Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1] , V-nummer: [nummer 1] , eiseres
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
Procesverloop
Overwegingen
Verder stelt de rechtbank vast, wat tussen partijen ook niet in geschil is, dat eiseres en haar minderjarige kinderen rechtmatig verblijf in Nederland hebben. Verder blijkt uit het verslag van het op 20 maart 2025 met eiseres gehouden vertrekgesprek dat zij, ondanks de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel, geen dagelijkse meldplicht opgelegd heeft gekregen en daarnaast ook Rva [5] -verstrekkingen ontvangt. De minister heeft ter zitting nader toegelicht dat ondanks het rechtmatig verblijf er toch voor is gekozen om onderhavige maatregel op te leggen, met name omdat eiseres een herhaalde asielaanvraag heeft ingediend en volgens de minister daarmee haar geplande overdracht aan Frankrijk heeft gefrustreerd. De rechtbank acht dit standpunt niet juist. Eiseres heeft op 4 juli 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarop de minister diezelfde dag, met een zogenoemd 3.1 Vb besluit, heeft beslist. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt waarbij zij heeft verzocht om een spoedvoorziening te treffen teneinde de behandeling van het bezwaar in Nederland te mogen afwachten. Bij uitspraak van 4 juli 2024 [6] is dit verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter heeft daarin het volgende overwogen:
Conclusie en gevolgen
De rechtbank ziet aanleiding om aan eiseres en haar minderjarige kinderen een schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die zij ten onrechte in de Gezinslocatie te Amersfoort hebben verbleven. De rechtbank gaat ervan uit dat een maatregel, inhoudende de beperking van de bewegingsvrijheid, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres en haar minderjarige kinderen ten gevolge van de ten onrechte opgelegde maatregel immateriële schade hebben geleden van € 25,- per dag die zij ten onrechte in de Gezinslocatie hebben doorgebracht. De rechtbank stelt vast dat zij ten onrechte gedurende 52 dagen (van 18 februari 2025 tot en met 10 april 2025) in hun bewegingsvrijheid zijn beperkt. Daarom kent de rechtbank een schadevergoeding toe van een totaalbedrag van € 1.300,-.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel;
- veroordeelt de minister tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres en haar minderjarige kinderen tot een bedrag van € 1.300,- en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres en haar minderjarige kinderen tot een bedrag van op € 1.814,-.