ECLI:NL:RBDHA:2025:6050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
NL25.8866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër met problemen met Al-Shabaab

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Somaliër, die op 12 januari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 18 februari 2025 afgewezen, omdat de problemen die eiser met Al-Shabaab zou hebben niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij verschillende beroepsgronden aanvoert. De rechtbank heeft op 4 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter staving van zijn asielverzoek en zijn verklaringen zijn niet voldoende om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De minister heeft gemotiveerd waarom de problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn en de rechtbank onderschrijft dit oordeel. Eiser heeft niet aangetoond dat de minister in strijd heeft gehandeld met de samenwerkingsplicht en de vereiste om alle beschikbare bewijselementen te betrekken bij de beoordeling van zijn asielverzoek. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat er geen reëel risico op ernstige schade is bij terugkeer naar Somalië.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser dient terug te keren naar Somalië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8866

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 12 januari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] ingediend. Hij stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . De minister heeft met het bestreden besluit van 18 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek ter zitting is gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt [naam] te heten, te zijn geboren op [datum] , de Somalische nationaliteit te bezitten en tot de [soort] bevolkingsgroep te behoren. Verder heeft eiser verklaard dat hij zijn ouderlijk huis zonder zijn weten heeft verhuurd aan twee Al-Shabaab leden. Hij heeft hen gevraagd te vertrekken op het moment dat hij erachter kwam dat zij tot deze groep behoorden. Zij weigerden dit en eiser is via zijn makelaar naar de politie gegaan. De politie heeft ongeveer één of twee uur later een inval gedaan bij eiser thuis. Eén van de leden van Al-Shabaab is daarbij omgekomen. Eiser heeft naar aanleiding daarvan besloten om Somalië direct te verlaten. Ook is eiser nog telefonisch bedreigd door het andere lid van Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met Al -Shabaab.
De minister acht eerste asielmotief geloofwaardig is, maar de problemen die eiser met
Al-Shabaab zou hebben, gelooft de minister niet. Het enkele feit dat eiser afkomstig is uit Somalië betekent volgens de minister niet dat eiser als vluchteling moet worden aangemerkt of dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Verder stelt de minister dat zij voor Somalië een relatief lager niveau van willekeurig geweld aanneemt in de stad Mogadishu waar eiser vandaan komt en dat er in zijn individuele geval geen sprake is van omstandigheden die leiden tot een verhoogd risico om slachtoffer te worden van dat willekeurige geweld. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag terecht als ongegrond is afgewezen en dat aan eiser terecht een terugkeerbesluit is opgelegd. Volgens de minister is vrijwillige terugkeer naar Somalië mogelijk.
WI 2024/6 [2]
5. Eiser is van mening dat de minister zijn problemen met Al-Shabaab ten onrechte niet gelooft. Volgens eiser heeft de minister gehandeld in strijd met de samenwerkingsplicht en het vereiste om alle beschikbare bewijselementen te betrekken bij de beoordeling van zijn asielverzoek door de wijze waarop de minister WI 2024/6 in zijn zaak heeft toegepast. Eiser stelt dat de minister zijn asielverzoek op een integrale wijze, in samenspraak met hem en met inachtneming van alle beschikbare en relevante bewijsmiddelen opnieuw dient te onderzoeken.
5.1.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eiser in het geheel geen documenten heeft overgelegd ter staving van zijn asielverzoek. Dit betekent dat eiser zijn asielrelaas doormiddel van zijn verklaringen aannemelijk moet maken. De minister heeft in het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen gemotiveerd dat en waarom de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab niet worden geloofd. Volgens de minister vormen die verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. [3] Volgens de minister zijn de acties van eiser niet te rijmen met zijn verklaringen, zijn de verklaringen van eiser ongerijmd en zijn de verklaringen van eiser tegenstrijdig zijn met zijn handelen. Daarnaast heeft de minister aan eiser tegengeworpen dat hij na zijn snelle vertrek niets heeft geverifieerd. Nu eiser in het geheel geen documenten heeft overgelegd ter staving van zijn asielmotieven, kan de beroepsgrond dat de minister door toepassing te geven aan WI 2024/6 in strijd handelt met de samenwerkingsverplichting en het vereiste om alle beschikbare bewijselementen te betrekken bij de beoordeling van zijn asielverzoek, niet slagen. Eiser heeft niet geconcretiseerd op welk punt zijn asielrelaas door de minister niet op integrale wijze is beoordeeld, dat de minister eisers verklaringen niet in onderlinge samenhang heeft onderzocht en wat zij in het licht van de samenwerkingsverplichting heeft nagelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid van de problemen met Al-Shabaab
6. Eiser stelt dat de minister ten onrechte zijn relaas over de problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig heeft geacht. De minister past kennis achteraf toe op het moment van verhuur van de woning en specificeert niet welk realistisch onderzoek in de Somalische context mogelijk zou zijn geweest zonder dat eiser zichzelf in gevaar zou brengen. Eiser stelt dat hij binnen zijn mogelijkheden heeft gehandeld en dat zijn verklaringen worden ondersteund door concrete elementen, te weten de politie-inval, de vondst van de vlag en de doodsbedreiging, die de geloofwaardigheid van zijn relaas bevestigen.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden van Al-Shabaab niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser zelf heeft verklaard dat hij alles op alles zou zetten om te voorkomen dat hij zijn huis aan iemand van Al-Shabaab zou verhuren. Onder deze omstandigheden heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat het dan niet te volgen is dat eiser slechts één keer rechtstreeks aan de potentiële huurders heeft gevraagd of zij lid van Al-Shabaab waren en toen zij dit ontkenden, daar genoegen mee zou nemen. Dit geldt temeer omdat eiser ook heeft verklaard dat mensen altijd zullen ontkennen bij Al-Shabaab te horen. De minister heeft verder niet ten onrechte overwogen dat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij de makelaar goed kent, maar dat het dan ongerijmd is dat hij niet bij de makelaar is nagegaan of deze twee jongeren misschien bij Al-Shabaab hoorden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het niet ten onrechte ongerijmd geacht dat eiser niet meer onderzoek heeft gedaan naar de achtergrond van de huurders. Dat in Somalië niet een uitgebreid screeningssysteem bestaat om dit soort zaken te controleren, laat onverlet dat eiser ook binnen de Somalische context meer had kunnen doen, dan hij heeft gedaan. Ook heeft de minister aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij na de inval geen moeite heeft gedaan om te achterhalen of de inval door de politie in zijn woning, waarbij naar zijn zeggen één lid van Al-Shabaab zou zijn gedood, op enigerlei wijze in de media is geweest. Eiser heeft ter zitting weliswaar gesteld dat hij op Telegram zou hebben gezocht maar dat hij daarop niets kon vinden. Desgevraagd heeft eiser tevens verklaard dat hij dit niet aan de IND heeft gemeld of hen heeft laten zien hier moeite voor te hebben gedaan. De stelling van eiser dat de minister teveel van eiser verlangt en eisers asielverzoek te veel met een westerse bril zou hebben beoordeeld, volgt de rechtbank niet. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de minister de verklaringen van eiser, in samenhang met de door hem geduide elementen, niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Risico bij terugkeer en artikel 15c
7. Eiser stelt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor ernstige schade. In dit verband heeft eiser erop gewezen dat sprake is van willekeurig geweld in Mogadishu, dat hij meer risico loopt bij terugkeer omdat hij uit het Westen komt, hij niet beschikt over een sociaal netwerk en vanwege de problemen die hij al heeft gehad met Al-Shabaab.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het feit dat eiser vanuit het Westen zal terugkeren naar Somalië onvoldoende is om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Hierbij heeft de minister kunnen betrekken dat eiser zijn leven lang in Mogadishu heeft gewoond, Al-Shabaad daar niet aan de macht is of de controle heeft en dat hij om in Mogadishu te komen niet door gebieden hoeft te reizen die onder controle staan van Al-Shabaab. De stelling van eiser dat hij al problemen heeft ondervonden met Al-Shabaab kan hem niet baten nu de minister die problemen niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeerbesluit
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd, nu vaststaat dat gedwongen uitzetting naar Somalië niet plaatsvindt. Dat in de periode december 2021 tot en met juni 2023 slechts tien personen vrijwillig zijn teruggekeerd naar Somalië, vindt eiser verwaarloosbaar weinig.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS [4] van 14 maart 2022 waaruit volgt dat de situatie die zich hier voordoet, waarin een terugkeerbesluit wordt genomen waarbij tegelijkertijd wordt vastgesteld dat gedwongen terugkeer naar het land van herkomst - op dit moment - niet mogelijk is, niet in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. [5] Dat slechts enkelen op vrijwillige basis naar Somalië zijn teruggekeerd, doet hier dan ook niet ter zake.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft, dat hij dient terug te keren naar Somalië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
3.Dit staat in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.