ECLI:NL:RBDHA:2025:552
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 5 januari 2024 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 5 juli 2024 eindigen. Echter, met de inwerkingtreding van de WBV 2023/26 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 5 april 2025 ligt. Eiseres heeft op 26 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 10 juli 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank baseert zich op artikel 6:2 en artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit en dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was en ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 15 januari 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.