ECLI:NL:RBDHA:2025:5813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
09/078345-24 en 09/394431-24 (ttz. gev.) 10-138651-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging met zwaar lichamelijk letsel en afpersing

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met geweld en afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 maart 2024 in 's-Gravenhage, waar de verdachte samen met medeverdachten een woning binnenging en de aangever onder bedreiging dwong tot het afgeven van geld en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever hebben bedreigd en geweld hebben gebruikt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de aangever, die zijn kniepezen heeft gescheurd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partijen uitgesproken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de dood van de aangever niet aan de verdachte kan worden toegerekend, maar dat het letsel wel het gevolg is van de handelingen van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan het medeplegen van afpersing en heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/078345-24 en 09/394431-24 (ttz. gev.) 10-138651-22 (tul)
Datum uitspraak: 8 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.K. Roelofsen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I, parketnummer 09/078345-24
1
hij op of omstreeks 5 maart 2024 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon met pasjes, een autosleutel en/of een hoeveelheid geld (totaal: € 1900), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- zich naar de woning gelegen aan de [adres 1] van die [naam 1] te begeven en/of
- (vervolgens) bij die woning aan te bellen en/of zich (met kracht) de toegang tot die woning te verschaffen en/of
- die [naam 1] naar de keuken te sommeren en/of te zeggen dat die [naam 1] zijn telefoon moest pakken en aan de verdachte(n) te geven en/of
- tegen die [naam 1] te zeggen: 'Als u niks doet, dan gebeurt er niks met u' en/of
- meermalen met kracht die [naam 1] vast te pakken en/of
- de pincode van zijn bank app te vragen en/of
- kasten en lades in de woning van die [naam 1] te doorzoeken en hem te vragen of hij goud heeft en/of
- een of meer betaalverzoeken (te weten een Tikkie) naar (de mobiele telefoon van) die [naam 1] te versturen en met de bankrekening van die [naam 1] te betalen en/of
- nadat die [naam 1] trachtte de woning te ontvluchten, met kracht die [naam 1] naar de grond te trekken en/of (vervolgens) zijn woning in te trekken/sleuren
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking,
ten gevolge waarvan voornoemde [naam 1] is overleden,
althans welk geweld en/of bedreiging met geweld zwaar lichamelijk letsel voor die [naam 1] ten gevolge heeft gehad, te weten gescheurde kniepezen en/of kniebanden;
2
hij op of omstreeks 4 en/of 5 maart 2024 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot:
- het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de ontgrendel code van zijn telefoon en/of de ING-app en/of
- de afgifte van een telefoon met pasjes, een autosleutel en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of een derde toebehoorde(n),
door:
- meermalen via What’s App berichten te versturen naar die [naam 1] waarin aan [naam 1] wordt gevraagd geld over te maken en/of geld te geven en daarbij te zeggen dat zij, verdachten, na betaling, (gevoelige) informatie die verdachte(n) over [naam 1] beschikken zullen verwijderen en/of
- zich naar de woning gelegen aan de [adres 1] van die [naam 1] te begeven en/of
- (vervolgens) bij die woning aan te bellen en/of zich (met kracht) de toegang tot die woning te verschaffen en/of
- die [naam 1] naar de keuken te sommeren en/of te zeggen dat die [naam 1] zijn telefoon moest pakken en aan de verdachte(n) te geven en/of
- tegen die [naam 1] te zeggen: 'Als u niks doet, dan gebeurt er niks met u' en/of
- meermalen met kracht die [naam 1] vast te pakken en/of
- de pincode van zijn bank app te vragen en/of
- kasten en lades in de woning van die [naam 1] te doorzoeken en hem te vragen of hij goud heeft en/of
- een of meer betaalverzoeken (te weten een Tikkie) naar (de mobiele telefoon van) die [naam 1] te versturen en met de bankrekening van die [naam 1] te betalen en/of
- nadat die [naam 1] trachtte de woning te ontvluchten, met kracht die [naam 1] naar de grond te trekken en/of (vervolgens) zijn woning in te trekken/sleuren
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking,
ten gevolge waarvan voornoemde [naam 1] is overleden,
althans welk geweld en/of bedreiging met geweld zwaar lichamelijk letsel voor die [naam 1] ten gevolge heeft gehad, te weten gescheurde kniepezen en/of kniebanden.

Dagvaarding II, parketnummer 09/394431-24

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2023 tot en met 5 januari 2024 te Spijkenisse en/of elders in Nederland, één of meerdere malen
zonder erkenning (met betrekking tot) een of meerdere (vuur)wapens van categorie I, categorie II en/of categorie III, te weten:
- (omgebouwde) gaspistool, merk Umarex model Glock 17 Gen 5 en/of
- pistoolmitrailleur van het merk een CZ model Scorpion Evo en/of
- geluiddemper,
heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en/of heeft verhuurd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of
heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over de transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie en/of de transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie heeft geregeld.

3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van dagvaarding I

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie partieel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van het onder dagvaarding I tenlastegelegde, nu het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De verdediging voert daartoe aan dat alleen aan de verdachte gekwalificeerde diefstal met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de aangever tot gevolg, en afpersing met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de aangever tot gevolg ten laste is gelegd. Het Openbaar Ministerie gaat uit van een gezamenlijke uitvoering. De feitelijke handelingen worden aan medeverdachten [medeverdachte 1] (09/174032-24) en [medeverdachte 2] (09/084800-24) nagenoeg op identieke wijze ten laste gelegd, echter het objectieve gevolg wordt alleen aan de verdachte ten laste gelegd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het objectieve gevolg evenmin aan de verdachte ten laste gelegd had moeten worden of het objectieve gevolg ook aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ten laste gelegd had moeten worden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel ontvankelijk is in de vervolging, omdat het haar vrij staat om een feitelijkheid die objectief in causaal verband samenhangt met een enkele verdachte, alleen aan die verdachte toe te rekenen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Voor zover hier van belang gaat het om het gelijkheidsbeginsel en/of het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging (het verbod van willekeur).
Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk moeten worden behandeld. In beginsel is van schending van het gelijkheidsbeginsel pas sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal gelijke gevallen. De rechtbank overweegt daarbij dat het niet vervolgen van derden wiens gedragingen evenals die van verdachte het voorwerp van strafvervolging zouden kunnen zijn en min of meer gelijk zijn aan die van de verdachte, niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging tegen de verdachte leidt omdat ook andere omstandigheden van invloed kunnen zijn bij de beantwoording van de vervolgingsvraag. Bij de beslissing een verdachte te vervolgen voor een zeker feit – en een ander niet – kunnen voorts overwegingen van haalbaarheid en opportuniteit een rol spelen.
Het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging houdt in dat het Openbaar Ministerie een belangenafweging moet maken tussen enerzijds het algemeen belang dat met een vervolging kan zijn gediend en anderzijds het individuele belang van de verdachte om uit het strafrechtelijke circuit te blijven. Nu de belangenafweging omtrent al dan niet vervolgen door de wetgever expliciet aan het Openbaar Ministerie is toebedeeld, kan de rechtbank de vervolgingsbeslissing slechts marginaal toetsen. De rechtbank kan slechts beoordelen of het Openbaar Ministerie na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
In dit geval heeft de officier van justitie gemeend om alleen de verdachte verantwoordelijk te houden voor het vermeende gevolg van de strafbare feiten, te weten de dood van de aangever dan wel het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel aan de aangever. De rechtbank komt in dit stadium van het onderzoek slechts een marginale toetsing toe zonder vooruit te lopen op de bewijsbeslissing. De rechtbank kan op grond van het procesdossier vaststellen dat het slachtoffer ernstig knieletsel heeft opgelopen naar aanleiding van het voorval op 5 maart 2024 zoals onder dagvaarding I ten laste is gelegd. Ook kan de rechtbank vaststellen dat het slachtoffer elf dagen na de pleegdatum van het onder dagvaarding I tenlastegelegde is komen te overlijden. Niet ter discussie staat dat alleen de verdachte (en niet de medeverdachten) feitelijk betrokken lijkt te zijn geweest bij de val van aangever die tot het knieletsel heeft geleid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de grote mate van beslissingsvrijheid van het Openbaar Ministerie ter zake, de officier van justitie op grond van dit objectieve gegeven in het procesdossier dit vermeende gevolg alleen aan de verdachte ten laste mocht leggen. Hiermee heeft de officier van justitie zich niet schuldig gemaakt aan schending van het gelijkheidsbeginsel.
Het standpunt van de verdediging dat sprake is van partiële niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging ten aanzien van dagvaarding I, feiten 1 en 2, wordt daarom verworpen.

4.De bewijsbeslissing ten aanzien van dagvaarding I, feiten 1 en 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie dagvaarding I, feiten 1 en 2
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten met dien verstande dat beide feiten gepleegd zijn op 5 maart 2024 en dat de handelingen bestaande uit het ‘meermalen met kracht die [naam 1] vast te pakken’ niet bewezen kunnen worden verklaard. Met betrekking tot het objectieve gevolg ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de dood van de aangever niet als gevolg van het tenlastegelegde aan de verdachte toe te rekenen valt, maar wel het zwaar lichamelijk letsel van de aangever.
4.2
Het standpunt van de verdediging dagvaarding I, feiten 1 en 2
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er partiële vrijspraak dient te volgen voor het geweld voorafgaand aan of tijdens de diefstal.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit nu er sprake lijkt te zijn geweest van afdreiging en niet van de tenlastegelegde afpersing, omdat er geen bewijs is voor de geweldscomponenten in de tenlastelegging.
Ten aanzien van beide feiten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er partiële vrijspraak dient te volgen voor de dood van de aangever als gevolg alsmede voor het gevolg van (zwaar) lichamelijk letsel van de aangever. Volgens de verdediging is er geen causaal verband tussen het incident en het overlijden dan wel het letsel van de aangever.
4.3
Gebruikte bewijsmiddelen dagvaarding I, feiten 1 en 2
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-202471427, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1093).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 25 maart 2025, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, vraagt mij of ik op 5 maart 2024 in de woning aan de [adres 1] te Den Haag ben geweest. Dat klopt. Dat was op afspraak. U, voorzitter vraagt mij of ik gevraagd heb of ik naar binnen mocht van de bewoner [naam 1] . Nee, maar het was sowieso al de bedoeling.
U, voorzitter, vraagt mij of het klopt dat de persoon die telefonisch op de luidspreker stond binnen in de woning een aandeel in het incident heeft gehad. Dat klopt wel Het klopt ook dat ik een ander persoon naar binnen heb gelaten.
Het was niet de bedoeling dat [naam 1] zich bedreigd voelde. Wij zouden enkel komen om geld op te halen. U, voorzitter, vraagt mij of ik het mij kan voorstellen dat het voor het slachtoffer bedreigend zou zijn overgekomen. Dat kan ik mij wel voorstellen.
U, voorzitter, vraagt mij of het klopt dat ik op een gegeven moment op de bank-app van de ING van het slachtoffer zag dat er veel meer geld op de rekening stond. Ja, dat klopt. U, voorzitter vraagt mij of ik aan het slachtoffer heb gevraagd of hij nog meer geld had. Dat zal wel, maar het ging allemaal zo snel. Toen ik zijn telefoon pakte ging hij lopen. Uiteindelijk is het meerdere geld dat ik zag ook niet overgemaakt.
2.
Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] van 7 maart 2024, p 112 tot en met 116, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 5 maart 2024, ben ik door twee mannen in mijn woning gelegen aan de [adres 1] , [postcode] te Den Haag overvallen. Toen de mannen in mijn woning waren en via mijn telefoon door middel van een tikkie geld van mijn rekening af hadden geschreven, zag ik kans uit mijn woning te vluchten. In mijn voortuin ben ik ten val geraakt. Na de overval ben ik opgenomen in het Haga Ziekenhuis en geopereerd, mijn kniepezen waren door de val afgescheurd.
Er werd aangebeld. Ik heb de voordeur open gedaan en ik zag dat er een man stond die ik in mijn verdere verklaring man 1 noem.
Man 1: -Blanke man;-Tussen de 25 en 30 jaar; -Ongeschoren zwarte baard; -Ongeveer 1.80M lang; -Slank postuur; -Donkere jas met capuchon op; -Gympen; -Donkere spijkerbroek; -Zwarte smartphone telefoon; -Geen accent.
Ik hoorde dat man 1 vroeg. "Mag ik binnenkomen?". Hij zei dit heel rustig en was al binnen voordat ik antwoord kon geven. Ik voelde mij erg verbouwereerd. Man 1 kwam bellend met zijn mobiele telefoon de deur binnen. Hij sommeerde mij naar de woonkamer. Vervolgens liep hij terug om de deur te openen voor een andere man. Ik zal deze man in mijn verdere verklaring man 2 noemen:
Man 2: -Negroïde man; -Donkere jas met capuchon; -Ongeveer 1. 74m, even lang als ik; -Ongeschoren zwarte baard; -Gezette man; -Donkere spijkerbroek; -Gympen.
Man 1 sommeerde mij naar de keuken. Ik moest in de keuken mijn telefoon pakken en deze moest ik aan man 1 geven. Mijn telefoon is een Samsung S21 met telefoonhoesje. In dit telefoonhoesje zitten meerdere pasjes. Man 1 zei toen tegen mij: "Als u niks doet, er gebeurt er niks met u." Ik was bang. Man 1 vroeg de pincode van mijn bank app en deze wilde ik niet geven. Ik heb zelf de code ingevuld.
Ik dacht alleen maar dit moet ik regelen met mijn
privérekening, want op mijn zakelijke rekening stond veel meer geld en ik wilde niet dat ze dit zouden zien. Ik was bevreesd dat er wat zou gebeuren. De mannenstem aan de telefoon gaf man 1 instructies met: "Maak een tikkie bij hem". Ik zag dat man 2 in mijn woonkamer rond liep. Ik zag dat man 2 in de kasten en lades aan het zoeken was. Man 2 vroeg of ik goud had. Man 2 kwam zeer intimiderend over op mij. Man 2 is op een gegeven moment naar boven gegaan. Ik zag dat het met het tikkie wel lukte en ik zag en hoorde man 1 zeggen dat er twee keer 950 euro was overgemaakt van mijn rekening naar een onbekende andere rekening. Hierna zei man 1: maak nog 300 euro meer over.
Tijdens het overmaken zag man 1 waarschijnlijk dat ik nog meer rekeningen heb. Ik dacht toen: dit is foute boel, ik moet hier nu weg. Ik ben via de woonkamer door de gang naar de voordeur gerend. Ik zag kans om mijn woning uit te vluchten. Ik bevond mij op de oprit en ben ten val geraakt. Ik lag op de grond, man 1 pakte me op en sleepte mij mijn woning in. Hij heeft mij met beide handen van achteren bij mijn heupen beetgepakt. Hij sleurde mij ongeveer anderhalve meter mee, terug in mijn woning.
O= Opmerking verbalisanten, wij lieten aan aangever een aantal foto’s van zijn slaapkamer zien. Op de foto’s is te zien dat er een aantal kastdeuren en lades van kastjes openstaan. Hij verklaarde daar het volgende over:
A= Ik zie dat er op deze foto’s veel kasten en lades openstonden. Ik kan hierover vertellen dat de deur van de kledingkast in mijn slaapkamer, gelegen op de eerste etage altijd open staan. De andere kasten en lades in mijn slaapkamer zijn normaal altijd dicht.
Ik zie op de getoonde foto een envelop op mijn bed. Ik had de envelop op bed gelegd.
De autosleutel van de BMW voorzien van kenteken [kenteken] is weggenomen. Ik hoorde achteraf van de politie dat de twee mannen mijn telefoon, met pasjes hadden meegenomen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2024, p. 136 tot en met 138, voor zover inhoudende:
[naam 1] geboren op [geboortedatum 2] 1961 verklaarde dat hij tweemaal een "tikkie" moest overmaken. Zijn rekeningnummer bij de ING bank is [rekeningnummer 1] . Op 5 maart 2024 wordt er twee keer een bedrag van €950,- afgeschreven voor een tikkie naar de [rekeningnummer 2] . Deze rekening bleek te staan op naam van [verdachte] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2024, p 194, 195, bijlagen p. 196 tot en met 206, voor zover inhoudende:
Wij, verbalisanten, zagen op de computer van het slachtoffer WhatsApp-berichten waaruit volgens de familie van het slachtoffer bleek dat het slachtoffer werd afgeperst.
Ik, verbalisant [verbalisant] heb samen met opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] naar het Whatsapp gesprek gekeken. Hieronder een korte samenvatting van de inhoud.
  • De verdachten/tegenpartij maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
  • Er werd meerdere keren gevraagd om geld over te maken.
  • Als het geld overgemaakt werd dan zouden zijn gegevens, het bewijs(een filmpje) en gegevens van zijn familie en kennissen verwijderd worden.
  • Er werd gesproken over het bezoeken van (pedo)sites
  • Dat het geld overgemaakt kon worden naar [verdachte] [rekeningnummer 2]
Bijlagen pagina 196 tot en met 206 integraal.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2024, p. 207 en 208, voor zover inhoudende:
De aangever [naam 1] verklaarde dat de autosleutel die was weggenomen behoorde bij een personenauto van het merk BMW die was voorzien van het kenteken [kenteken] . Op vrijdag 22 maart 2024 werd de woning, gelegen aan de [adres 2] t Purmerend
doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd in de woning een sleutelbos met daaraan een autosleutel van het merk BMW aangetroffen. Op basis van de hierboven genoemde bevindingen stelde ik vast dat de genoemde BMW autosleutel (aangetroffen in de woning) behoorde bij de genoemde personenauto (eigendom van de aangever).
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2024, p. 215, 216 en 217, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisantbeeldspecialist, bekeek de alle aangeleverde beelden.
Camerabeelden van de [adres 3] te Den Haag. Ik zag dat aangever ongeveer twee meter wegrende vanaf de voordeur. Ik zag dat NN1 ongeveer een meter achter aangever aanrende. Ik zag dat NN1 een arm richting aangever uitstak. Ik zag dat aangever tot stilstand kwam. Ik zag dat NN1 een rukkende beweging maakte met zijn uitgestoken arm. Ik zag dat aangever naar achter werd getrokken, achterover viel en buiten beeld landde. Ik hoorde een lage stem kregen ‘auw!’.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2024, pagina 474 en 498 t/m 500, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, was belast met het onderzoek in de veiliggestelde data van een telefoon, Apple iPhone 14, inbeslaggenomen bij verdachte [verdachte] .
Ik zag dat er op 5 maart 2024 berichten op de telefoon binnenkwamen. Ik kon zien dat de berichten gestuurd waren vanaf een account genaamd ‘ [bijnaam] ’;
05-03-2024  [bijnaam]  Je moet je aan het plan houden.
05-03-2024  [bijnaam]  En hij denkt dat jij komt
05-03-2024  [bijnaam]  Alleen
05-03-2024  [bijnaam]  Denk je dat hij open doet voor een neger.
05-03-2024  [bijnaam]  Laat [medeverdachte 2] maar pinnen want rare plan verandering van jou en jij die als enige zoekt in osso is hele rare voorstel
05-03-2024  [bijnaam]  Half 9 zijn jullie daar. Kijk maar hoe je ’t doet.
05-03-2024  [bijnaam]  Je moet zenuwachtig zijn voor als je t opfokt
8.
Het proces-verbaal ‘vooronderzoek lab’ van 11 april 2024, p. 648 t/m 651, voor zover inhoudende:
Aanleiding onderzoek
In verband met een onderzoek naar een gekwalificeerde diefstal met geweld in/uit een
woning te 's-Gravenhage werd op verzoek van de Eenheid Den Haag tussen dinsdag 12
maart 2024 om 07:06 uur en donderdag 21 maart 2024 om 09:32 uur door mij,
dactyloscopisch expert niveau 1, een forensisch onderzoek verricht naar dactyloscopische
sporen aan onderstaande sporendrager:
Goednummer PL1500-2024071427-3106922
SIN : AAQR4975NL
Object : Envelop
Kleur : Wit
Bijzonderheden : Vanaf bed, slk tegenover trap, le etage
Veiliggestelde sporen
SIN : AAQJ3773NL
Relatie met SIN : AAQR4975NL
Spoortype : Dacty
Wijze veiligstellen : Foto
Datum/tijd veiligstellen: 12 maart 2024 om 12:02 uur
Plaats veiligstellen : Vanaf achterzijde envelop
SIN : AAQJ3776NL
Relatie met SIN : AAQR4975NL
Spoortype : Dacty
Wijze veiligstellen : Foto
Datum/tijd veiligstellen : 12 maart 2024 om 11:45 uur
Plaats veiligstellen Vanaf voorzijde envelop.
9.
Het proces-verbaal ‘Conclusie onderzoek dactyloscopische sporen’ van 8 april 2024, p. 659 t/m 660, voor zover inhoudende:
Overzicht dactyloscopische sporen met bijbehorende dactyloscopische uitslag
Individualisatie
1. Achternaam : [medeverdachte 2]
Voornamen : [voornamen]
SIN : AAQJ3773NL
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Dactyloscopische conclusie : Individualisatie
SIN : AAQJ3776NL
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Dactyloscopische conclusie : Individualisatie
10.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 3 september 2024, p. 1015 tot en met 1021, voor zover inhoudende:
Er waren een paar jongens die pedo’s aan het zoeken waren, wie dat zijn wil ik liever
niet zeggen. Toen bedacht ik om er ook maar een slaatje uit te slaan en laat mij maar het
gesprek voeren. Toen heb ik de man gechanteerd.
V: Met de man bedoel je het slachtoffer?
A: Ja. Toen heb ik hem geconfronteerd telefonisch dat hij pedo is en dat we genoeg bewijs
hebben. Ik zei dat hij moest betalen en dat ik hem anders zou openbaren. Hij stemde
daarmee in, oké is goed zei hij. Toen hebben andere jongens dat geld opgehaald daar.
V: Oké, dus begrijp ik dan goed dat je de afpersing bekend?
A: Ja. Eigenlijk meer chantage.
A: Ik denk dat ik de volgende vraag al weet en dat is of ik [bijnaam] ben. Ja dat ben ik.
V: De aangever heeft na de woningoverval verklaard dat een van de verdachten tijdens de
overval een telefoongesprek voerde met iemand die instructies gaf. Wat weet jij hiervan?
A: Ik was aan de telefoon. Ik heb meer gezegd ‘maak het geld over’.
V: Ook werden op 5 maart 2024 er vanaf 18:56 uur tot en met 20:50 uur door ‘ [bijnaam] ’
berichten naar [verdachte] verzonden waarin het plan besproken werd. Zo stuurde [bijnaam] onder
andere: Je moet je aan het plan houden; [verdachte] gaat niks doen; Laat [medeverdachte 2] maar pinnen want
rare plan verandering van jou en jij die als enige zoekt in osso is hele rare voorstel;
Ik begrijp dit echt niet gap allemaal, je loopt zwaar te kloten; Je snapt het allemaal nog niet
he, dit wereldje; Whatsapp, heb je dat. Ik bel via daar Telegram spaced.
V: Snap je dan dat het er op kan lijken alsof jij die jongens wel aanstuurt?
A: Er was juist een plan, ik heb dat plan niet verzonnen. Ik zeg niet wat hij moet doen,
misschien zeg ik wel wat het plan is, dat weet ik niet meer. Maar ik zeg alleen hou je aan het
plan wat gezamenlijk is besproken.
V: Hoe hadden jullie afgesproken om de buit te verdelen? Hoe zou die verdeling
plaatsvinden?
A: leder gewoon zijn eigen aandeel.
V; Iedereen dan een gelijk percentage?
A: Ja.
11.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 1 oktober 2024, p. 1077, voor zover inhoudende:
Op 5 maart 2024 kwam ik in een auto met [verdachte] sletje [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ]. [verdachte] was uitgestapt en naar één van die huizen. Ik liep daar naartoe. Hij deed de deur open. Ik kom binnen.
12.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte op 2 oktober 2024 (p. 1088 tot en met 1093), voor zover inhoudende:
Ik zat op een site en daar heb ik contact met die man gehad. Dat is vervolgens door een ander overgenomen, dat contact. Diegene wilde er zelf ook wat aan verdienen. Met die man bedoel ik het slachtoffer. Er werd een afspraak gemaakt dat het geld overhandigd zou worden. In de woning ging ik vervolgens naar binnen nadat hij de deur open deed. Ik was aan het praten met hem en ik stelde hem meerdere keren gerust. Ik kan begrijpen dat het voor meneer intimiderend over kon komen. Vervolgens was hij bezig met het geld overmaken. Ik zag dat hij snel drukte en ik vroeg aan het wat hij aan het doen was. Vervolgens zette hij het op het lopen naar de buitendeur. Hij keek achterom en ik ben achter hem aan gelopen. Hij viel op de grond. Vervolgens kwam hij weer overeind en toen bracht ik hem weer naar binnen. Ik deed dat leidend. Het klopt dat ik en [medeverdachte 2] op 5 maart 2024 in de woning waren.
13.
Het geschrift, zijnde een medische verklaring opgesteld door zorgverlener Erdbrink van 8 maart 2024, p. 119, voor zover inhoudende:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [naam 1]
Voornamen: [voornaam]
Peesruptuur links
Peesruptuur rechts.
Datum waarop persoon werd onderzocht. 05-03-2024
6-3-24 fixeren
Geschatte duur genezing: 6 weken.
14.
Het geschrift, zijnde het schouwverslag van 19 maart 2024, opgesteld door E.J.M. de Coster, forensisch arts, voor zover inhoudende:
Meneer is op 6/3/24 iets over middernacht in het ziekenhuis opgenomen wegens scheuring van de knieschijfpees van de linkerknie en de quadricepspees van de rechterknie. Deze zouden ontstaan zijn n.a.v. een overval thuis. Meneer is op 6/3/24 succesvol aan beide knieën geopereerd en ter revalidatie geïmmobiliseerd in het ziekenhuis.
De rechtbank heeft op basis van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk
daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens
zijn inhoud betrekking heeft.
4.4
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd op 5 maart 2024?
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte] het initiële contact met de aangever via een website heeft gemaakt. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dat contact vervolgens overgenomen en de aangever telefonisch en per Whatsapp gechanteerd tot betaling van een geldbedrag, omdat hij anders gevoelige informatie over het privéleven van de aangever bekend zou maken. Vervolgens werd een afspraak gemaakt met de aangever dat geld zou worden overhandigd bij zijn woning.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] zijn vervolgens op 5 maart 2024 naar de woning van de aangever in Den Haag gegaan om geld op te halen. [medeverdachte 1] appte [verdachte] dat hij zich aan het plan moest houden en dat [verdachte] alleen moest aanbellen bij de woning omdat hij betwijfelde of de aangever ‘open doet voor een neger’ (de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft een donkere huidskleur). [verdachte] is vervolgens de woning van aangever binnengegaan en heeft enkele minuten later [medeverdachte 2] binnengelaten. De verdachte heeft gezegd tegen de aangever gezegd dat als hij niks zou doen, er ook niks met hem zou gebeuren. Hij sommeerde de aangever naar de keuken en droeg hem op om via zijn bank app geld over te maken. [medeverdachte 1] stond al die tijd telefonisch in contact met de verdachte en gaf instructies over hoe het geld moest worden overgemaakt.
Ondertussen liep [medeverdachte 2] in de woning rond en doorzocht hij kasten en lades. [medeverdachte 2] heeft ontkend dat hij de woning heeft doorzocht en heeft verklaard dat hij alleen beneden in de woning is geweest. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] echter niet aannemelijk, omdat vingerafdrukken van [medeverdachte 2] op een envelop in de slaapkamer van de aangever op de eerste verdieping zijn aangetroffen. [medeverdachte 2] heeft hier geen aannemelijke verklaring voor kunnen geven. Ook heeft de politie geopende kasten en lades in de slaapkamer van de aangever aangetroffen, waarvan de aangever heeft verklaard deze niet zelf te hebben geopend. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaring van de aangever.
Nadat de verdachte twee Tikkies van 950 euro met de telefoon van de aangever had betaald, zag de aangever kans om de woning uit te vluchten. Hoewel zowel de aangever als [verdachte] hebben verklaard dat de aangever bij die vlucht zelf ten val is gekomen, blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden dat de verdachte achter hem aan is gerend en daarbij aan de aangever heeft getrokken waardoor deze ten val is geraakt. Vervolgens heeft de verdachte de aangever weer de woning ingesleurd.
Op enig moment zijn de verdachte en [medeverdachte 2] de woning uitgegaan. Hierbij zijn de telefoon met pasjes en een autosleutel van de aangever meegenomen, welke autosleutel later is aangetroffen in de woning waar de verdachte werd aangehouden.
De aangever is vervolgens naar het ziekenhuis vervoerd en de volgende dag geopereerd vanwege afgescheurde pezen van zijn beide knieën ten gevolge van de val.
Geweldshandelingen en kwalificatie
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van (bedreiging met) geweld tegen de aangever.
De rechtbank overweegt dat onder deze omstandigheden sprake was van bedreiging met geweld jegens de aangever, door de dreigende sfeer die werd gecreëerd door het sommeren van de aangever, het overnemen van de telefoon van de aangever, het ongevraagd doorzoeken van de woning, en door het getalsmatig overwicht van de verdachte en [medeverdachte 2] ten opzichte van de aangever. Tegen die achtergrond kunnen de woorden ‘als u niks doet, gebeurt er niks met u’ niet anders begrepen worden dan als een dreiging geweld toe te passen. Dat oordeel vindt bevestiging in de omstandigheid dat de aangever heeft verklaard dat hij zich in deze situatie heel angstig voelde en ook de verdachte zelf heeft verklaard dat hij kon begrijpen dat de situatie intimiderend overkwam . Op enig moment zag de aangever kans om zijn woning te ontvluchten, waarbij hij tijdens die vlucht door de verdachte naar achteren is getrokken. Het vastpakken, naar achteren trekken en naar binnen sleuren beschouwt de rechtbank als geweld. Door dit geweld is de aangever ten val is gekomen. De aangever heeft bij die val de pezen van zijn beide knieën afgescheurd.
De rechtbank is van oordeel dat de strafbare feiten die op 5 maart 2024 jegens de aangever zijn begaan kwalificeren als diefstal met geweld en afpersing. De aangever is immers onder dreiging en vergezeld van voornoemde geweldshandelingen bestolen van zijn geld, telefoon met pasjes en autosleutel. Ook is hij onder bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van zijn goederen. De rechtbank verwerpt dus het standpunt van de verdediging dat de verdachte zich louter schuldig zou hebben gemaakt aan afdreiging.
Medeplegen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte de feiten samen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van de strafbare feiten, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan de strafbare feiten zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, dient rekening te worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In dit geval is er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. De verdachte is degene die het initiële contact met de aangever heeft gelegd en op 5 maart 2024 samen met [medeverdachte 2] naar de woning van de aangever is gegaan. De verdachte heeft eerst zichzelf de toegang tot de woning verschaft en later [medeverdachte 2] naar binnen gelaten. [medeverdachte 1] leverde op afstand telefonisch een substantiële bijdrage door instructies te geven over hoe het geld moest worden overgemaakt. De verdachte sommeert het slachtoffer om geld over te maken en zegt tegen hem ‘Als u niks doet, gebeurt er niks met u’, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] in de woning op zoek gaat naar waardevolle goederen. Uit WhatsApp-gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] een leidende en sturende rol heeft gehad in het geheel. Deze samenwerking is van dien aard dat er sprake is van medeplegen.
Zwaar lichamelijk letsel van de aangever als gevolg
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de dood van de aangever niet redelijkerwijs kan worden toegerekend aan het handelen van de verdachte. De verdachte zal van dat gevolg dan ook partieel worden vrijgesproken.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (vgl. HR 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802).
De rechtbank stelt vast dat het letsel van de aangever bestond uit een scheuring van de knieschijfpees van de linkerknie en een scheuring van de quadricepspees van de rechterknie. Dit letsel noopte tot operatief ingrijpen aan beide knieën daags na het ontstaan van het letsel, gevolgd door een periode van immobilisatie ter revalidatie in het ziekenhuis. De duur van de genezing werd geschat op zes weken.
De rechtbank merkt het letsel van de aangever aan als zwaar lichamelijk letsel. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank niet alleen de aard van het letsel en de noodzakelijkheid van – operatief – medisch ingrijpen, maar ook de omstandigheid dat het letsel beide knieën betreft. Hoewel de duur van de genezing op zes weken is geschat, leert de algemene ervaring dat revalidatie na medisch ingrijpen aan beide knieën langduriger en ingrijpender is, dan wanneer het letsel aan een enkele knie betreft. Een aanwijzing dat daarvan ook in dit geval sprake is, kan worden gevonden in de omstandigheid dat de aangever na operatie geïmmobiliseerd ter revalidatie in het ziekenhuis opgenomen bleef.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank rekent het zwaar lichamelijk letsel van de aangever als gevolg van de diefstal met geweld aan de verdachte toe, omdat op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die aan de aangever heeft getrokken, waardoor deze ten val is gekomen en het letsel heeft bekomen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig- en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge als ook het medeplegen van afpersing.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de aangever – zoals ten laste is gelegd – meermalen met kracht is vastgepakt, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging partieel zal worden vrijgesproken. Ook kan op grond van het dossier niet worden bewezen dat de verdachten zich ‘met kracht’ de toegang tot de woning van aangever hebben verschaft, of dat de aangever ‘naar de grond’ is getrokken, zodat ook daarvan partiele vrijspraak zal volgen.
Eendaadse samenloop
Voor eendaadse samenloop is het van belang of de bewezenverklaarde gedragingen zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan ‘(in wezen) één verwijt wordt gemaakt’. Men spreekt van eendaadse samenloop (artikel 55 lid 1 Sr) als de gedragingen een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren. De rechtbank overweegt dat de hierna te bewezen verklaren feiten 1 en 2 in nauw verband met elkaar staan en op hetzelfde tijdstip en plaats hebben plaatsvonden, zodat hier sprake is van een eendaadse samenloop.
4.5
De bewezenverklaring van dagvaarding I
De rechtbank is met betrekking tot dagvaarding I van oordeel dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 5 maart 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen een telefoon met pasjes, een autosleutel en een hoeveelheid geld (totaal: € 1900) die aan [naam 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
door envergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- zich naar de woning gelegen aan de [adres 1] van die [naam 1] te begeven en
- ( vervolgens) bij die woning aan te bellen en zich de toegang tot die woning te verschaffen en
- die [naam 1] naar de keuken te sommeren en te zeggen dat die [naam 1] zijn telefoon moest pakken en aan de verdachten te geven en
- tegen die [naam 1] te zeggen: 'Als u niks doet, dan gebeurt er niks met u' en
- de pincode van zijn bank app te vragen en
- kasten en lades in de woning van die [naam 1] te doorzoeken en hem te vragen of hij goud heeft en
-
meerderebetaalverzoeken, te weten een Tikkie, naar de mobiele telefoon van die [naam 1] te versturen en met de bankrekening van die [naam 1] te betalen en
- nadat die [naam 1] trachtte de woning te ontvluchten, met kracht
aandie [naam 1] te trekken en vervolgens zijn woning in te sleuren,
welk geweld zwaar lichamelijk letsel voor die [naam 1] ten gevolge heeft gehad, te weten gescheurde kniepezen;
2
hij op 5 maart 2024 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot:
- het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de ontgrendel code van zijn telefoon en de ING-app en
- de afgifte van een telefoon met pasjes, een autosleutel en een hoeveelheid geld die geheel aan die [naam 1] toebehoorden, door:
- meermalen via What’s App berichten te versturen naar die [naam 1] waarin aan [naam 1] wordt gevraagd geld over te maken
dan welgeld te geven en daarbij te zeggen dat zij, verdachten, na betaling, (gevoelige) informatie die verdachten over [naam 1] beschikken zullen verwijderen en
- zich naar de woning gelegen aan de [adres 1] van die [naam 1] te begeven en
- ( vervolgens) bij die woning aan te bellen en zich de toegang tot die woning te verschaffen en
- die [naam 1] naar de keuken te sommeren en te zeggen dat die [naam 1] zijn telefoon moest pakken en aan de verdachten
moestgeven en
- tegen die [naam 1] te zeggen: 'Als u niks doet, dan gebeurt er niks met u' en
- de pincode van zijn bank app te vragen en
- kasten en lades in de woning van die [naam 1] te doorzoeken en hem te vragen of hij goud heeft en
- meerdere betaalverzoeken (te weten een Tikkie) naar de mobiele telefoon van die [naam 1] te versturen en met de bankrekening van die [naam 1] te betalen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De bewijsbeslissing ten aanzien van dagvaarding II

5.2
Het standpunt van de officier van justitie dagvaarding II
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
5.2
Het standpunt van de verdediging dagvaarding II
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er vrijspraak dient te volgen van het tenlastegelegde. Op basis van het procesdossier kan niet vastgesteld worden dat het echte wapens betroffen. Verder is niet gebleken van dat de verdachte zich heeft gedragen als tussenpersoon dan wel als wapenmakelaar heeft gehandeld. Verder is er slecht contact geweest met één persoon.
5.3
Gebruikte bewijsmiddelen dagvaarding II
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2024 (p. 994 tot en met 1005), voor zover inhoudende:
Op 22 maart 2024 is [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2002 aangehouden waarbij er meerdere telefoons in beslag zijn genomen. Tijdens de analyse van de veiliggestelde data vielen er een aantal afbeeldingen en video’s op. Deze vielen op omdat ik zag dat er vuurwapengelijkende voorwerpen op te zien waren. Ik herkende op een video [verdachte] aan zijn haardracht, haarlijn, vorm van de wenkbrauwen, vorm van de neus, flaporen en vorm van de mond. Op de video is te zien dat [verdachte] een wapengelijkend vuurwerp in zijn rechterhand houdt met zijn wijsvinger op de trekker. Hij beweegt het voorwerp voor zijn gezicht.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Ik zag een foto waarop een manspersoon een op een mitrailleur gelijkend voorwerp in de hand hield en deels voor zijn lichaam en gezicht. Ik herkende dit persoon als [verdachte] . Ik herkende hem aan de haardracht, de vorm van zijn mond, de vorm van zijn wenkbrauw, de flapoor en de vormen van het gezicht.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Verkoop
Ik zocht verder in de veiliggestelde data naar waar de media van de wapengelijkende voorwerpen voorkwam. Ik zag een gesprek via Whatsapp vanaf het telefoonnummer van [verdachte] , [telefoonnummer 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Dit telefoonnummer is opgeslagen in de telefoon als ‘Eurofrigo Speed’. Uit de eerder gevorderde historische verkeersgegevens telefonie is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik is bij [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] -1969 (man). Uit de tot mij beschikbaar gestelde politiesystemen bleek dat dit persoon tot 27 maart 2024 verbleef in Rotterdam aan de [adres 4] . Ik zag dat dit persoon sinds 27 maart 2024 geëmigreerd is naar Letland en daar een vaste woon- of verblijfplaats heeft. Ik zag de volgende berichten:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Ik zag dat er hierna vanaf het nummer van [verdachte] vier berichten worden gestuurd waarop wapengelijkende voorwerpen worden afgebeeld: Eerste bericht: video, gestuurd op 25 december 2023 om 17:14 uur
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Ik zag en hoorde in deze video dat er met een vuurwapengelijkend voorwerp 8 schoten werden gelost.
Tweede bericht: video, gestuurd op 25 december 2023 om 17:14 uur.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Derde bericht: foto, gestuurd op 25 december 2023 om 17:14 uur.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Vierde bericht: video, gestuurd op 25 december 2023 om 17:14 uur.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Hierna werden de volgende berichten gestuurd:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
In dit whatsapp gesprek wordt er gesproken over het kopen van wapens. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] vraagt aan [verdachte] of hij wapens te koop heeft. [verdachte] reageert hierop dat hij deze heeft en stuurt video's en foto’s. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] vraagt daarna aan [verdachte] hoeveel de ‘Walter’ kost. [verdachte] reageert hierop dat deze 1500 euro nieuw in doos inclusief 2 magazijnen kost. Hierna eindigt het gesprek.
Ik zag dat er op 5 januari 2024 wederom een Whatsappgesprek plaatsvond tussen het j Q (1 telefoonnummer van [verdachte] , [telefoonnummer 2] , en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgeslagen als“ ‘Eurofrigo Speed’. Ik zag de volgende berichten:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Ik zag dat er hierna vanaf het nummer van [verdachte] 3 berichten worden gestuurd waarop wapengelijkende voorwerpen worden afgebeeld: Eerste bericht: video, gestuurd op 5 januari 2024 om 21:32 uur, met bijschrift ‘Cz p 10 s’:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Tweede bericht: video, gestuurd op 5 januari 2024 om 21:32 uur, met bijschrift ‘Glock 17 gem5.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Derde bericht: video, gestuurd op 5 januari 2024 om 21:32 uur. Dit betrof de video die eerder is beschreven waarop ik [verdachte] herken:
[afbeeldingen verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Ik zag dat het bericht met de tekst '€2300,-' als reactie werd gestuurd op de eerder gestuurde video met bijschrift ‘Cz p 10 s'. Ik zag ook dat het bericht met de tekst ‘€2000’ als reactie werd gestuurd op de eerder gestuurde video met bijschrift ‘Glock 17 gen 5’. Ik zag dat hierna het gesprek eindigde. Uit bovenstaande conversatie valt op te maken dat [verdachte] verschillende vuurwapens te koop aan heeft geboden aan de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de periode tussen 25 december 2023 en 5 januari 2024. Er is uit de veiliggestelde data niet op te maken of er een overdracht heeft plaatsgevonden. Zoekgeschiedenis Ik zocht in de geschiedenis van bezocht webadressen van de telefoon op zoektermen welke gerelateerd zijn aan vuurwapens en aan de eerder aangetroffen video’s zoals ‘glock’, ‘pistool’ en ‘waiter’. Ik zag dat er op 25 december 2023 om 21:19 uur gezocht werd via de zoekmachine Google op de trefwoorden: 'cz scorpion evo 3 price’. Ik zag dat het bezochte webadres (URL) verwijderd was uit de webhistorie.
Ik zag dat er op 20 maart 2024 om 08:55 uur gezocht werd via de zoekmachine Google op de trefwoorden: ‘blank pistol belgie’.
Ik zag dat er op 20 maart 2024 om 17:26 uur gezocht werd via de zoekmachine Google op de trefwoorden: ‘blank pistool kopen’
Ik zag verder ook nog een opvallend webadres dat bezocht is, maar deze was gepoogd te verwijderen. Daarom was de datum van het bezoek niet meer zichtbaar. Het webadres viel op omdat ik zag dat het een Google zoekopdracht was met de woorden 'demper’ en ‘glock’.
https 7/www. google. com/search?q = demper-g!ock8de = UTF-88toe=...
2.
Het proces-verbaal de dato 15 april 2024 (pagina 1006 tot en met 1011), voor zover inhoudende:
Indien in dit proces-verbaal wordt gesproken over een gaspistool dan wel een omgebouwd gaspistool is dit wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
Dit vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Indien in dit proces-verbaal wordt gesproken over een geluiddemper is dit een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I sub 3 van de Wet wapens en munitie.
Het voorhanden hebben is strafbaar gesteld in artikel 13 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Indien in dit proces-verbaal wordt gesproken over een pistoolmitrailleur is dit wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 2 van de Wet wapens en munitie.
Het voorhanden hebben is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 7 van de Wet wapens en munitie.
Op basis van de uiterlijke kenmerken van de in dit proces-verbaal op foto afgebeelde wapens ben ik, verbalisant, van mening dat het hier hoogst waarschijnlijk echt vuurwapens betreffen. Echter kan ik dit pas met zekerheid vaststellen indien ik deze wapens fysiek in handen heb gehad en nader heb kunnen onderzoeken
De rechtbank heeft op basis van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk
daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens
zijn inhoud betrekking heeft.
5.4
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van de hiervoor weergegeven chatberichten blijkt dat de verdachte een ander desgevraagd informatie heeft verstrekt over de beschikbaarheid en de prijzen van (verschillende) wapens. Deze uitwisseling moet naar het oordeel van de rechtbank worden opgevat als het onderhandelen over de verkoop of levering van wapens. Dat zijn de gedragingen van een wapenmakelaar. Dat deze onderhandelingen slechts met een persoon zijn gevoerd, maakt dat niet anders.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, staat het voor de rechtbank met voldoende mate van zekerheid vast dat deze onderhandelingen echte vuurwapens betroffen. Dat blijkt niet alleen uit de conclusie van de wapenexpert dat het hier ‘hoogstwaarschijnlijk’ om echte vuurwapens gaat, maar volgt ook uit de hoogte van de door de verdachte in zijn chats genoemde prijzen voor deze wapens, en de omstandigheid dat er op foto’s en video’s is te zien en te horen dat er schoten worden gelost.
5.5
De bewezenverklaring van dagvaarding II
De rechtbank is van oordeel dat het op dagvaarding II vermelde feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op in de periode van 25 december 2023 tot en met 5 januari 2024 in Nederland, meerdere malen zonder erkenning met betrekking tot meerdere (vuur)wapens van categorie I, categorie II en categorie III, te weten:
- (omgebouwde) gaspistool, merk Umarex model Glock 17 Gen 5 en
- pistoolmitrailleur van het merk een CZ model Scorpion Evo en
- geluiddemper,
heeft onderhandeld over de verkoop of levering van wapens of munitie.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6,5 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien zij tot een bewezenverklaring komt ten aanzien van dagvaarding I, aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten die een gevangenisstraf van 3 jaren als uitgangspunt vermelden voor een overval in een woning met licht geweld/bedreiging, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de verdachte verantwoordelijk wordt gehouden voor het zware lichamelijke letsel van de aangever als gevolg daarvan. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing. Het 63-jarige slachtoffer had een broze gezondheid en heeft bij het voorval op 5 maart 2024 pezen van zijn beide knieën afgescheurd waaraan hij daags daarna is geopereerd. Uiteindelijk is het slachtoffer elf dagen na het voorval in het ziekenhuis overleden.
De verdachte heeft met zijn handelen, samen met zijn mededaders, een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daarmee heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid en pijn aan het slachtoffer bezorgd. De verdachten hebben zich alleen laten leiden door hun eigen financiële gewin, zonder stil te staan bij de gevolgen voor het slachtoffer.. De rechtbank rekent de verdachte de bewezen verklaarde feiten zwaar aan. Te meer nu er sprake was van een vooropgezet plan waarbij meerdere personen betrokken zijn geweest.
Daarnaast heeft de verdachte opgetreden als wapenmakelaar. Daarmee heeft hij een bijdrage geleverd aan de verspreiding en het ongecontroleerde van verboden vuurwapens, ook al gaat het om onderhandelingen met een enkel persoon. Zodoende heeft de verdachte de algemene veiligheid in gevaar gebracht.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 december 2024. De rechtbank constateert dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 4 december 2024, waaruit volgt dat sprake is van gebrek aan stabiliteit op belangrijke leefgebieden, waaronder huisvesting, dagbesteding en psychosociaal functioneren. Een beschermende factor is volgens de reclassering de open en gemotiveerde houding van de verdachte die hij eerder ook in een toezichtsituatie heeft laten zien. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Om ervoor te zorgen dat de verdachte niet meer terugvalt in crimineel gedrag, moet volgens de reclassering gezorgd worden dat zijn leefgebieden optimaal worden. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan te verbinden de bijzondere voorwaarden: 1) meldplicht bij de reclassering, 2) ambulante behandeling, 3) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, 4) contactverboden met de medeverdachten, 5) meewerken aan middelencontrole en 6) zinvolle dagbesteding.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. In de LOVS wordt als uitgangspunt voor verschillende vormen van diefstal met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vermeld.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een klassieke woningoverval waarin iemand onverhoeds in zijn woning met geweld wordt overvallen. De rechtbank komt dan ook tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat er een berekenend plan aan de delicten ten grondslag lag en dat de delicten door meerdere daders tezamen zijn gepleegd. Ook weegt de rechtbank het zwaar lichamelijk letsel dat bij het slachtoffer ten gevolge van het incident is ontstaan in strafverhogende zin voor de verdachte mee. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat sprake is van een eendaadse samenloop.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Gelet op de bepalende rol van de verdachte zoals omschreven in de bewijsoverwegingen, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank zal daaraan de algemene voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd verbinden.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Verder hebben de bijzondere voorwaarden tot doel om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.

9.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 3] en [naam 4] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces en vorderen respectievelijk een schadevergoeding van € 26.833,00 en
€ 40.637,52, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [naam 3] omvat € 950,00 aan ontvreemde gelden, € 20.000,00 aan affectieschade, € 5.690,50 aan vererfd smartengeld en ziekenhuisdaggeldvergoeding van € 192,50.
De vordering van [naam 4] omvat dezelfde bestanddelen als de vordering van [naam 3] , en zij vordert tevens een bedrag van € 13.804,52 aan uitvaartkosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen, dat enkel de door beide benadeelde partijen gevorderde € 950,00 aan ontvreemde gelden voor toewijzing vatbaar zijn en voor het overige de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiele schade
De rechtbank zal de vorderingen, voor zover deze betrekking hebben op de posten ontvreemde gelden en de ziekenhuisdagvergoeding toewijzen. De schadeposten zijn namens de benadeelde partijen voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [naam 1] , hierna de erflater, rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van de gevorderde bedragen voor deze schadeposten. Op 16 maart 2024 is de erflater overleden. Op grond van artikel 4:182 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verkrijgen zijn dochters als rechtsopvolgers onder algemene titel, ieder voor een gelijk deel, de aanspraken op deze materiële vergoedingen. De rechtbank zal daarom aan [naam 4] en [naam 3] ieder een bedrag van € 1.142,50 aan materiële schadevergoeding toekennen.
De benadeelde partij [naam 4] zal, voor zover haar vordering ziet op de uitvaartkosten van de erflater, niet-ontvankelijk worden verklaard omdat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de kosten ten behoeve van de uitvaart en de bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade
De rechtbank zal, voor zover de vorderingen betrekking hebben op de post affectieschade, de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze schade niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade die aan hen is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank overweegt dat er tussen het overlijden van de erflater en de bewezenverklaarde feiten geen causaal verband kan worden vastgesteld, zodat deze immateriële vergoedingen niet voor rekening van de verdachte kunnen komen.
De rechtbank zal de vorderingen, voor zover deze betrekking hebben op het vererfde smartengeld eveneens niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van artikel 6:95 BW de toekenning van smartengeld is bedoeld ter compensatie of genoegdoening voor het leed van de benadeelde zelf en niet voor zijn erfgenamen. De rechtbank overweegt dat op generlei wijze uit het procesdossier blijkt dat de erflater aanspraak heeft willen maken op een immateriële schadevergoeding. De erflater is weliswaar elf dagen na het incident overleden, maar heeft wel de kans gehad om aangifte te doen. In die periode had de erflater kenbaar kunnen maken dat hij aanspraak wilde maken op een immateriële schadevergoeding, maar dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank stelt daarmee vast dat niet is voldaan aan het mededelingsvereiste van artikel 6:95 lid 2 BW.
Totaal toe te wijzen
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de vordering van zowel [naam 4] en [naam 3] toewijzen tot een bedrag van € 1.142,50, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 maart 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partijen heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hen, door erfopvolging, is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.142,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 4] en [naam 3] .
Gijzeling
De rechtbank bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De rechtbank bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

10.De inbeslaggenomen voorwerpen

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen (vier telefoons) verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1 en 2, dagvaarding I, bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

11.De vordering tot tenuitvoerlegging

11.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 22 mei 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 10-138651-22 door de politierechter van de rechtbank Rotterdam op 15 november 2023 voorwaardelijke opgelegde taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen indien de rechtbank de verdachte in de onderhavige zaak veroordeelt tot een gevangenisstraf.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 22 mei 2024 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam d.d. 15 november 2023. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf gelasten.

12.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregels zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 55, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 9 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

13.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 dagvaarding I, parketnummer 09/078345-24, heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 2, dagvaarding I parketnummer 09/078345-24:
de eendaadse samenloop van
het medeplegen van diefstal, voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld en geweld tegen een persoon, gepleegd met het met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
het medeplegen van afpersing;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde onder dagvaarding II, parketnummer 09/394431-24, heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding II, parketnummer 09/394431-24;
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van dertig
(30) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot tien (10) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en
onder de bijzondere voorwaardedat de veroordeelde:
zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien de zorginstelling of de reclassering een diagnostisch onderzoek noodzakelijk acht, wordt de veroordeelde verplicht gesteld hieraan mee te werken;
verblijft bij Stichting Mozaïek of een andere instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
1)
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 4] 1996 te [geboorteplaats 2] ;
2)
[medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum 5] 1989 te Curaçao;
zolang Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol, drugs en/of medicatie om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod waarbij de controle ligt bij het Openbaar Ministerie dan wel de politie, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij [naam 4] ;
t.a.v. dagvaarding I, parketnummer 09/078345-24 feiten 1 en 2
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.142,50 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 maart 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 4] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 3] ;
t.a.v. dagvaarding I, parketnummer 09/078345-24 feiten 1 en 2
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.142,50 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 maart 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen;
t.a.v. dagvaarding I, parketnummer 09/078345-24 feiten 1 en 2
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.142,50 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
[naam 3] t.a.v. dagvaarding I, parketnummer 09/078345-24 feiten 1 en 2
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.142,50 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen, te weten:
1. Apple telefoon, voorwerpnummer 3114765
2 Samsung telefoon roze, voorwerpnummer 3114800
3 Apple telefoon groen, voorwerpnummer 3114805
4 Huawei telefoon, voorwerpnummer 3114806;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam d.d. 15 november 2023, te weten
een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2025.