ECLI:NL:RBDHA:2025:5516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
NL24.30257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en geboortedatum van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister had de asielaanvraag van eiser ingewilligd, maar eiser betwistte de geboortedatum die door de minister was vastgesteld. Eiser, afkomstig uit Eritrea, stelde dat hij op 1 januari 2007 was geboren, terwijl de minister op basis van informatie uit Italië en de UNHCR concludeerde dat de geboortedatum 1 januari 2005 moest zijn. De rechtbank heeft op 11 november 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn naam, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn, maar dat de geboortedatum niet kan worden gevolgd. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de geboortedatum van 1 januari 2007 te onderbouwen. Eiser heeft geen documenten kunnen overleggen die zijn bewering ondersteunen. De rechtbank stelt vast dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, aangezien zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd al was ingewilligd. De rechtbank oordeelt dat de gestelde geboortedatum geen invloed heeft op de reeds verleende vergunning en dat de toekomstige rechten van eiser te vaag zijn om procesbelang te rechtvaardigen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30257

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis)
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.B. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 3 juli 2024 (het bestreden besluit) waarin de minister de asielaanvraag van eiser heeft ingewilligd, maar waarin volgens eiser door de minister van een onjuiste geboortedatum wordt uitgegaan.
2. De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

3. Eiser heeft verklaard afkomstig te zijn uit [plaats] in Eritrea en te zijn geboren op [geboortedatum] .
4. De minister heeft de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eisers verklaringen over zijn naam, nationaliteit en herkomst en de ontduiking van de militaire dienstplicht worden geloofwaardig geacht. De verklaringen over zijn geboortedatum worden door de minister niet gevolgd. Naar aanleiding van de schouw door de AVIM [2] en de IND [3] bestond twijfel over de door eiser opgegeven geboortedatum van 1 januari 2007. Hierop is een Dublinonderzoek in Italië opgestart waaruit is gebleken dat eiser daar geregistreerd staat met de geboortedatum 1 januari 2005. Conform de jurisprudentie [4] dient van deze geboortedatum te worden uitgegaan. Eiser heeft niet met documenten aannemelijk kunnen maken dat de in Italië geregistreerde datum onjuist is. Daarnaast is uit onderzoek bij de UNHCR gebleken dat eiser bij aankomst in het vluchtelingenkamp in Adi Harush, Ethiopië met de geboortedatum van 1 januari 2001 is geregistreerd. Deze registratie wordt beschouwd als ondersteunend bewijs om niet uit te gaan van de door eiser opgegeven geboortedatum in Nederland.
5. Eiser stelt dat hij geboren is op 1 januari 2007. Dit heeft hij bij zijn aanmelding op 5 augustus 2022 ook aangegeven. De AVIM-medewerkers hebben echter om onduidelijke redenen 1 januari 2005 genoteerd. Wel hebben deze medewerkers geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Op 7 augustus 2022 is door de IND-medewerker geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven geboortedatum van 1 januari 2007. Echter volstrekt onduidelijk is op welke wijze de gestelde waarnemingen de medewerker tot die conclusie hebben gebracht. Nu onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd waarom er twijfel was aan de opgegeven geboortedatum, is er ten onrechte nader onderzoek opgestart bij de Italiaanse autoriteiten. Het aanhouden van de datum van 1 januari 2005 is derhalve onvoldoende deugdelijk gemotiveerd en de aanpassing van de datum heeft op onzorgvuldige wijze plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep. Om procesbelang te kunnen aannemen, dient beoordeeld te worden of eiser met het beroep in een gunstigere positie kan komen.
7. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij kwetsbaar is en begeleiding van het Nidos nodig heeft. Als hij eerder meerderjarig is, zal hij ook geen recht meer hebben op gratis zorg en onderwijs. Bovendien zal het ten onrechte stellen van zijn geboortedatum op 1 januari 2005 in de toekomst gevolgen hebben voor alle aan zijn leeftijd verbonden rechten.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft. De rechtbank overweegt hiertoe in de eerste plaats dat de aanvraag van eiser strekte tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is ingewilligd. Voorts overweegt zij dat, in zoverre eisers leeftijd van belang kan zijn bij een eventueel verzoek om nareis van familieleden, dit in deze zaak niet speelt omdat eiser ten tijde van de vergunningverlening minderjarig was waardoor eiser tijdig een verzoek om nareis heeft kunnen indienen, hetgeen door de gemachtigde van de minister ter zitting ook bevestigd is. Daar komt bij dat eiser inmiddels – ook indien wordt uitgegaan van de geboortedatum 1 januari 2007 – meerderjarig is en daarom dus geen recht meer heeft op begeleiding van het Nidos. De rechtbank is tot slot van oordeel dat een beroep op toekomstige rechten verbonden aan eisers leeftijd te vaag is en bovendien een in de toekomst liggende onzekere gebeurtenis is, om hier procesbelang op te kunnen baseren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
3.Immigratie en Naturalisatiedienst.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en 26 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2659).