ECLI:NL:RBDHA:2025:5435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/09/680210 Ft RK 25/145 en C/09/680211 FT RK 25/146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling bij problematische schulden

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, [bedrijf], omdat deze niet akkoord ging met zijn schuldregeling. De heer [naam 1] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 131.388,00 opgebouwd bij zes schuldeisers, waarvan [bedrijf] de enige is die niet instemt met het voorstel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] met hulp van de gemeente Den Haag een saneringsakkoord heeft aangeboden, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. De rechtbank heeft op 24 maart 2025 geoordeeld dat het verzoek om een dwangakkoord toewijsbaar is, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en de belangenafweging in het voordeel van de heer [naam 1] uitvalt. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de heer [naam 1], waaronder zijn leeftijd, arbeidsongeschiktheid en de stabiliteit van zijn financiële situatie. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met het voorstel, wat de rechtbank als een belangrijk argument heeft meegewogen. De rechtbank heeft [bedrijf] opgedragen om in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat dit verzoek niet meer relevant was na de toewijzing van het dwangakkoord.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/680210 / FT RK 25/145 en C/09/680211 FT RK 25/146
vonnis van 24 maart 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[bedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: [bedrijf] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 131.388,00 aan zes schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 17 december 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 1,94% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 0,97%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[bedrijf] is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan [bedrijf] van € 28.565,74. Dat is 21,74% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige vijf schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] op 14 februari 2025 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [bedrijf] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 17 maart 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 2] , schuldregelaar van de gemeente Den Haag,
- [naam 3] , klantbegeleider van de gemeente Den Haag,
- [naam 4] , stagiaire schuldregelaar van de gemeente Den Haag.
2.2.
[bedrijf] is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [bedrijf] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan. In de WSNP zal geen uitkering aan de schuldeisers plaats kunnen vinden. Aangezien de regeling van de heer [naam 1] voor 1 juli 2024 is gestart, wordt zijn regeling nog volgens de oude regels behandeld. Dit houdt in dat een hoger aanbod is gedaan dan het geval zou zijn als de regeling na 1 juli 2024 zou zijn gestart. De meerderheid van de schuldeisers die het grootste gedeelte van de schuldenlast vertegenwoordigen zijn wel akkoord met het voorstel dat door de heer [naam 1] is gedaan.
3.2.
[bedrijf] heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [bedrijf] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente
Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. De heer [naam 1] is 65 (bijna 66) jaar oud, ontvangt een PW-uitkering en heeft circa 10 jaar geleden voor het laatst gewerkt. Hij is geruime tijd dakloos geweest en heeft gekampt met ernstige persoonlijke problematiek, die thans onder controle is. Uit de overgelegde medische rapportages van 2 februari 2024 en 26 februari 2025 van Calder Werkt volgt dat tenminste sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, dat volledig herstel niet mogelijk is en dat herintroductie tot arbeid niet zinvol is. De heer [naam 1] is door de gemeente van zijn sollicitatieplicht vrijgesteld. De rechtbank acht het gelet op de overgelegde stukken, de afstand tot de arbeidsmarkt, de persoonlijke problematiek en de leeftijd niet aannemelijk dat de heer [naam 1] in staat is te werken. De vaste lasten worden betaald, er ontstaan geen nieuwe schulden en de financiële situatie is stabiel.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen 78,26% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van [bedrijf] .
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [bedrijf] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.