ECLI:NL:RBDHA:2025:5544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
NL25.9260 en NL25.9261 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, van Pakistaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen met het argument dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres verzoekt de rechtbank om een voorlopige voorziening, omdat zij en haar minderjarige kinderen vrezen voor hun veiligheid en welzijn bij een overdracht naar Tsjechië.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de belangen van haar kinderen onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling is genomen en dat de belangen van de kinderen zijn betrokken bij de afweging. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Tsjechië onevenredige hardheid zou betekenen voor eiseres en haar kinderen.

De rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak in het beroep. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiseres om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.9260 en NL25.9261 V
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster], V-nummer: [V-nummer 1], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

mede namens de minderjarige kinderen:
[kind 1],V-nummer: [V-nummer 2],
[kind 2], V-nummer: [V-nummer 3],
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1993. Eiseres haar minderjarige dochter is geboren op datum [geboortedatum 2] 2018 en haar minderjarige zoon op [geboortedatum 3] 2020. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Allereerst verzoekt eiseres de rechtbank hetgeen is aangevoegd in de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit verweerders gebruik van een standaardvoornemen volgt niet dat alle belangen van eiseres voldoende zijn meegenomen en de procedure geeft op geen enkele wijze vertrouwen. De uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 23 november 2023 [2] gaat niet over standaardvoornemens, terwijl verweerder er wel vanuit gaat dat een standaardvoornemen in deze zaak is gebruikt. Verweerder stelt enerzijds dat de praktijk van standaardvoornemens is goedgekeurd en betwist het gebruik hiervan in de onderhavige zaak anderzijds. Dat geen beroep kan worden gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 3 juni 2024 [3] omdat de zaken niet als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, volgt eiseres evenmin, nu deze uitspraak analoog kan worden toegepast. Van belang in de uitspraak is het gebruik van een standaardvoornemen, niet het land van overdracht. Verweerder heeft daarnaast niet gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken, gelet op haar bezwaren tegen de overdracht aan Tsjechië. Uit het bestreden besluit blijkt bovendien niet hoe de belangen van de kinderen van eiseres zijn meegewogen, nu overdracht aan Tsjechië zal betekenen dat zij opnieuw zullen moeten verhuizen en een nieuwe taal zullen moeten leren. Het bestreden besluit rust derhalve niet op een daadkrachtige motivering en leidt aan een motiveringsgebrek, aldus eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhaald en ingelast
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
Standaard voornemen
6. Over het standpunt van eiseres dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder een standaardvoornemen heeft gebruikt en de belangen van eiseres onvoldoende heeft meegenomen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft in het voornemen voldoende duidelijk uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres en dat er geen aanleiding wordt gezien de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen. In het voornemen zijn alle voor het standpunt van verweerder dragende overwegingen opgenomen. Verder overweegt de rechtbank dat, hoewel de verklaringen van eiseres in het voornemen niet kenbaar zijn betrokken, eiseres in de gelegenheid is gesteld om door middel van een zienswijze te reageren op het voornemen. Eiseres heeft hier ook gebruik van gemaakt. Vervolgens is verweerder in het bestreden besluit uitgebreid ingegaan op alle relevante elementen die tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag hebben geleid. Verder is in het bestreden besluit kenbaar ingegaan op de verklaringen van eiseres in het aanmeldgehoor en wat ze in de zienswijze heeft aangevoerd. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 23 november 2023 maakt de rechtbank op dat gelet hierop geen sprake is van een onzorgvuldig tot stand gekomen voornemen. Het feit dat het voornemen korter is dan het bestreden besluit, maakt nog niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 3 juni 2024 maakt dat niet anders. Overigens heeft verweerder laten weten dat hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam.
Belang van het kind
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat op grond van artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening de situatie van minderjarige kinderen onlosmakelijk is verbonden met die van hun ouders, dat zij in beginsel onder de verantwoordelijkheid van Tsjechië vallen, dat het in principe altijd in het belang is van het kind om bij de ouders te blijven en dat van omstandigheden die er toe leiden dat het in het belang van de kinderen is om in Nederland te blijven niet is gebleken. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder zich met deze belangenafweging onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen van eiseres. Dat de kinderen van eiseres zullen moeten verhuizen naar een nieuw land en weer een nieuwe taal moeten leren, maakt niet dat verweerder in het bestreden besluit niet de belangen van de kinderen voorop heeft gesteld. Verweerder heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat, bij gebrek aan objectieve gegevens die dit onderbouwen, niet aannemelijk is gemaakt dat de kinderen in hun belangen of ontwikkelingen worden geschaad vanwege het opvangsysteem en/of de omgeving in Tsjechië. Het betoog dat het bestreden besluit in dit opzicht gebrekkig is gemotiveerd, slaagt niet.
Artikel 17 Dublinverordening
8. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Het is in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden, die maken dat overdracht aan Tsjechië van onevenredige hardheid getuigt. De enkele, niet onderbouwde stellingen van eiseres dat zij bang is in Tsjechië gevonden te worden door dezelfde mensen die problemen veroorzaakten in Pakistan en Maleisie, dat zij de autoriteiten van Tsjechië als onvriendelijk heeft ervaren en dat zij zich er niet op haar gemak voelde, heeft verweerder in de besluitvorming betrokken en onvoldoende bijzonder kunnen vinden om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Als eiseres in Tsjechië toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen, ligt het op haar weg hierover bij de Tsjechische autoriteiten te klagen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet is of dat de Tsjechische autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen. Het bestreden besluit is zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
10. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [4] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
11. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van K.A. Klarenbeek, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
3.Rb. Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, 3 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8597
4.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.