ECLI:NL:RBDHA:2025:585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/09/674669 / HA ZA 24-923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure inzake boete verschuldigd op grond van factoringovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Svea Finans Nederland B.V. en RA Bewindvoering Nederland B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over [naam 1]. De procedure volgde op een verstekvonnis van 20 december 2023, waarin de vorderingen van Svea integraal waren toegewezen. Svea had gevorderd dat [naam 1] zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 77.337,93, inclusief kosten en wettelijke rente, op basis van een factoringovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat Svea en [bedrijfsnaam 1] een overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen hadden gesloten, waarbij Svea het recht had om vorderingen terug te verkopen aan [bedrijfsnaam 1] onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat [naam 1] niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan, waardoor hij een contractuele boete verschuldigd was. [naam 1] voerde aan dat Svea zelf tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank bekrachtigde het verstekvonnis en veroordeelde [naam 1] in de proceskosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/674669 / HA ZA 24-923
Vonnis in verzet van 22 januari 2025
in de zaak van
SVEA FINANS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Reeuwijk,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. D.J. Rijnbout te Houten,
tegen
RA BEWINDVOERING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Dronten,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. J.M. Koppert te Lelystad.
Partijen zullen hierna Svea en [naam 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 november 2023 met producties 1 tot en met 17;
  • het verstekvonnis van 20 december 2023;
  • de verzetdagvaarding van 30 september 2024 met producties 1 en 2;
  • het tussenvonnis van 20 november 2024 waarin een mondelinge behandeling is bevolen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2025. Aan de zijde van Svea zijn verschenen de heer [naam 2] (accountmanager), bijgestaan door de advocaat voornoemd. Aan de zijde van [naam 1] zijn verschenen mevrouw C. Doorenweerd, bewindvoerder, bijgestaan door de advocaat voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen hebben gezegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Svea is een handelsmaatschappij die gespecialiseerd is in het aankopen van vorderingsrechten op handelsdebiteuren (
factoring).
2.2.
[bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1]) is een vennootschap die zich richt op beveiligingsdienstverlening. Enig bestuurder en tevens enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] is [bedrijfsnaam 2] B.V. [naam 1] is op zijn beurt enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 2].
2.3.
Svea en [bedrijfsnaam 1] hebben met ingang van 7 februari 2020 een overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen (hierna: de Overeenkomst) gesloten. De Overeenkomst bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
artikel 6 — Voorwaarden gesteld aan de over te dragen Vorderingen
(…)
3. Met de verkoop en levering (cessie) staat Verkoper jegens Svea in voor het navolgende en garandeert Verkoper aan Svea:
(a) dat Verkoper volledig bevoegd is de Vordering in eigendom aan Svea over te dragen en dat er dus geen sprake is van een cessie- en/of verpandingsverbod tussen Verkoper en Afnemer;
(…)
(e) dat de Vordering betrekking heeft op een transactie die rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat er geen belemmering bestaat tot verkoop en levering (cessie) van de Vordering op Afnemer aan Svea;
(…)
(h) dat Afnemer tegenover Verkoper geen aanspraak kan maken op enig compensatierecht dan wel dat geen verrekenbare tegenvordering bestaat noch dat Afnemer op enigerlei wijze
vorderingen op Verkoper verrekent met (een) aan Svea overgedragen Vordering(en);
(…)
(k) dat er geen dispuut bestaat ten aanzien van de schuldverhouding en dat Verkoper niets bekend is van enige omstandigheid die een dispuut zou kunnen veroorzaken, noch dat de Vordering anderszins door Afnemer wordt betwist; (…)
artikel 12 — Terugbetaling en schadeplichtigheid Verkoper
- 1. Svea heeft het recht de betreffende Vordering aan Verkoper terug te verkopen (retrocederen):
(a) wanneer Afnemer, binnen redelijke termijn na ontvangst van een factuur. klaagt over de geleverde zaken en/of verleende diensten of anderszins, ter beoordeling van Svea. terecht
bezwaar maakt tegen betaling van de Vordering;
(b) wanneer Verkoper een van de garantievoorwaarden genoemd in artikel 6 lid 3 schendt dan wel niet (behoorlijk) nakomt, zulks ter beoordeling van Svea;
(c) wanneer sprake is van schending en/of niet (behoorlijke) nakoming door Verkoper van een verplichting als omschreven in artikel 7.
- 2. Het recht tot terugverkoop (retrocessie) van Svea bestaat ook in de gevallen als bedoeld in artikel 8 lid 3 en artikel 10 lid 2.
- 3. Verkoper is verplicht de terugverkoop (retrocessie) als bedoeld in artikel 12 leden 1 en 2 te aanvaarden en is verplicht om binnen twee (2) dagen na het verzoek daartoe het betreffende volledige factuurbedrag (inclusief de op de factuur gespecificeerde omzetbelasting) aan Svea te betalen. (…)
artikel 13 — Boetebeding
- 1. Indien Verkoper niet binnen zeven (7) dagen na de sommatie daartoe aan enige (betalings-) verplichting als omschreven in artikel 3 leden 4 en 5, artikel 5 lid 2, artikel 9 lid 1 sub a of artikel 3.2 lid 3 heeft voldaan, is Verkoper zonder nadere ingebrekestelling — na het verstrijken van de bedoelde termijn — een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete aan Svea verschuldigd van twee maal het bedrag waarop de betreffende verplichting betrekking heeft.
Verder is tussen Svea en [naam 1] op dezelfde dag een overeenkomst tot borgstelling tot stand gekomen. De overeenkomst tot borgstelling luidt, voor zover relevant, als volgt:

De heer [naam 1]
verklaart/verklaren kennis genomen te hebben van de Overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen tussen Svea en Verkoper [bedrijfsnaam 1] BV. van 7 februari 2020 (hierna: de Overeenkomst”), die een onlosmakelijk onderdeel vormt van deze borgstelling; (…)
verklaart/verklaren zich jegens Svea als borg en hoofdelijk medeschuldenaar voor Verkoper te verbinden, tot zekerheid voor de juiste nakoming door Verkoper van de Overeenkomst en betaling van al hetgeen Svea van Verkoper te vorderen heeft en/of zal krijgen uit hoofde van de Overeenkomst - daaronder ook te verstaan eventuele boetes en/of schade - door:
- iedere vorm van bedrog, oplichting en/of valsheid in geschrifte, dan wel iedere poging daartoe gepleegd door Verkoper;
- het ontbreken van de cessietekst op de facturen van Verkoper als bedoeld in artikel 5, voor zover Afnemer uit dien hoofde niet tot betaling aan Svea overgaat,
- het niet nakomen van de garantieverplichtingen als bedoeld in artikel 6 lid 3 van de Overeenkomst. voor zover Afnemer uit dien hoofde niet tot betaling aan Svea overgaat;
- het niet nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 6 lid 2 (terugbetaling na vernietig koopovereenkomst), artikel 8 lid 3 (terugbetaling creditfactuur), artikel 10 (doorbetaling rechtstreekse betaling) en artikel 13 [sic] lid 3 (terugbetaling door retrocessie).
De bepalingen over rente en kosten als bedoeld in artikel 12 leden 7 en 8 en artikel 16 lid 5 van de Overeenkomst en het boetebeding als bedoeld in artikel 13 van de Overeenkomst zijn ook op deze borgstelling van toepassing.
2.4.
Op enig moment heeft [bedrijfsnaam 1] op basis van de Overeenkomst een aantal vorderingen op Alpha Security B.V. (hierna: Alpha) van in totaal € 34.424,80 aan Svea overgedragen.
2.5.
Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft [naam 3] (Alpha) aan [naam 4] (Svea) laten weten de betaling van de facturen te hebben opgeschort. Vervolgens is Svea zowel met Alpha als [bedrijfsnaam 1] in overleg getreden. Op enig moment heeft [naam 1] een e-mail aan [naam 4] gestuurd. In de e-mail staat, voor zover relevant, het volgende:

Tot mijn grote verbazing heb ik ook het bericht van Alpha gelezen.
Zij menen boetes te moeten opleggen en derhalve blokkeren ze alle inkomsten die wij vanuit Alpha zouden moeten krijgen.
Een handeling die mijn inziens veel te extreem is.
Svea heeft vervolgens in meerdere e-mails om nadere informatie bij [naam 1] gevraagd. Bij e-mail van 3 juli 2023 heeft [naam 5] (Svea) het volgende aan [naam 1] bericht:

Heb je zojuist proberen te bellen, want dit schiet niet op.
Zowel jij als Alpha geven aan dat er boetes in de lucht hangen, zonder dat een van jullie beiden een onderbouwing van deze boetes geeft (Alpha geeft aan dat jij weet hoe het zit en dat we bij jou moeten zijn)
Graag wil ik uiterlijk morgen de onderbouwing hiervan ontvangen om te kunnen bepalen wie er nu gelijk heeft en anders zullen we zowel jou als Alpha Security een ingebrekestelling sturen waarbij alle rente en kosten bij verdere juridische maatregelen voor de partij zijn die uiteindelijk de facturen dient te betalen.
2.6.
Bij koopafrekening van 1 september 2023 met nummer 620230186 heeft [bedrijfsnaam 1] een vordering op QMonitoring van in totaal € 5.552,09 aan Svea overgedragen. Op dezelfde dag heeft [bedrijfsnaam 1] een factuur van € 5.552,09 rechtstreeks aan QMonitoring verzonden, zonder melding te doen van de cessie. QMonitoring heeft op enig moment de factuur aan [bedrijfsnaam 1] betaald.
2.7.
Bij brief van 8 september 2023 heeft (de advocaat van) Svea [bedrijfsnaam 1] gesommeerd tot terugbetaling van het saldo van de factuurbedragen met betrekking tot Alpha van € 34.424,80, te vermeerderen met de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.8.
Bij vonnis van 19 september 2023 van de rechtbank Rotterdam is [bedrijfsnaam 1] in staat van faillissement verklaard.
2.9.
Bij brief van 3 november 2023 heeft (de advocaat van) Svea [naam 1] gesommeerd tot betaling van de contractuele boete, terugbetaling van factuur 620230186 te vermeerderen met de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het geschil in verzet

3.1.
Svea heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [naam 1] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 77.337,93 te vermeerderen met de kosten van deze procedure, en de over de proceskosten verschuldigde wettelijke rente.
3.2.
Svea heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat [bedrijfsnaam 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet tijdig over te gaan tot terugbetaling van de in verband met de vorderingen op Alpha en QMonitoring aan haar betaalde bedragen. Het verschuldigde bedrag is opgebouwd als volgt:
  • contractuele boete € 68.849,60
  • terugbetaling factuur 620230186 € 5.552,09
  • contractuele rente tot en met 8 november 2023 € 159,13
  • schadevergoeding: kosten incasso Alpha € 1.235,90
  • schadevergoeding: kosten incasso QMonitoring € 895,23
  • buitengerechtelijke incassokosten € 5.996,53
3.3.
Bij het verstekvonnis van 20 december 2023 zijn de vorderingen van Svea integraal toegewezen.
3.4.
[naam 1] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd, dat de vorderingen van Svea met betrekking tot de gevorderde boetes alsnog worden afgewezen en dat Svea wordt veroordeeld in de proces- en nakosten van het verzet.
3.5.
[naam 1] heeft hiertoe aangevoerd dat Svea zelf tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, aan de voorwaarden voor het boetebeding en borgstelling niet is voldaan en dat, in het uiterste geval, de boete dient te worden gematigd.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [naam 1] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
De verzetdagvaarding dateert van 30 september 2023. Uit het Centraal curatele- en bewindregister volgt dat de kantonrechter te Gouda bij beschikking van 23 december 2024 bewind heeft ingesteld over de (toekomstige) goederen van [naam 1]. Uit het Centraal curatele- en bewindregister volgt verder dat als bewindvoerder is benoemd RA Bewindvoering Nederland B.V. te Dronten.
4.3.
Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder, met inachtneming van de in de wet vermelde voorwaarden (art. 1:438 leden 1 en 2 BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (art. 1:441 lid 1 BW). Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een eventueel geding over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende. Hetzelfde geldt als de onderbewindstelling is uitgesproken tijdens een lopende procedure (HR 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1367).
4.4.
De bewindvoerder is op de mondelinge behandeling van 7 januari 2025 verschenen, en heeft desgevraagd bevestigd haar goedkeuring aan de onderhavige procedure te geven. De rechtbank leidt hieruit af dat de bewindvoerder de procedure van de rechthebbende overneemt, en aldus moet worden aangeduid als de formele procespartij.
4.5.
De rechtbank zal hierna eerst het gedeelte van de vordering bespreken dat betrekking heeft op de facturen aan Alpha, en daarna het gedeelte dat ziet op de facturen aan QMonitoring.
Alpha
4.6.
Het is tussen partijen niet in geschil dat Alpha de facturen niet aan Svea heeft betaald. Volgens Svea heeft Alpha een beroep op verrekening gedaan met door [bedrijfsnaam 1] aan haar verschuldigde boetes en zich daarnaast beroepen op een contractueel overeengekomen cessieverbod. [bedrijfsnaam 1] was daarom op grond van artikel 6 lid 3 sub (a) en (h) jo. 12 lid 1 van de Overeenkomst gehouden om de vorderingen terug te kopen. Nu zij dit niet tijdig heeft gedaan, is zij op grond van artikel 13 van de Overeenkomst een contractuele boete verschuldigd van twee maal het bedrag waarop de betreffende verplichting betrekking heeft. Dit komt neer op een bedrag van € 68.849,60 (2 x € 34.424,80). [naam 1] is op grond van de overeenkomst van borgtocht hoofdelijk voor deze schuld aansprakelijk.
4.7.
Volgens [naam 1] is Svea zelf tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Met de overeenkomst is beoogd dat Svea het debiteurenbeheer uit handen van [bedrijfsnaam 1] zou nemen. Dat is met betrekking tot de vorderingen op Alpha niet gebeurd. In de eerste plaats heeft Svea niet gecontroleerd of op grond van de tussen [bedrijfsnaam 1] en Alpha bestaande overeenkomst [bedrijfsnaam 1] tot overdracht van een vordering bevoegd was, terwijl zij de onderliggende overeenkomst wel heeft ontvangen. Alpha heeft ook in eerder stadium meerdere facturen zonder protest aan Svea betaald, zodat [bedrijfsnaam 1] ervan uit mocht gaan dat het cessieverbod niet zou worden gehandhaafd. Daarnaast heeft Svea, nadat Alpha bezwaar tegen de in het geding zijnde facturen had gemaakt, onvoldoende gedaan om de vordering te incasseren. Svea kan dus geen aanspraak maken op betaling van een boete.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.9.
Artikel 6 lid 3 sub a van de Overeenkomst bepaalt dat [bedrijfsnaam 1] met de verkoop en levering van de vordering aan Svea garandeert dat zij volledig bevoegd is de vordering in eigendom aan Svea over te dragen. De verantwoordelijkheid om na te gaan of de vordering in rechte overdraagbaar is ligt dus bij [bedrijfsnaam 1], zodat Svea geen verwijt kan worden gemaakt dat zij dit niet zelf heeft gecontroleerd. Reeds hieruit volgt dat Svea op grond van artikel 12 lid 1 van de Overeenkomst mocht besluiten om de vordering aan [bedrijfsnaam 1] terug te verkopen. Uit de e-mailwisseling tussen [naam 1] en Svea van juni/juli 2023 (zie rov. 2.5) volgt verder dat [bedrijfsnaam 1] volgens Alpha meerdere boetes aan haar verschuldigd was, en om deze reden de facturen weigerde te betalen. Alhoewel [naam 1] aangeeft dat de opstelling van Alpha “
veel te extreem is” geeft hij, ondanks herhaaldelijk aandringen van Svea, verder geen inhoudelijke toelichting. Svea kon in deze omstandigheden niet vaststellen of het beroep van Alpha op verrekening gegrond was, zodat Svea op grond van artikel 6 lid 3 sub (h) jo. artikel 12 lid 1 sub (b) tot de conclusie mocht komen dat zij gerechtigd was om de betreffende vorderingen aan [bedrijfsnaam 1] terug te verkopen. De bewindvoerder heeft op de mondelinge behandeling van 7 januari 2025 nog naar voren gebracht dat een medewerker van [bedrijfsnaam 1] mogelijk bewust bepaalde correspondentie voor [naam 1] verborgen heeft gehouden, maar uit de hiervoor beschreven e-mailwisseling volgt dat [naam 1] persoonlijk contact met Svea over de vordering op Alpha heeft gehad. Daarbij komt dat [naam 1] het onrechtmatig handelen van een van de medewerkers van [bedrijfsnaam 1] niet aan Svea kan tegenwerpen, zodat de rechtbank aan het betoog van de bewindvoerder voorbij zal gaan.
4.10.
Het is verder niet in geschil dat [bedrijfsnaam 1] niet tijdig aan haar betalingsverplichting uit hoofde van de terugverkoop heeft voldaan, zodat zij op grond van artikel 13 van de Overeenkomst de contractuele boete verschuldigd was. Van den Burgt heeft nog een beroep gedaan op matiging van de contractuele boete, maar uit het enkele feit dat de boete het dubbele van de geleden schade bedraagt volgt niet dat de toepassing van de boeteclausule in de omstandigheden van dit geval tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Het beroep op matiging wordt daarom verworpen.
QMonitoring
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat [bedrijfsnaam 1] de vordering op QMonitoring op 1 september 2023 aan Svea heeft verkocht, op dezelfde dag een factuur aan QMonitoring heeft gestuurd zonder melding van de cessie te maken, en dat QMonitoring vervolgens de factuur aan [bedrijfsnaam 1] heeft betaald. Svea heeft op grond van de Borgtocht jo. de artikelen 6 lid 3 sub (e) en (k) en 12 lid 1 van de Overeenkomst aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag gelijk dat zij aan [bedrijfsnaam 1] heeft betaald. Op de mondelinge behandeling van 7 januari 2025 is namens [naam 1] aangegeven dat het verzet ook is gericht tegen de verschuldigdheid van de contractuele boete met betrekking tot QMonitoring, maar dit gaat er aan voorbij dat Svea met betrekking tot QMonitoring niet de betaling van een contractuele boete heeft gevorderd. Reeds om deze reden dient het verstekvonnis te worden bekrachtigd.
Proceskosten
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het verstekvonnis zal bekrachtigen. [naam 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in het verzet aan de zijde van Svea vastgesteld op € 1.214 (1 punt x tarief IV) aan salaris advocaat en € 178 aan nakosten, eventueel vermeerderd met de in de beslissing genoemde verhoging. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 20 december 2023 onder zaaknummer / rolnummer C/09/656931 / HA ZA 23-1024 gewezen verstekvonnis;
5.2.
veroordeelt [naam 1] in de proceskosten van de verzetprocedure aan de zijde van Svea tot op heden begroot op € 1.124 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [naam 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [naam 1] € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [naam 1] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.