ECLI:NL:RBDHA:2025:5903
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Lietaert Peerbolte, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor hemzelf en zijn twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser tijdig beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor verweerder is verstreken en dat er geen besluit is genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen, en heeft verweerder in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen de uitspraak.