ECLI:NL:RBDHA:2025:6007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/09/680334 / JE RK 25-279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 1 april 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de procedure op basis van een verzoekschrift en een rapport van de Raad beoordeeld. Tijdens de zitting, die op 1 april 2024 plaatsvond, waren de vader van [de minderjarige] en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De stiefmoeder kon niet aanwezig zijn, maar had dit tijdig gemeld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] erkend is door de vader en dat deze belast is met het ouderlijk gezag. [de minderjarige] verblijft momenteel bij een jeugdhulpaccommodatie, waar hij beter op zijn plek zit dan bij een eerdere instelling. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 april 2025. De gecertificeerde instelling heeft nu verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, omdat er nog geen diagnostiek heeft plaatsgevonden en er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige].

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat het van belang is dat hij voldoende perspectief geboden blijft. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 7 april 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter hoopt dat de vader meer tijd voor [de minderjarige] kan vrijmaken, zodat er meer contact kan zijn tussen hen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/680334 / JE RK 25-279
Datum uitspraak: 1 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
en
[de stiefmoeder],
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 februari 2025;
- het rapport van de Raad van 1 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [naam] , een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, met een stagiaire als toehoorder.
De stiefmoeder heeft per e-mailbericht van 25 februari 2025 aangegeven niet naar de zitting te kunnen komen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft bij de jeugdhulpaccommodatie [jeugdzorginstelling 1] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 april 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 7 april 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 april 2024 de machtiging [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 7 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, kort en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. De huidige jeugdbeschermer is sinds oktober betrokken bij het gezin. De afgelopen periode is ingezet op het vinden van een geschikte woonplek voor [de minderjarige] en het starten van diagnostiek en dagbesteding. [de minderjarige] verblijft inmiddels bij [jeugdzorginstelling 1] waar hij beter op zijn plek zit dan bij [jeugdzorginstelling 2] . Door [zorginstelling] was toegezegd dat [de minderjarige] daar snel zou kunnen starten met diagnostiek, maar nu is door de gedragswetenschapper aangegeven dat er een wachtlijst is van negen tot twaalf maanden. [de minderjarige] wacht al lang op diagnostiek en de jeugdbeschermer gaat onderzoeken of hij ergens anders eerder terecht kan. [de minderjarige] was ook aangemeld voor dagbesteding bij [zorginstelling] , maar inmiddels is duidelijk dat hij daar niet kan starten, omdat men bang is dat zijn gedrag te heftig is. Met de mentor is overlegd dat [de minderjarige] zal gaan starten met een organisatie die gaat kijken welke dagbesteding passend is en die verschillende dingen met hem gaat proberen zodat hij stappen kan gaan zetten in zijn ontwikkeling en hem meer perspectief wordt geboden. [de minderjarige] zou graag meer contact hebben met zijn vader en hij ervaart daarin veel afwijzing. Hij is prikkelgevoelig en het zou goed voor hem zijn als hij vaker alleen met de vader wat gaat doen.
4.2.
De vader heeft, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat hij [de minderjarige] ook graag meer zou willen zien, maar dat dit soms lastig is vanwege zijn werk. [de minderjarige] ervaart ook veel prikkels als hij bij de vader en de rest van het gezin thuis is. De vader wil zich komende periode inzetten om meer tijd voor hem vrij te maken. De vader zou het liefst willen dat [de minderjarige] weer thuis komt wonen, maar dat kan niet zolang er nog geen diagnostiek en behandeling heeft plaatsgevonden. Hier wordt al lange tijd op ingezet en het is frustrerend dat dit nog steeds niet van de grond gekomen is. De vader stemt in met verlenging van de verzochte maatregelen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn nog steeds aanwezig. De afgelopen periode is [de minderjarige] overgeplaatst van [jeugdzorginstelling 2] naar [jeugdzorginstelling 1] . [de minderjarige] voelde zich onveilig bij [jeugdzorginstelling 2] en zat daar niet op zijn plek. Bij [jeugdzorginstelling 1] verblijft hij op een kleinschalige groep die beter aansluit bij wat hij nodig heeft. Aanvankelijk zou meteen gestart kunnen worden met diagnostisch onderzoek, maar nu blijkt er een wachtlijst te zijn van negen tot twaalf maanden. De kinderrechter vindt dat [de minderjarige] al veel te lang op diagnostiek moet wachten, zeker nu dit zijn perspectief op een passende dagbesteding (school of anderszins) in de weg staat en zijn ontwikkeling daardoor stilstaat. Het is dan ook goed te horen dat door de jeugdbeschermer wordt gezocht naar een alternatieve aanbieder waar hij eerder terechtkan. [de minderjarige] zou ook beginnen met dagbesteding bij [zorginstelling] , maar is daar helaas toch afgewezen vanwege de zorgen om het heftige gedrag wat hij kan laten zien. Het is echter wel van belang dat [de minderjarige] voldoende perspectief geboden blijft worden. De kinderrechter is dan ook blij te horen dat er, ondanks dat er nog geen diagnostiek heeft kunnen plaatsvinden, de komende periode met [de minderjarige] wel alvast gezocht zal worden naar dagbesteding doordat hij drie dagen per week met zijn mentor gaat kijken wat bij hem past. De kinderrechter hoopt dat hij daarmee toch alvast een paar eerste stappen kan gaan zetten in zijn verdere ontwikkeling. De komende periode zal er verder worden ingezet op het contact tussen de vader en [de minderjarige] . Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [de minderjarige] zijn vader graag vaker zou willen zien en dat hij zich, doordat dit niet altijd lukt, soms afgewezen voelt. De kinderrechter hoopt daarom dat de vader bereid zal zijn om vaker tijd vrij te maken om samen met [de minderjarige] iets te ondernemen. Verlenging van de verzochte maatregelen is noodzakelijk om de hulpverlening (diagnostiek en aansluitend het vinden van een passende dagbesteding) en de plaatsing bij [jeugdzorginstelling 1] te kunnen continueren. Gelet op de stappen die nog gezet moeten worden en de tijd die dergelijke trajecten in beslag nemen acht de kinderrechter de duur van twaalf maanden daarvoor passend en geboden.
5.3.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [2]
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 7 april 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 april 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025 door
mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier,
en op schrift gesteld op 9 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.