ECLI:NL:RBDHA:2025:570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
NL24.36332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een minderjarige Somaliër met motiveringsgebreken en onvoldoende opvangmogelijkheden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige Somaliër, eiser, die op vijfjarige leeftijd naar Ethiopië was gevlucht. Eiser heeft op 28 september 2023 een asielaanvraag ingediend, maar zijn aanvraag werd op 11 september 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat de minister de door eiser aangevoerde asielmotieven niet voldoende had gemotiveerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen familie of netwerk meer heeft in Somalië en dat hij behoort tot een minderheidsclan. De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte deze omstandigheden niet als asielmotieven heeft erkend. De rechtbank benadrukte dat asielmotieven ook kunnen voortvloeien uit omstandigheden die zich na het vertrek uit het land van herkomst hebben voorgedaan. De rechtbank stelde vast dat eiser, gezien zijn minderjarigheid en het ontbreken van een sociaal netwerk, bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de motiveringsgebreken die in de uitspraak zijn vastgesteld. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36332

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

Eiser heeft op 17 september 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit, genomen in de algemene asielprocedure, van verweerder van 11 september 2024 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk, [naam 2] als voogd en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en het besluit van verweerder om aan eiser geen reguliere verblijfsvergunning te verlenen voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling die buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2007 en de Somalische nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 28 september 2023 een asielaanvraag ingediend. Eiser was op dat moment zestien jaar.
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is op vijfjarige leeftijd met zijn ouders gevlucht naar Ethiopië. Na de vlucht zijn eisers ouders gescheiden en is zijn vader hertrouwd. Sindsdien heeft hij zijn moeder niet meer gezien. Eiser werd in Ethiopië slecht behandeld door zijn stiefmoeder. Nadat zijn vader is vermoord door de Oromo’s verslechterde de situatie voor eiser en is hij met regelmaat (ernstig) mishandeld door zijn stiefmoeder. Ook zijn tante (zus van zijn vader) die in Ethiopië woonde wilde niet voor eiser zorgen. Eiser heeft verder geen familie in Somalië of Ethiopië en om die reden is hij gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft met het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Volgens verweerder is dit het enige asielmotief dat eiser naar voren heeft gebracht. De problemen die eiser met zijn stiefmoeder en tante heeft gehad, speelden zich af in Ethiopië en die problemen worden daarom niet gezien als asielmotief. Dat eiser geen familie meer heeft in Somalië, hij zich zonder netwerk in Somalië niet zou kunnen redden, hij terugkeert naar Somalië vanuit het buitenland en de stelling dat hij behoort tot een minderheidsclan, zijn geen asielmotieven. Eiser behoort bovendien tot de Dulbahante clan en dat is geen minderheidsclan. Verweerder volgt daarom ook niet eisers stelling dat hij in Somalië gediscrimineerd zou worden omdat hij hoort tot een minderheidsstam. Eiser is daarnaast uit Somalië vertrokken toen hij vijf was. Eiser heeft geen problemen ondervonden in Somalië wegens het ontbreken van familie of een netwerk daar. Uit het landenbeleid blijkt verder dat niet iedere terugkeerder vanuit het buitenland te vrezen heeft indien een netwerk ontbreekt. [1] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft. Volgens verweerder is geen sprake van omstandigheden die voor eiser leiden tot vervolging of ernstige schade. Tot slot krijgt eiser (nog) geen verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuld-beleid voor AMV. [2] Tijdens de asielprocedure heeft verweerder onderzoek gedaan naar adequate opvang, echter verweerder heeft op basis daarvan nog geen conclusie kunnen trekken. Nader onderzoek door de DT&V [3] is daarom nodig.
De gronden van beroep
6. Eiser voert hiertegen aan dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiser heeft drie asielmotieven aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Zo heeft eiser verklaard dat hij geen familie meer heeft in Somalië en in het geheel geen netwerk om op terug te vallen. Verweerder heeft dat ten onrechte niet aangemerkt als asielmotief. Daarnaast behoort eiser tot een minderheidsclan. In het nader gehoor heeft verweerder dat ook als zodanig erkend. [4] Ook blijkt uit de door verweerder aangehaalde informatie dat de Dulbahante niet in de meerderheid is in Mogadishu. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het behoren tot een minderheidsclan geen asielmotief is. Verder zal eiser terugkeren uit het buitenland. Omdat eiser geen netwerk heeft zal hij een reëel risico lopen op aanhoudende dwang, afpersing en fysieke bedreiging, maar ook ondervoeding en (geestelijke) gezondheidsproblemen. [5] Verweerder heeft ook dit element ten onrechte niet aangemerkt als asielmotief. Ook heeft verweerder ten onrechte niet getoetst of deze asielmotieven afzonderlijk dan wel in samenhang leiden tot een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM. [6] Verweerder heeft niet aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij voor zijn vertrek uit Somalië geen problemen heeft gehad. Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarend onderzoek heeft verricht naar adequate opvang bij terugkeer. Verweerder heeft onvoldoende uitgelegd welk onderzoek hij verricht zou hebben. Daarnaast is van belang dat eiser niet terug kan naar Ethiopië. Eiser heeft niet de Ethiopische nationaliteit en hij zal daarom geen toegang krijgen tot dat land. Daarnaast is eiser zowel mishandeld door zijn stiefmoeder als zijn tante, zodat zij niet aangemerkt kunnen worden als adequate opvang. Uit het ambtsbericht over Somalië blijkt verder dat in Somalië vanuit de overheid geen opvang wordt geboden aan minderjarigen. Het is voor eiser dan ook onduidelijk wat voor nader onderzoek verweerder nog zou kunnen verrichten. Tot slot voert eiser aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belang als minderjarig kind. Eiser spreekt alleen Somalisch en hij is als minderjarige kwetsbaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De afwijzing van de asielaanvraag
7. De rechtbank stelt vast dat eiser verschillende redenen om asiel aan te vragen naar voren heeft gebracht. Zo heeft eiser aangevoerd dat hij in Somalië geen familie en geen netwerk meer heeft, dat hij behoort tot een minderheidsstam en dat hij terugkeert naar Somalië nadat hij langdurig buiten Somalië heeft verbleven. In geschil is of verweerder deze redenen als asielmotief had moeten aanmerken.
8. Voor de beantwoording van die vraag is van belang wat wordt verstaan onder een asielmotief. In de werkinstructie 2024/6 [7] van verweerder wordt het begrip asielmotief als volgt omschreven: “Hieronder vallen de feiten en omstandigheden die voor de vreemdeling reden vormen voor het aanvragen van bescherming. Een omstandigheid kan zien op onder meer de seksuele gerichtheid, genderidentiteit, politieke overtuiging of religieuze overtuiging van de vreemdeling. Feiten kunnen zien op gebeurtenissen en op gedragingen. De aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen zich vóór, maar ook na vertrek van de vreemdeling uit het land van herkomst hebben voorgedaan. Ze kunnen zijn gebaseerd op de eigen waarneming van de vreemdeling, maar kunnen tevens gebaseerd zijn op wat de vreemdeling van derden heeft gehoord.” De rechtbank stelt vast dat deze uitleg in lijn is met de omschrijving van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 3 juli 2019. [8] De rechtbank volgt deze uitleg.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte de door eiser aangevoerde omstandigheden niet als asielmotieven heeft aangemerkt. Eiser heeft het ontbreken van familie en een sociaal netwerk in Somalië, het behoren tot een minderheidsstam en terugkeer na langdurig verblijf in het buitenland, aangevoerd als redenen om bescherming aan te vragen in Nederland. Het enkele gegeven dat eiser persoonlijk als gevolg van deze omstandigheden geen problemen heeft ervaren in Somalië, dan wel hiervan geen herinneringen heeft vanwege zijn leeftijd op het moment van zijn vlucht uit Somalië, maakt dat niet anders. Immers een asielmotief kan ook gebaseerd zijn op feiten en omstandigheden die zich na het vertrek van de vreemdeling hebben voorgedaan. Deze omstandigheden raken bovendien wel aan de vraag of eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In zoverre bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Wat de gevolgen daarvan zijn beoordeelt de rechtbank in de volgende overwegingen.
10. Verweerder stelt zich daarnaast, als dit al aangemerkt moet worden als een asielmotief, op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Somalië te vrezen heeft omdat hij terugkeert uit het buitenland en geen sociaal netwerk heeft. Volgens verweerder volgt uit het landenbeleid dat niet iedere terugkeerder uit het buitenland te vrezen heeft indien een netwerk ontbreekt [9] en is het aan eiser om deze vrees op basis van individuele- en persoonlijke omstandigheden aannemelijk te maken. Het enkel verwijzen naar algemene landeninformatie is volgens verweerder niet voldoende.
11. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verklaard dat hij is geboren in Mogadishu en dat hij daar tot zijn vijfde levensjaar heeft gewoond. In het bestreden besluit heeft verweerder zich niet beperkt tot de beoordeling of eiser terug kan keren naar zijn geboorteplaats Mogadishu. Verweerder stelt in zijn algemeenheid dat eiser terug kan keren naar Somalië.
12. Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië uit juni 2023, waarnaar eiser heeft verwezen, volgt onder meer dat het afhankelijk is van de individuele omstandigheden en iemands sociale netwerk of iemand zich veilig in Somalië kan vestigen. [10] Terugkeerders die het zich konden veroorloven om in beveiligde wijken van Mogadishu te wonen, en terugkeerders die terugkeerden naar een gebied waar zij sterke clanbanden of andere sociale banden hadden, liepen in de regel minder gevaar. [11] Voor terugkeerders is het moeilijk om betaald werk te vinden en Somaliërs die teruggekeerd zijn uit westerse landen lopen met name gevaar omdat van hen wordt verondersteld dat ze vermogend zijn. Terugkeerders die vanaf jonge leeftijd buiten Somalië hebben verbleven zijn doorgaans eenvoudig herkenbaar omdat zij vaak moeite hebben om zich de Somalische dagelijkse gewoontes eigen te maken, waardoor zij met discriminatie en uitsluiting te maken kunnen krijgen.
13. Hoewel de rechtbank het eens is met verweerder dat het onder meer afhankelijk is van individuele omstandigheden of iemand zich veilig buiten Al-Shabaab gebied kan vestigen volgt uit het algemeen ambtsbericht ook, zoals hiervoor vermeld, dat meerdere factoren, zoals het beschikken over een sociaal netwerk, relevant zijn voor die beoordeling. Ook heeft eiser verwezen naar een rapport van het Britse Home Office van mei 2022 [12] waarin staat dat een persoon die wordt geconfronteerd met terugkeer naar Mogadishu en van wie wordt aangenomen dat hij geen kerngezin of naaste familie in de stad heeft, een zorgvuldige beoordeling van alle persoonlijke omstandigheden moet plaatsvinden om te bepalen of er een reëel risico op ernstige schade is. Verweerder heeft nagelaten te beoordelen of het ontbreken van een sociaal netwerk in het geval van eiser leidt tot een reëel risico op ernstige schade. Ook heeft verweerder onvoldoende in samenhang daarmee betrokken dat eiser langdurig buiten Somalië heeft verbleven. De beoordeling van verweerder in het bestreden besluit is derhalve niet volledig. De enkele conclusie van verweerder dat eiser alleen heeft verwezen naar algemene landeninformatie is dan ook onvoldoende. Verweerder heeft wél betrokken dat eiser behoort tot de Dulbahante-clan. Door eiser is niet bestreden dat deze clan een subclan is van de Darood, één van de vier dominante clans in Somalië. In Mogadishu zijn weliswaar twee andere clans die groter zijn dan de clan van eiser, maar er zijn wel buurten in Mogadishu waar de clan van eiser de grootste is. Eiser heeft dat niet bestreden. De beroepsgrond van eiser dat hij behoort tot een minderheidsstam slaagt daarom niet. Deze vaststelling legt echter niet veel gewicht in de schaal, omdat eiser onweersproken heeft gesteld dat uit de door hem overgelegde informatie volgt dat niet iedereen door de eigen clan zal worden beschermd; dat is vooral afhankelijk van iemands connecties en eiser heeft gesteld dat hij deze niet heeft. Niet in geschil is dat hij na zijn vijfde levensjaar niet meer in Somalië heeft verbleven. Verweerder heeft zich niet op het standpunt gesteld dat eiser een sociaal netwerk heeft in Somalië en ook anderszins is niet gebleken dat eiser in Somalië een netwerk heeft waarop hij kan terugvallen. Daar komt bij dat uit het bestreden besluit niet is gebleken dat verweerder er rekening mee heeft gehouden dat eiser op dit moment minderjarig is. Zoals eiser heeft aangevoerd zal hij zich daarom bij terugkeer naar Somalië moeilijk staande kunnen houden.
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat van eiser kan worden verwacht dat hij zich ondanks ontbreken van sociale banden en nadat hij langdurig buiten Somalië heeft verbleven, in Somalië vestigt. Het bestreden besluit is daarmee genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is reeds daarom gegrond.
Het onderzoek naar adequate opvang
15. De Afdeling heeft in de uitspraak van 8 juni 2022 [13] aan de hand van het arrest TQ van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 [14] het toetsingskader uiteengezet voor zaken van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen waarin verweerder het onderzoek naar de opvangmogelijkheden in het land van terugkeer niet tijdens de beoordeling van de materiële asielaanspraken heeft afgerond en daardoor nog geen terugkeerbesluit kan nemen of een verblijfsvergunning kan verlenen. De Afdeling heeft overwogen dat verweerder onder bepaalde omstandigheden het asielbesluit en het terugkeerbesluit ten aanzien van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling niet gelijktijdig hoeft te nemen. Deze omstandigheden doen zich voor als verweerder tijdens de asielprocedure nog niet heeft kunnen vaststellen of er in het land van terugkeer adequate opvang voor de vreemdeling aanwezig is, door het tijdrovende karakter van dat onderzoek of omdat hij daar onderzoeksmethoden voor moet hanteren die ertoe kunnen leiden dat de identiteit of andere gegevens van de vreemdeling of zijn familieleden bekend worden bij de autoriteiten van het land van terugkeer. Verweerder moet in de beslissing op de asielaanvraag dan wel toelichten wat de stand van zaken is van het onderzoek naar adequate opvang en een inschatting geven hoe lang dat onderzoek nog zal duren. Over de band van het asielbesluit kan de vreemdeling dit, waaronder ook de duur van het onderzoek, ter toetsing aan de rechter voorleggen. Ten aanzien van dit onderzoek is verweerder gehouden om voortvarend te handelen aangezien een niet-begeleide minderjarige vreemdeling niet onnodig lang in onzekerheid mag verkeren over zijn verblijfsstatus. De vreemdeling is daarnaast gehouden zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen. Het onderzoek zal erin moeten resulteren dat ofwel een terugkeerbesluit wordt genomen ofwel een vergunning volgens het buitenschuldbeleid wordt verleend. Zolang het onderzoek nog niet is afgerond, mag verweerder geen terugkeerbesluit opleggen. Een termijn van drie jaar, gerekend vanaf de datum van de asielaanvraag is, zo oordeelt de Afdeling, in elk geval te lang. Verder mag verweerder de beoordeling of de vreemdeling moet terugkeren niet uitstellen tot de meerderjarigheid.
16. Eiser heeft op 28 september 2023 asiel aangevraagd. Op 23 februari 2024 heeft er een aanmeldgehoor plaatsgevonden waarbij eiser is geschouwd. Eiser wordt op basis van deze schouw en de schouw door de vreemdelingenpolitie bij zijn asielaanvraag beschouwd als minderjarig. Tijdens het aanmeldgehoor zijn geen vragen gesteld die verband houden met de opvangmogelijkheden in Somalië. Wel zijn er summier vragen gesteld over de familieleden van eiser. Eiser heeft daarop verklaard dat hij zijn moeder niet meer heeft gezien heeft sinds hij in Ethiopië verbleef. Eiser was op dat moment vijf jaar. Zijn vader is overleden in 2018 en zijn oom in 2019. Eiser heeft nog (half)broertjes- en zusjes die jonger zijn dan hem. Eiser heeft verder verklaard dat hij geen andere familieleden kende in Ethiopië. Tijdens het nader gehoor van 5 september 2024 zijn in paragraaf 2.2. aan eiser vragen gesteld over zijn familie en of zij zich bijvoorbeeld ergens hebben geregistreerd in Ethiopië. Eiser heeft verklaard dat hij zijn moeder nooit meer heeft gesproken of gezien nadat zij is gescheiden van zijn vader. Ook kent hij geen eventuele familie van de kant van zijn moeder. Van de kant van zijn vader verbleef op het moment van zijn vertrek uit Ethiopië enkel nog een tante en zijn stiefmoeder. Uit het voornemen komt naar voren dat verweerder het noodzakelijk vindt dat wordt onderzocht of zijn tante uit Ethiopië opnieuw bereid is om voor eiser te zorgen. Daarnaast moet onderzocht worden met behulp van het Rode Kruis of zijn moeder terug te vinden is. Volgens verweerder kan het nader onderzoek naar adequate opvang niet verricht worden zolang er geen beslissing is genomen op het asielverzoek. Verweerder stelt namelijk dat hij geen contact kan opnemen met de autoriteiten in het land van herkomst of andere partijen waar eiser voor te vrezen heeft. Het verdere onderzoek zal maximaal een jaar duren, gerekend vanaf de datum van het asielbesluit. Op 11 september 2024 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
17. De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is omschreven, verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en eiser onnodig lang in onzekerheid laat verkeren over zijn verblijfstatus. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder betrokken heeft dat uit het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf C7/30.6 van de Vc, voor Somalië in zijn algemeen geldt dat algemene opvangvoorzieningen in Somalië niet beschikbaar en/of toereikend zijn en dat de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang. Voor verweerder bestaat dan ook geen noodzaak om daarover contact op te nemen met de autoriteiten van Somalië gedurende de asielprocedure. Verweerder heeft niet geschetst welk nader onderzoek hij of de DT&V zal verrichten, op welke wijze dat zal plaatsvinden en of contact met de autoriteiten van Somalië daarvoor noodzakelijk is. Evenmin heeft verweerder inzichtelijk gemaakt of hij zichzelf in staat acht contact op te nemen met de autoriteiten in Ethiopië en in hoeverre dergelijk contact noodzakelijk is. Verder is verweerder onvoldoende ingegaan op het verweer van eiser dat in Ethiopië geen adequate opvang voor hem beschikbaar is omdat hij geen toegang zal krijgen tot dat land en dat hij (ernstig) is mishandeld door zowel zijn stiefmoeder als zijn tante. Ter zitting heeft eiser verklaard dat in oktober 2024 een gesprek met het Rode Kruis heeft plaatsgevonden en dat een tracingsverzoek voor het vinden van zijn moeder wordt opgestart. Van het frustreren van het onderzoek naar adequate opvang door eiser is dan ook geen sprake. Het bestreden besluit is daarom op dit punt onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien omdat de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende is gemotiveerd en omdat er door verweerder nader onderzoek naar adequate opvang voor eiser verricht zal moeten worden. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank acht het in het belang van eiser dat verweerder binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuwe beslissing op de aanvraag neemt. Eiser is tenslotte minderjarig en uitgangspunt is dat hij niet onnodig lang in onzekerheid verkeert over zijn verblijfsstatus.
19. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 september 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit
te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 16 januari 2025 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals volgt uit C7/30 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
3.Dienst Terugkeer & Vertrek.
4.Pagina 5 van het nader gehoor:
5.Zoals volgt uit onder andere het mensenrechten jaarrapport van USDOD van 23 april 2024, Country Policy and Information Note van het Britse Home Office van mei 2022.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
7.Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
9.C7/30 van de Vc.
10.Pagina 76.
11.Pagina 76, EASO, Somalia: targeted profiles, pagina 28, september 2021; UNHCR, International protection considerations with regard to people fleeing Somalia, pagina 86, september 2022.
12.Een Country Policy and Information Note.
14.ECLI:EU:C:2021:9.