ECLI:NL:RBDHA:2025:5544
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, van Pakistaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen met het argument dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres verzoekt de rechtbank om een voorlopige voorziening, omdat zij en haar minderjarige kinderen vrezen voor hun veiligheid en welzijn bij een overdracht naar Tsjechië.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de belangen van haar kinderen onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling is genomen en dat de belangen van de kinderen zijn betrokken bij de afweging. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Tsjechië onevenredige hardheid zou betekenen voor eiseres en haar kinderen.
De rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak in het beroep. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiseres om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken.