1.1.In een eerdere beroepsprocedure heeft deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 10 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:334, met het kenmerk NL23.17206, uitspraak gedaan over de vraag of verweerder de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met de beperking ‘arbeid in loondienst’ (geldig van 22 november 2016 tot 22 november 2021), terecht met terugwerkende kracht heeft ingetrokken tot 1 november 2019. De voorzieningenrechter verwijst voor een overzicht van de (procedurele) voorgeschiedenis naar die uitspraak. 2. Verweerder heeft de aanvraag van 6 juni 2023 van verzoeker bij het – bij het bestreden besluit gehandhaafde – primaire besluit afgewezen, omdat de eerder aan verzoeker verleende vergunning per 1 november 2019 is ingetrokken en de arbeid die verzoeker daarna heeft verricht niet is verricht op grond van een onbetwist verblijfsrecht. Dit betekent dat verzoeker met de arbeid bij [bedrijf], waarbij hij op 21 maart 2022 in dienst is getreden, geen rechten op grond van artikel 6 van het Besluit 1/80 heeft opgebouwd. Verder stelt verweerder, op basis van een algemeen arbeidsmarktadvies van het UWV van 17 januari 2023 (kenmerk: UWV Werkbedrijf/AJD/2023), dat de functie van schoonmaakmedewerker die verzoeker bekleedt geen wezenlijk Nederlands belang dient. Voor het bestreden besluit heeft verweerder dit gebaseerd op het advies van 21 december 2023 (kenmerk: UWV Werkbedrijf/AJD/2023/718). Volgens verweerder voldoet verzoeker daarom ook niet aan de (nationale) voorwaarden die behoren bij het beoogde verblijfsdoel.
3. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter om bij wijze van een voorlopige voorziening te bepalen dat hij de beroepsprocedure in Nederland mag afwachten. Bij brief van 14 maart 2025 heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld, in die zin dat hij tevens verzoekt verweerder te verplichten een nieuwe arbeidsmarktaantekening aan hem te verstrekken, op grond waarvan hij kan blijven werken. Verzoeker heeft dit verzoek als volgt toegelicht: zijn werkgever heeft hem op 14 maart 2025 laten weten dat hij uiterlijk op 31 maart 2025 over een dergelijke arbeidsmarktaantekening moet beschikken. Zo niet, dan ziet de werkgever zich genoodzaakt de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen. Dit zou betekenen dat verzoeker zijn inkomen verliest, met alle bijbehorende gevolgen voor hem en zijn gezin.
4. Verweerder verzet zich tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. Verweerder stelt dat aan het verzoek bij gebrek aan een concrete uitzettingsdatum spoedeisend belang dient te worden ontzegd. Ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst stelt verweerder dat dit geen spoedeisend belang oplevert, nu verzoeker geen inzage heeft gegeven in zijn financiële positie en op geen enkele wijze met stukken heeft onderbouwd dat verzoeker of zijn echtgenote voor de vaste lasten afhankelijk zijn voor het inkomen van verzoeker. Zelfs als verzoeker spoedeisend belang heeft, stelt verweerder dat het verzoeker evenmin is toegestaan om hier te lande te werken. Dit hangt samen met de afwijzing van de verblijfsvergunning die hem daartoe in staat stelt. Volgens verweerder is het verzoeker niet toegestaan om tijdens de beroepsprocedure te werken.
Oordeel van de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als een verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van de verzoeker niet kan worden verwacht dat hij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. In dit geval is sprake van een spoedeisend belang. Verzoekers werkgever heeft te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen indien hij niet uiterlijk op 31 maart 2025 een ‘sticker’ of verblijfsdocument overlegt. Nu verzoeker geen procedureel rechtmatig verblijf heeft, betekent het uitblijven van een voorziening dat verzoeker zijn inkomen verliest, waarmee hij de vaste lasten van zichzelf en zijn gezinsleden dekt, zoals hij aannemelijk heeft gemaakt bij brief van 26 maart 2025. Er dreigt dus een onomkeerbare situatie te ontstaan. Reeds om die reden neemt de voorzieningenrechter aan dat er spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorziening.
6. De voorzieningenrechter beoordeelt verder of verzoekers beroep tegen het bestreden besluit van 4 december 2024 een redelijke kans van slagen heeft. Voor zover het, gezien het standpunt van verweerder, al mogelijk zou zijn om in deze procedure een voorlopige voorziening te treffen waarbij verweerder verzoeker een arbeidsmarktaantekening moet verstrekken zodat hij gedurende de beroepsprocedure mag werken, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een dergelijke voorziening. Aan de hand van de aangevoerde gronden, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.