ECLI:NL:RBDHA:2025:5331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
NL24.47295, NL24.47297 en NL24.47298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak hebben eisers op 13 april 2024 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 22 november 2024 afgewezen, met als gevolg dat er een terugkeerbesluit is opgelegd en aan eiser 1 en eiseres een inreisverbod voor twee jaar is gegeven. De rechtbank heeft de beroepen op 21 januari 2025 behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Op 13 februari 2025 heeft de minister aan de rechtbank gemeld dat eisers op 3 februari 2025 met onbekende bestemming zijn vertrokken. Dit leidde tot de heropening van het onderzoek op 28 februari 2025, waarbij de gemachtigde van eisers aangaf geen contact meer te hebben met hen. Na toestemming van beide partijen om de zaak zonder nadere zitting af te doen, is het onderzoek op 27 maart 2025 gesloten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat eisers geen procesbelang meer hebben. De rechtbank wijst erop dat het vertrek met onbekende bestemming kan betekenen dat eisers geen prijs meer stellen op de bescherming die zij aanvankelijk zochten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de rechtspraak die stelt dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van beroepen op basis van een MOB-melding. Aangezien de gemachtigde van eisers heeft bevestigd dat er geen contact meer is, concludeert de rechtbank dat eisers kennelijk geen belang meer hebben bij hun beroepen. De rechtbank heeft daarom de beroepen niet inhoudelijk beoordeeld en heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.47295, NL24.47297 en NL24.47298

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser 1,

geboren op [geboortedatum 1] ,
V-nummer: [v-nummer 1]

[naam 2] , eiseres

geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [v-nummer 2] ,

[naam 3] , eiser 2,

geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [v-nummer 3]
hierna gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. Eisers hebben op 13 april 2024 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met de bestreden besluiten van 22 november 2024 deze aanvragen afgewezen als ongegrond. Ook heeft de minister aan eisers een terugkeerbesluit opgelegd en aan eiser 1 en eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.
1.2.
Bij bericht van 13 februari 2025 heeft de minister aan de rechtbank medegedeeld dat eisers op 3 februari 2025 met onbekende bestemming zijn vertrokken.
1.3.
Op 28 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de gemachtigde van eiser gevraagd of hij nog contact heeft met eisers over de procedure. Bij bericht van 28 februari 2025 heeft de gemachtigde van eisers laten weten dat hij geen contact meer heeft met eisers.
1.4.
Nadat beide partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven om de zaak verder zonder nadere zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek op 27 maart 2025 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn niet-ontvankelijk, omdat eisers geen procesbelang meer hebben bij hun beroepen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hebben eisers nog procesbelang?
3. De minister heeft in het bericht van 13 februari 2025 aan de rechtbank laten weten dat eisers per 3 februari 2025 door het COa [1] zijn geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB). De rechtbank heeft op 28 februari 2025 aan de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eisers over de procedures. De gemachtigde van eisers heeft op 28 februari 2025 laten weten dat hij geen contact meer onderhoudt met eisers.
4. De omstandigheid dat een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, kan betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang. De Afdeling [2] heeft in de uitspraak van 1 juli 2024 [3] echter overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. Er mag vanuit gegaan worden dat een vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat deze nog contact onderhoudt met de vreemdeling over de procedure.
5. Gelet op bovengenoemde rechtspraak en het feit dat de gemachtigde heeft aangegeven dat hij na de MOB-melding geen contact meer onderhoudt met eisers over de procedures, neemt de rechtbank aan dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.

Conclusie en gevolgen

4. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de beroepen dus niet inhoudelijk. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.