ECLI:NL:RBDHA:2025:5975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/09/681986 / JE RK 25-461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na spoedvoorziening

Op 28 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van zes minderjarigen, geboren in Jemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen bij hun vader, die hen mishandeld zou hebben. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen in een veilige omgeving. De vader heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt, maar de kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd kan worden in de thuissituatie. De kinderen zijn sinds augustus 2024 in Nederland en hebben hun moeder verloren, wat een grote impact op hen heeft gehad. De kinderrechter heeft besloten dat de kinderen voorlopig onder toezicht worden gesteld tot 18 juni 2025 en dat zij uit huis worden geplaatst in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/681986 / JE RK 25-461
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing; na spoedvoorziening
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2013 in [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2014 in [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedag 5] 2015 in [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
[minderjarige 6], geboren op [geboortedag 6] 2016 in [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Hayaty te Den Haag,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 19 maart 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] voorlopig onder toezicht gesteld van
19 maart 2025 tot 1 april 2025, en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de voornoemde beschikking van 19 maart 2025, en de daarin vermelde stukken.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat en bijgestaan door A. Alnima, een tolk in de Arabisch-Jemenitische taal;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover, afzonderlijk van elkaar, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

Voor een overzicht van de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 19 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling en de opvoedsituatie van de kinderen. De kinderen zijn opgeroeid in Jemen en zij zijn sinds augustus 2024 in Nederland. De moeder is in Jemen (plotseling) overleden, waarna de kinderen enige tijd bij een vriend in Egypte hebben verbleven. Op 18 maart 2025 heeft [minderjarige 1] op school verteld dat zij mishandeld is door de vader en dat [minderjarige 5] hiervan getuige is geweest. Er is zichtbaar letsel bij [minderjarige 1] geconstateerd dat de dag ervoor zou zijn toegebracht. Ook heeft [minderjarige 1] aangegeven dat de vader haar hoofd heeft kaalgeschoren en daarbij heeft hij mogelijk wondjes op haar hoofd veroorzaakt. Volgens [minderjarige 1] is er sprake van structurele mishandeling binnen het gezin en dit zou al jaren spelen. Ook zijn er vermoedens dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden ingezet voor het toepassen van geweld. De vader heeft erkend dat hij [minderjarige 1] heeft geslagen, maar hij vertelt een ander verhaal dan [minderjarige 1] . Volgens de vader zijn de kinderen veilig bij hem. De Raad heeft zorgen dat de kinderen mogelijk al langere tijd in fysieke en emotionele onveiligheid verkeren. Het is van belang dat de kinderen, op een veilige manier, hun leven weer kunnen oppakken, waarbij geen sprake is van (mogelijke) kindermishandeling en/of dat zij hiervan getuige zijn. Ook is het van belang dat de komende tijd wordt onderzocht of er contact tussen de kinderen en de vader mogelijk is en hoe dit op een veilige manier kan worden vormgegeven. De kinderen verblijven nu op een veilige plek bij Jeugdformaat en het is van belang dat dit voor de komende periode gecontinueerd wordt. Ook is de inzet van een jeugdbeschermer nodig om de belangen van de kinderen de komende tijd te behartigen. Gelet op het voorgaande verzoekt de Raad een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing is wel verweer gevoerd. De vader heeft aangegeven dat hij [minderjarige 1] enkel probeerde te beschermen. De vader wil graag dat de kinderen naar huis komen en hij belooft dat hij zijn kinderen niet zal aanraken. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de vader erkent dat hij een fout heeft gemaakt en dat dit niet had mogen gebeuren. De vader heeft altijd zijn best gedaan voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De kinderen hebben veel meegemaakt in Jemen en kampen met trauma’s. Zij hebben hun moeder verloren wat veel impact heeft gehad. De advocaat verzoekt om de vijf jongste kinderen naar huis te laten terugkeren. De vader snapt dat de situatie rondom [minderjarige 1] moet worden onderzocht. Ten aanzien van de andere kinderen zijn er geen aanwijzingen dat de kinderen niet veilig zouden zijn bij de vader. Door middel van een voorlopige ondertoezichtstelling wordt er toezicht gehouden op de kinderen. Daarbij staat de vader open voor de benodigde hulpverlening en begeleiding. Ook is het nodig dat voor [minderjarige 1] psychische hulp wordt ingezet voor hetgeen zij heeft meegemaakt. Gelet op voorgaande verzoekt de advocaat om het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] af te wijzen.
4.2.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad en staat achter het verzoek van de Raad. Op dit moment doet de recherche onderzoek en de recherche geeft ‘code rood’ af waar het gaat om het contact met de vader. De gecertificeerde instelling heeft een veiligheidsplan gemaakt zodat de veiligheid van de kinderen kan worden gewaarborgd. [minderjarige 1] en [minderjarige 5] willen graag bij Jeugdformaat blijven en voelen zich daar veilig. Op dit moment willen [minderjarige 1] en [minderjarige 5] geen contact met de jongens en/of de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] uit huis worden geplaatst. [2]
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er grote zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen bij de vader thuis. De kinderen hebben in hun leven veel gemaakt: zij zijn opgegroeid in Jemen, hebben zij (plotseling) hun moeder verloren en zijn pas onlangs, in augustus 2024, naar Nederland gekomen. Daar komt bij dat [minderjarige 1] op 18 maart 2025 op school en bij het CIT zeer zorgwekkende uitspraken heeft gedaan, waaruit naar voren is gekomen dat zij is mishandeld door de vader en dat [minderjarige 5] hiervan getuige is geweest. Er is bij [minderjarige 1] ook zichtbaar letsel geconstateerd. [minderjarige 1] heeft ook aangegeven dat zowel zij als [minderjarige 5] stelselmatig mishandeld worden door de vader en dat dit al jaren speelt. Daarbij zouden ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] door de vader worden ingezet voor het toepassen van geweld tegen [minderjarige 1] en [minderjarige 5] . Er loopt nu een strafrechtelijk onderzoek naar wat er precies is gebeurd, maar het feit dat [minderjarige 1] bovenstaande uitspraken (meermaals) heeft gedaan vindt de kinderrechter, in combinatie met het bij [minderjarige 1] geconstateerde letsel, op zichzelf al zeer zorgelijk, wat de uitkomst van het onderzoek ook zal zijn. Hoewel de vader ter zitting heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt en te kennen heeft gegeven de kinderen niet meer te zullen slaan of anderszins fysiek te zullen straffen, is de kinderrechter van oordeel dat er heel veel onduidelijkheid bestaat over de opvoedsituatie van de kinderen bij de vader en dat hun veiligheid in de thuissituatie bij de vader op dit moment niet gewaarborgd kan worden. Een terugkeer van de kinderen naar de vader is op dit moment dan ook niet aan de orde, ook niet waar het gaat om de vijf jongste kinderen. Het is daarom noodzakelijk dat de kinderen de komende tijd bij Jeugdformaat verblijven waar zij de veiligheid en zorg krijgen die zij nodig hebben. Het is van belang dat in de komende periode de opvoedsituatie grondig wordt onderzocht en dat wordt bekeken hoe de veiligheid van de kinderen kan worden gewaarborgd. Verder moet worden bezien wat de kinderen nodig hebben en of dit meebrengt dat voor (een of meerdere) kinderen hulpverlening moet worden ingezet. Een jeugdbeschermer kan zicht houden op de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen en hun belangen behartigen.
5.3.
Ter zitting is ook duidelijk geworden dat [minderjarige 1] en [minderjarige 5] op dit moment geen contact willen met zowel de vader als de jongens. Ook is gebleken dat contact tussen vader en de andere kinderen, gelet op de veiligheidsinschatting die de recherche heeft gemaakt, op dit moment niet mogelijk is. De kinderrechter begrijpt dat dit voor zowel de kinderen als de vader een zeer verdrietige en ingrijpende situatie is. Het is dan ook van belang dat de komende tijd wordt onderzocht of en zo ja, op welke manier, er weer contact kan plaatsvinden tussen de kinderen en de vader en de kinderen onderling. Specifiek ten aanzien van [minderjarige 1] overweegt de kinderrechter dat, gelet op wat er tussen [minderjarige 1] en de vader is voorgevallen, daarbij [minderjarige 1] 's wensen gerespecteerd dienen te worden. De kinderrechter vindt het positief dat de vader ter zitting heeft aangegeven open te staan voor samenwerking met de gecertificeerde instelling. Het is van belang dat de vader open en transparant is en blijft zodat er snel meer duidelijkheid kan worden verkregen over de opvoedsituatie van de kinderen en de mogelijkheden voor contact tussen de vader en de kinderen.
5.4.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] voorlopig onder toezicht tot 18 juni 2025. Ook machtigt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] uit huis te plaatsen, eveneens tot 18 juni 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 1 april 2025 tot 18 juni 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 1 april 2025 tot 18 juni 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door
mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier,
en op schrift gesteld op 9 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).