Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] , eiser 1,
[eiser 3], eiseres 1,
[eiser 4], eiser 3,
[eiser 5], eiseres 2,
[eiser 6], eiseres 3,
[eiser 7], eiser 4,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van eiser 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor de overige eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist, ondanks een verlenging van de beslistermijn met drie maanden. Eiser 1 heeft de minister op 12 september 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 28 oktober 2024 is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd waarbinnen de minister een besluit moet nemen. Gezien de bijzondere omstandigheden rondom aanvragen voor gezinshereniging bij asielhouders, heeft de rechtbank besloten om een langere termijn van acht weken te hanteren voor het nemen van een besluit. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eisers € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen moet betalen. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen de gestelde termijnen een besluit bekend te maken.