ECLI:NL:RBDHA:2025:5923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL24.34812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene op basis van inburgeringsvereiste en middelenvereiste

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De minister heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 30 april 2024, en het bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit van 8 augustus 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de EU-verblijfsvergunning. Dit betreft onder andere het inburgeringsvereiste, aangezien eiseres het inburgeringsexamen niet heeft gehaald en geen vrijstelling heeft aangetoond. Daarnaast voldoet eiseres niet aan het middelenvereiste en het vereiste van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de inburgeringsplicht, wat op zichzelf al een reden is voor afwijzing van de aanvraag.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt en is op 9 april 2025 openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na deze uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34812
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 30 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een EU- verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1977 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiseres heeft op 3 januari 2018 een verblijfsdocument op grond van het arrest Chavez- Vilchez gekregen als verzorgende ouder van haar minderjarige zoon.i Op [geboortedatum] 2020 is haar zoon [zoon 1] achttien jaar geworden. De andere zoon van eiseres, [zoon 2] , is op [geboortedatum] 2022 achttien jaar geworden. Eiseres heeft op 2 december 2022 een aanvraag EU- langdurig ingezetene ingediend.

Het bestreden besluit

5. De minister heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Eiseres voldoet niet aan het inburgeringsvereiste, aangezien zij het inburgeringsexamen niet heeft gehaald en niet heeft aangetoond dat zij in aanmerking komt voor een vrijstelling van dit vereiste. Verder voldoet eiseres niet aan het middelenvereiste. Ook voldoet eiseres niet aan het vereiste van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland direct voorafgaand aan de aanvraag.
Beoordeling van de rechtbank
6. Tussen partijen is in geschil of eiseres in deze zaak tijdig bezwaargronden heeft ingediend. De rechtbank ziet aanleiding dit buiten bespreking te laten gelet op het navolgende.
7. Om in aanmerking te komen voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, moet men voldoen aan de voorwaarden zoals neergelegd in artikel 45b van de Vreemdelingenwet (Vw). Het behalen van het inburgeringsexamen is een vereiste volgens artikel 45b, tweede lid, sub g, van de Vw.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres zowel in bezwaar als in beroep geen gronden heeft ingediend tegen de tegenwerping van het inburgeringsvereiste. Eerst ter zitting heeft eiseres gesteld dat haar door de gemeente is medegedeeld dat zij, omdat zij Surinaams is, moet worden vrijgesteld van het inburgeringsvereiste. Eiseres heeft dit standpunt niet met documenten onderbouwd.
9. De rechtbank oordeelt dat de minister aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat zij niet voldoet aan de inburgeringsplicht. Omdat het niet voldoen aan de inburgeringseis een op zichzelf staande reden is voor afwijzing van de aanvraag, zal de rechtbank niet ingaan op de argumenten die betrekking hebben op het vereiste van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland en het middelenvereiste. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. O. El Hihi, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.