Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 4], mede namens de minderjarige
[minderjarige],
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 maart 2025, worden de beroepen van verschillende Pakistaanse eisers beoordeeld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om zich bij hun referent in Nederland te voegen. De aanvragen werden door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 24 januari 2023, en de eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank constateert dat de minister in zijn besluiten niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken in de belangenafweging, met name in het kader van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank oordeelt dat de minister een te strenge toets heeft aangelegd en onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van de referent en zijn familieleden. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de minister op om binnen acht weken opnieuw te beslissen op de bezwaren van de eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers.