ECLI:NL:RBDHA:2025:569
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 26 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 4 januari 2024 had ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 15 januari 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had een asielaanvraag ingediend en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 4 juli 2024 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/26 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn pas op 4 april 2025 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor was de ingebrekestelling van 9 juli 2024 te vroeg ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.