Op 1 april 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de procedure op basis van een verzoekschrift en een rapport van de Raad beoordeeld. Tijdens de zitting, die op 1 april 2024 plaatsvond, waren de vader van [de minderjarige] en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De stiefmoeder kon niet aanwezig zijn, maar had dit tijdig gemeld.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] erkend is door de vader en dat deze belast is met het ouderlijk gezag. [de minderjarige] verblijft momenteel bij een jeugdhulpaccommodatie, waar hij beter op zijn plek zit dan bij een eerdere instelling. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 april 2025. De gecertificeerde instelling heeft nu verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, omdat er nog geen diagnostiek heeft plaatsgevonden en er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige].
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat het van belang is dat hij voldoende perspectief geboden blijft. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 7 april 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter hoopt dat de vader meer tijd voor [de minderjarige] kan vrijmaken, zodat er meer contact kan zijn tussen hen.