5.4.Op grond van artikel 3.17, eerste lid, van de Wnb verlenen gedeputeerde staten ten behoeve van de beperking van de omvang van een populatie van soorten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, ontheffing als bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, tweede lid, indien deze beperking nodig is:
a. (….);
b. in geval van dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid:
1°. (…);
2°. ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom, of
3°. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, of
c. in geval van dieren van soorten als bedoeld in 3.10, eerste lid, met uitzondering van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid:
1°. om de redenen genoemd in onderdeel b;
2°. ter voorkoming van schade of overlast, met inbegrip van schade aan sportvelden, industrieterreinen of begraafplaatsen,
3°. ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, en
4°. in het algemeen belang.
6. Het college heeft de opdracht tot het doden van de populatie damherten gebaseerd op artikel 3.18, eerste en vierde lid, van de Wnb. Dit betekent dat op grond van de Wnb (1) de damherten die onderdeel uitmaken van de populatie in het benuttingsgebied in de Hoeksche Waard moeten zijn aan te merken als verwilderde dieren en (2) dat het doden van de dieren nodig is voor één van de belangen genoemd in artikel 3.17, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wnb.