkt onvoldoende dat dit daadwerkelijk het geval is. De vermelding ‘Verkocht aan Derden’ in de eerste spreadsheet met data van referentiepartijen zou volgens Bru 6 en Bru 8 erop duiden dat de NMV Bru 6 en Bru 8 heeft aangemerkt als kweker/handelaar. De NMV heeft deze spreadsheet echter na opmerkingen daarover door Bru 6 en Bru 8 op dat punt gecorrigeerd. Deze versie is vervolgens ook niet gebruikt voor de uiteindelijke opgave van de besommingsgegevens aan de Staat. Voor zover dus al juist is dat de NMV Bru 6 en Bru 8 aanvankelijk als kweker/handelaar heeft aangemerkt, zijn zij daardoor niet benadeeld (althans, daarvan is niet gebleken). Dat de (latere) spreadsheet, die wel als basis is gebruikt voor de opgave van de besommingsgegeven aan de Staat, aantoonbare fouten bevat, omdat de NMV op onzorgvuldige wijze de door Bru 6 en Bru 8 opgegeven verkoopprijs heeft vergeleken met die van referentiepartijen, is door de NMV verder gemotiveerd weersproken. Bru 6 en Bru 8 hebben vervolgens nagelaten hun stellingen nader te onderbouwen. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter niet gebleken dat de NMV onrechtmatig heeft gehandeld bij het corrigeren van de prijzen van Bru 6 en Bru 8.
ten aanzien van de Staat
4.21.
Zoals eerder is overwogen, volgt uit de huurovereenkomsten dat 1) het niet de Staat, maar de NMV is die de waarde van mosselladingen vaststelt, en 2) de Staat op basis van de door de NMV aangeleverde besommingsgegevens de hoogte van het besommingsafhankelijke deel van de huurprijs bepaalt. De Staat heeft in het geval van Bru 6 en Bru 8 voor het seizoen 2022/2023 dienovereenkomstig gehandeld door bij het bepalen van de huurprijs uit te gaan van (de juistheid van) de besommingsgegevens zoals aangeleverd door de NMV. Gelet hierop ziet de kantonrechter niet in op welke grond de Staat onjuist jegens Bru 6 en Bru 8 zou hebben gehandeld. Daarbij komt dat ook niet is gebleken dat de NMV bij de waardevaststelling onrechtmatig heeft gehandeld op grond waarvan de door haar vastgestelde besommingsgegeven onjuist zijn. Aan het betoog van Bru 6 en Bru 8 dat de aan hen gefactureerde huurprijzen onjuist zouden zijn, zoals de derde en vierde verklaring voor recht tot uitgangspunt nemen, wordt derhalve voorbij gegaan. De derde en vierde gevorderde verklaring voor recht zullen daarom eveneens worden afgewezen.
de tegenvordering van de Staat
4.22.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, kan de tegenvordering van de Staat worden toegewezen. Uit hoofde van de huurovereenkomst zijn Bru 6 en Bru 8 immers gehouden tot betaling van de volledige huurprijs voor de mosselpercelen, die voor het seizoen 2022/2023 door de Staat is vastgesteld op € 25.354,97 voor Bru 6 en € 113.672,33 voor Bru 8.
Nu Bru 6 en Bru 8 respectievelijk € 19.506,10 en € 95.232,24 hebben betaald, zijn de door de Staat gevorderde resterende bedragen toewijsbaar. De wettelijke rente over deze bedragen zijn als niet weersproken en op de wet gegrond eveneens toewijsbaar.
proceskosten
4.23.
Bru 6 en Bru 8 zijn in het ongelijk gesteld. Zij moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van zowel de Staat als de NMV worden begroot op € 1.221 (2 punten x tarief € 543,- en nakosten ad € 135). De proceskosten in de tegenvordering van de Staat worden begroot op nihil. De tegenvordering vormt in feite het spiegelbeeld van de eis in conventie, zodat deze geacht wordt niet tot zodanige extra werkzaamheden te hebben geleid dat daarvoor nog een afzonderlijke vergoeding moet worden toegekend.
4.24.
De door de Staat en de NMV gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vordering van Bru 6 en Bru 8 af;
5.2.
veroordeelt Bru 6 en Bru 8 in de proceskosten van € 1.221 jegens de Staat en jegens de NMV, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Bru 6 en Bru 8 niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt Bru 6 en Bru 8 in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in reconventie
5.4.
veroordeelt Bru 6 om aan de Staat tegen finale kwijting te betalen een bedrag van € 5.848,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Bru 8 om aan de Staat tegen finale kwijting te betalen een bedrag van € 18.440,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt Bru 6 en Bru 8 in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op nihil;
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Nobel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2025.