Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De minister heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 30 april 2024, en het bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit van 8 augustus 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de EU-verblijfsvergunning. Dit betreft onder andere het inburgeringsvereiste, aangezien eiseres het inburgeringsexamen niet heeft gehaald en geen vrijstelling heeft aangetoond. Daarnaast voldoet eiseres niet aan het middelenvereiste en het vereiste van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de inburgeringsplicht, wat op zichzelf al een reden is voor afwijzing van de aanvraag.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt en is op 9 april 2025 openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na deze uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.