4.2.Nu er tegen deze uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, dient ook de minister uit te gaan van de oordelen van de rechtbank in die uitspraak. Eiser voert aan dat de minister dat ten onrechte niet gedaan heeft. De rechtbank zal dan ook eerst beoordelen of de minister zich heeft gehouden aan de uitspraak van 23 september 2024.
5. In het bestreden besluit heeft de minister geoordeeld dat eiser met de verklaring van Veilig Thuis en met wat eiser op de zitting van 20 augustus 2024 heeft aangevoerd, niet heeft aangetoond dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die overdracht aan Duitsland onevenredig hard maken. De minister ziet dan ook geen reden om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De minister overweegt daartoe het volgende:
“Er is in uw situatie niet gebleken van omstandigheden die ertoe leiden dat het in het belang is van uw kinderen om in Nederland te blijven. De omstandigheden die u aanvoert, zijn onvoldoende om te kunnen spreken van een bijzondere, individuele omstandigheid. Hiertoe wordt allereerst overwogen dat uw kinderen al geruime tijd zonder u, sinds september 2018 tot begin februari 2024, hebben verbleven in het land van herkomst en nadien in Griekenland. Zo hebt u verklaard dat uw vrouw en kinderen tot juni 2023 in Irak hebben verbleven en daaropvolgend hebben verbleven in Griekenland tot begin februari 2024.
Ten aanzien van de brief van Veilig Thuis wordt verder overwogen dat uit artikel 11, tweede lid, Verordening 1560/2003 blijkt dat de beoogde situaties van afhankelijkheid zoveel mogelijk zal worden beoordeeld op grond van objectieve elementen, zoals medische attesten. Een brief van Veilig Thuis betreft geen medisch attest.
In de verklaring van Veilig Thuis van 19 augustus 2024 wordt aangegeven dat de intentie er is om vanuit de professionele opvang om gezin systemische therapie op te starten waarbij het van belang is dat beide ouders beschikbaar en bereikbaar zijn. Uw gemachtigde heeft op de zitting aangegeven dat er therapie wordt opgestart en dat kan Veilig Thuis niet allemaal op papier zetten in verband met de privacy. Ook is toen opgemerkt dat Veilig Thuis een maand geleden in beeld is gekomen omdat uw oudste dochter in contact is gekomen met een Afghaanse man die u en uw echtgenote heeft bedreigd om haar bij u weg te halen. Aangegeven is dat het een intense situatie is en Veilig Thuis daar nog niet veel over kan zeggen. Aangegeven is dat u niet zomaar van Duitsland naar Nederland kunt gaan als u wordt overgedragen. Ook is aangegeven dat het gaat om het bijeenhouden van het gezin, dat is doel van de Dublinverordening. Als u wordt overgedragen aan Duitsland, zou het gezin mee moeten. Uw oudste dochter zit tijdelijk in een beschermde opvang. Er zijn geen mogelijkheden tot contact met de buitenwereld. Zij moet in therapie om weerbaarder te worden. Van belang dat het gezin bijeen blijft en niet van elkaar wordt gescheiden. Verder is op de zitting aangegeven dat niet bekend is hoe lang de behandeling duurt. Het is nodig dat er eerst vertrouwen komt tussen de oudste dochter en de ouders. Dat kost tijd, niet zomaar geregeld.
Ik merk op dat tot op heden niet duidelijk is of de therapie ook daadwerkelijk is gestart dan wel plaatsvindt of inmiddels is beëindigd. Ook is niet duidelijk of uw oudste dochter nog in de beschermde opvang verblijft.
Daarnaast volgt uit de verklaring van Veilig Thuis van 19 augustus 2024 dat het van belang is dat er sprake moet zijn van een stabiele thuissituatie waarbij beide ouders beschikbaar zijn, maar een medische onderbouwing waaruit blijkt dat er sprake is van een negatieve invloed op het welzijn en de sociale ontwikkeling van uw oudste dochter ontbreekt in de verklaring. Dit hebt u tot op heden niet nader onderbouwd nu enkel de verklaring van Veilig Thuis van 19 augustus 2024 is overgelegd. Daarnaast is de verklaring van Veilig Thuis ondertekend door [naam 2] en [naam 3] , onderzoeker Veilig Thuis. Niet is gebleken dat zij op gelijke hoogte zijn te stellen met een pedagoog of een kinderpsycholoog. Verder wordt in de verklaring van Veilig Thuis aangegeven dat het van belang is dat, of en wanneer de oudste dochter terug kan keren naar huis, er sprake is van een stabiele thuissituatie waarbij beide ouders beschikbaar zijn. Hieruit volgt niet dat u gebonden bent aan Nederland. Ook vanuit Duitsland kunt u beschikbaar en bereikbaar zijn. Dit hebt u ook eerder gedaan. U hebt namelijk verklaard dat u op 20 september 2018 vanuit Irak naar Griekenland bent gereisd en dat u in dat zelfde jaar naar Duitsland bent gereisd. U hebt verklaard dat uw vrouw en kinderen in juni 2023 van Irak naar Griekenland zijn gereisd en daar hebben verbleven tot hun komst naar Nederland begin februari 2024, waar u elkaar fysiek hebt ontmoet op het vliegveld Amsterdam. U verklaarde dat u in de periode tussen 2018 en 2024 alleen contact had via de telefoon, met videobellen.
De omstandigheden die u hebt aangevoerd zijn daarom niet voldoende bijzonder om van de overdracht aan Duitsland af te zien vanwege een onevenredige hardheid.
Opgemerkt wordt dat de Dublinverordening erop is gericht om familie- en gezinsleden zoveel mogelijk bij elkaar te houden. De Dublinverordening is daarentegen niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden verkregen.”
6. Het betoog van eiser dat de minister in het bestreden besluit de verklaring van Veilig Thuis ter zijde heeft gelegd, slaagt niet. De minister gaat in zijn motivering immers wel in op deze verklaring. Uit de uitspraak van 23 september 2024 volgt verder alleen dat de minister bij de beoordeling van artikel 17 van de Dublinverordening aan de situatie rondom eisers oudste dochter en de verklaring van Veilig Thuis in dat verband, waarde moet hechten. De rechtbank heeft in die uitspraak enkel geoordeeld dat de verklaring van Veilig Thuis en dat wat de gemachtigde daarover op zitting naar voren heeft gebracht, aanleiding geeft tot gerede twijfel of het, gezien de veiligheidssituatie en het geestelijk welzijn van de oudste dochter, niet van onevenredige hardheid zou getuigen als eiser zou worden overgedragen aan Duitsland, en daardoor niet in persoon beschikbaar zou zijn voor zijn dochter en mogelijk voor gezinstherapie. In het thans bestreden besluit is de minister hierop ingegaan en is kenbaar gemotiveerd dat volgens de minister geen sprake is van voldoende bijzondere, individuele omstandigheden om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
7. De vraag is echter of de motivering van de minister ook deugdelijk is. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
8. Onder verwijzing naar de door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juni 2022overweegt de rechtbank dat artikel 6, eerste lid, van de Dublinverordening, waarin is bepaald dat bij alle procedures waarin de Dublinverordening voorziet, de lidstaten het belang van het kind voorop stellen, de minister niet verplicht een asielverzoek zelf te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Dat neemt echter niet weg dat de minister volgens paragraaf C2/5 van de Vc 2000 de behandeling van een asielverzoek aan zich trekt als bijzondere, individuele omstandigheden de overdracht onevenredig hard maken. In dat kader kan het belang van een betrokken kind relevant zijn en moet de rechter toetsen of de minister zich bij zijn belangenafweging voldoende rekenschap heeft gegeven van de gestelde belangen van het kind, voor zover aangevoerd.