Op 2 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een verzoek om uitstel van vertrek, dat door de minister op 3 oktober 2022 is afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de minister op 1 oktober 2024 ongegrond is verklaard. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit van de minister vernietigd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, aangezien het beroep gegrond is verklaard, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.