ECLI:NL:RBDHA:2025:5328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
09-182526-24, tul 10-237369-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichtingen gericht op bejaarde slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij twee oplichtingen van bejaarde slachtoffers. De verdachten deden zich voor als politieagenten en overtuigden de slachtoffers dat zij hun waardevolle goederen moesten afgeven ter bescherming tegen een vermeende inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn betrokkenheid, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij bij twee van de tenlastegelegde feiten betrokken was, en sprak hem daarom vrij van deze feiten. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting en witwassen. De verdachte kreeg een jeugddetentie van 167 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclassering en begeleiding. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, en het in beslag genomen geldbedrag van € 5.500,- is verbeurd verklaard. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09-182526-24, 10-237369-23 (tul)
Datum uitspraak: 24 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzittingen van 3 oktober 2024 (pro forma) en 10 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas en de advocaat van de verdachte is mr. C.A. Pietsch te Eindhoven. De verdachte is op de terechtzittingen verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzittingen van 3 oktober 2024 en 10 maart 2025.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vijf tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 3 en 4 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij telkens tegen betaling van € 100,- een vrouw vervoerde naar het huis van de slachtoffers en in de auto wachtte tot de vrouw weer terugkwam, waarna hij haar terugbracht. Hij heeft verklaard dat hij verder niet wist wat de bedoeling was en wat de vrouw bij de huizen van de aangeefsters deed. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte een andere bijdrage had dan door de verdachte beschreven.
Op grond van dat laatste is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake was van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n). De bijdrage van verdachte aan de feiten 3 en 4 zoals hierboven beschreven is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte van de feiten 3 en 4 worden vrijgesproken.
3.5
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PLDH4R024049, onderzoek LARIMAR, van de politie, Eenheid Den Haag, District Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 558).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
10 maart 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 4 juni 2024
(p. 60 t/m 62);
ten aanzien van feit 2
3. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
10 maart 2025;
4. het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 12 juni 2024
(p. 123 t/m 126);
ten aanzien van feit 5
5. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
10 maart 2025;
6. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 juli 2024 (p. 247, 248).
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 29 mei 2024 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en schilderijen
,immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam 1] telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als een politiemedewerker en
- die [naam 1] verteld dat er een overval op zijn woning was beraamd en
- die [naam 1] geadviseerd om zijn kostbare goederen bij de politie in veiligheid te stellen en
- die [naam 1] medegedeeld dat een politiemedewerker deze kostbare goederen bij hem kon ophalen en
- zich naar de woning van die [naam 1] begeven en zich aldaar voorgedaan als politiemedewerker en de woning geïnspecteerd en genoemde kostbare goederen verzameld en in ontvangst genomen en meegenomen naar elders;
2
hij op 12 juni 2024 te Dinteloord, gemeente Steenbergen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en een of meer andere goederen
,immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam 2] telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als een politiemedewerker en
- die [naam 2] verteld dat er een inbraak op haar woning was beraamd en
- die [naam 2] geadviseerd om haar kostbare goederen bij de politie in veiligheid te stellen en
- die [naam 2] verteld dat een politiemedewerker deze kostbare goederen kon komen ophalen en
- zich naar de woning van die [naam 2] begeven en/of zich aldaar voorgedaan als een politiemedewerker en in de woning genoemde kostbare goederen in ontvangst genomen en meegenomen naar elders;
5
hij in de periode van 25 juni 2024 tot en met 30 juli 2024, te Rotterdam
en/of Bergschenhoek, in elk geval in Nederland, van een geldbedrag (te weten € 5500 in verschillende coupures),
sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
sub b
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
terwijl hij, verdachte, wist dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de door Reclassering Nederland (verder: RN) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapporten en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft met anderen twee hele nare oplichtingen gepleegd. Zij hebben als slachtoffers welbewust bejaarde mensen uitgekozen, die vanwege hun hoge leeftijd extra kwetsbaar zijn. De slachtoffers werden gebeld door iemand met het verhaal dat criminelen hun woning wilden overvallen (feit 1) dan wel wilden inbreken in hun huis (feit 2). De beller deed zich voor als een medewerker van de politie en maakte de slachtoffers wijs dat een politieagent zou langskomen om hun kostbare spullen veilig te stellen. De slachtoffers werden langdurig aan de telefoon gehouden dan wel steeds weer teruggebeld en door de beller bang gemaakt en in verwarring gebracht. De spullen werden vervolgens opgehaald door de verdachte die zich eveneens voordeed als politieagent en bij de slachtoffers naar binnen ging en de (kostbare) spullen meenam. Bij een van de slachtoffers heeft de verdachte nog goederen aangewezen die ook meegegeven moesten worden. De slachtoffers bleven angstig en in vertwijfeling achter. De verdachte en de medeverdachten hebben de slachtoffers daarmee grote materiële en emotionele schade toegebracht. Deze feiten doen afbreuk aan het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in eigen huis en aan hun vertrouwen in mensen die hen helpen. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dat feiten als deze een grote impact hebben gehad en nog steeds hebben, blijkt ook uit de toelichting die door het slachtoffer in feit 3, mevrouw [naam 3] , op de terechtzitting is gegeven. De verdachte heeft op de zitting persoonlijk aan haar zijn spijt betuigd voor zijn betrokkenheid. Hoewel de verdachte, zoals hiervoor overwogen, van dit feit zal worden vrijgesproken, heeft hij bekend daarbij wel betrokken te zijn geweest.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 januari 2025. Hieruit blijkt dat hij op 12 april 2023 een strafbeschikking heeft gekregen voor oplichting en op 30 november 2023 is veroordeeld voor het plegen van fraude tot onder meer twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten van RN en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige E. ten Bosch is gegeven. Uit deze informatie blijkt - kort samengevat - het volgende. De verdachte wil zich inzetten voor gedragsverandering en dat blijkt ook uit zijn houding tijdens het schorsingstoezicht dat sinds 9 oktober 2024 wordt uitgeoefend. De verdachte heeft zich goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Hij is fulltime gaan werken bij zijn vader, die tevreden over hem is. De verdachte heeft inzet getoond en heeft zich opengesteld voor begeleiding en toezicht. Hij heeft inzicht in zijn geldzaken gegeven en bespreekt het nu met RN als hij krap zit. De verdachte heeft zich op eigen initiatief ingezet om passende begeleiding te vinden. De behoefte om snel geld te verdienen is als risicofactor verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor het besef dat snel geld meer nadelen dan voordelen heeft. Het recidiverisico wordt geschat op laag tot gemiddeld; risicofactoren worden vooral gezien in het sociale netwerk, het maken van keuzes en impulsiviteit. Een coach die naast de verdachte kan meekijken en zijn (voorgenomen) keuzes met hem kan bespreken, zou voor de verdachte zeer nuttig zijn.
RN adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte woont nog bij zijn moeder en lijkt ontvankelijk voor sociaal-emotionele steun. Hij is op bepaalde gebieden nog afhankelijk van zijn moeder en maakt met vlagen een kwetsbare indruk. Hij wordt ontvankelijk geacht voor een pedagogische aanpak. Er zijn aanwijzingen voor impulsief handelen en verdachte zal, bij oplegging van een voorwaardelijke straf met de voorwaarde van ambulante begeleiding, begeleid worden door de Life Changing Group, een organisatie die begeleiding biedt aan jeugdigen in de vorm van een buddy die naast de jeugdigen kan gaan staan en hen kan ondersteunen bij een verscheidenheid aan zaken. De verdachte heeft al contact met hen en dat contact is hem tot nu toe ook goed bevallen. Geadviseerd wordt ook om het goed lopende toezicht bij RN voort te zetten. De verdachte staat achter de geadviseerde voorwaarden, die het volgende inhouden:
- meldplicht bij reclassering;
- contactverbod;
- locatieverbod;
- dagbesteding;
- ambulante begeleiding;
- zich inspannen om een vast legaal inkomen te krijgen en te houden en aan RN inzicht geven in zijn financiën.
Toerekeningsvatbaarheid
De deskundigen hebben geen opmerkingen gemaakt voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en de rechtbank vindt de verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - het jeugdstrafrecht toepassen. RN heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en in dat verband toegelicht dat de verdachte pedagogisch beïnvloedbaar is. De rechtbank deelt die conclusie en past daarom het jeugdstrafrecht toe.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten zonder meer oplegging van een jeugddetentie rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van de feiten en het gegeven dat de verdachte in een proeftijd liep van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, meegewogen. De rechtbank acht van groot belang dat een straf de verdachte motiveert om niet terug te vallen in het plegen van nieuwe feiten. De rechtbank overweegt dat de verdachte 107 dagen in voorarrest heeft gezeten en zich daarna goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Hij heeft zich volgens de informatie van RN gericht op wat nodig is om het recidivegevaar te verkleinen en geen strafbare feiten meer te plegen en hij is hard aan het werk om met de hulp van RN en de ingezette coaching zijn vaardigheden te versterken om op het rechte pad te blijven en zich op een positieve toekomst te richten. De rechtbank acht het van belang dat dit pad niet wordt doorkruist door de verdachte terug te sturen naar de jeugdgevangenis.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 167 dagen, met aftrek, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij de geadviseerde voorwaarden. De verdachte heeft het onvoorwaardelijk deel van deze jeugddetentie al in voorarrest uitgezeten. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De voorwaardelijke jeugddetentie dient als stevige waarschuwing en als kader waarbinnen de verdachte zich met behulp van toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die RN heeft geadviseerd.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 2
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 7.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op materiële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Ten aanzien van feit 3
[naam 3] , ter terechtzitting bijgestaan door de heer [naam 5] van Slachtofferhulp Nederland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 11.740,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 10.700,- aan materiële schade en € 1.040,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van [naam 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schade niet onderbouwd is, en dat de vordering van [naam 3] kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van [naam 2] verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren omdat de schade onvoldoende onderbouwd is en subsidiair verzocht een lager bedrag toe te wijzen.
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van de vordering van [naam 3] heeft de raadsvrouw verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren gezien de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering, voor zover deze materiële schade betreft, niet-ontvankelijk te verklaren aangezien de waarde van de sieraden niet eenvoudig is vast te stellen, en zich voor zover deze immateriële schade betreft, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een lager bedrag toe te wijzen en van hoofdelijke veroordeling af te zien, nu de verdachte voor dit feit een vergoeding van slechts € 100,- heeft gekregen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2
De benadeelde partij [naam 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de gestelde schade niet is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 3
De benadeelde partij [naam 3] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard,
nu de verdachte van feit 3 zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 genummerde voorwerp, een geldbedrag van € 5.500,-, zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 5.500,-, verbeurdverklaren. Het geldbedrag is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehoort en dit geheel of grotendeels door middel van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is verkregen.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 10-237369-23 door de politierechter van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, op 30 november 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering bepleit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 24 september 2024 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 30 november 2023, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd door zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, weer schuldig te maken aan soortgelijke feiten.
Echter, de rechtbank acht een gevangenisstraf, gezien het hiervoor onder 6.3 overwogene, op dit moment niet in het belang van de verdachte. De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte gevolgen moet ondervinden van zijn keuze om ondanks deze voorwaardelijke straf, nieuwe feiten te plegen. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven, een werkstraf gelasten van 28 uren, met de bepaling dat als deze werkstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 14 dagen zal worden toegepast.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14 c, 33, 33a, 47, 77a, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 326 en 420bis
van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 5:
witwassen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
167(
honderdzevenenzestig)
DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect en ook niet via sociale media - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- aangevers [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1933;
[naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1939;
- en medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1996,
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 5] 1999,
zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
3. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de gemeenten Wassenaar en Dinteloord, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Deze locatieverboden zullen door de politie gemonitord worden;
4. zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding;
5. gedurende de proeftijd en zolang de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan de begeleiding door de Life Changing Group of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
6. zich inspant voor het verkrijgen en behouden van een vast legaal inkomen, en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
reclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
60 (zestig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) DAGEN;
de vorderingen van de benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 2] (feit 2) en [naam 3] (feit 3) niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1. genummerde voorwerp, te weten:
Geld € 5.500,--;
de vordering tenuitvoerlegging
t.a.v. parketnummer 10-237369-23 (tul):
gelast een
taakstraf, te weten een
werkstraf, voor de duur van
28 (achtentwintig) uren, subsidiair 14 dagen jeugddetentie, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de straf te geven;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.E. Bierling, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.E. Schotte, kinderrechter,
en mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2025.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te Wassenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en/of schilderijen en/of een of meer ander(e) goed(eren) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders(s)
- die [naam 1] telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als een
politiemedewerker en/of
- die [naam 1] verteld dat er een overval op zijn woning was beraamd en/of
- die [naam 1] geadviseerd om zijn kostbare goederen bij de politie in veiligheid te
stellen en/of
- die [naam 1] medegedeeld dat een politiemedewerker deze kostbare goederen bij
hem kon ophalen en/of
- zich naar de woning van die [naam 1] begeven en/of en/of zich aldaar voorgedaan als
politiemedewerker en/of de woning geïnspecteerd en/of genoemde kostbare goederen verzameld en/of in ontvangst genomen en/of meegenomen naar elders;
2
hij op of omstreeks 12 juni 2024 te Dinteloord, gemeente Steenbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en/of een of meer ander(e) goed(eren) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders(s)
- die [naam 2] telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als een politiemedewerker en/of
- die [naam 2] verteld dat er een inbraak op haar woning was beraamd en/of
- die [naam 2] geadviseerd om haar kostbare goederen bij de politie in veiligheid te stellen en/of
- die [naam 2] verteld dat een politiemedewerker deze kostbare goederen kon komen ophalen en/of
- zich naar de woning van die [naam 2] begeven en/of zich aldaar voorgedaan als een politiemedewerker en/of in/bij de woning genoemde kostbare goederen verzameld en/of in ontvangst genomen en/of meegenomen naar elders;
3
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2024 tot en met 28 mei 2024 te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en/of zilverwaar en/of bankpassen en/of een mobiele telefoon en/of een of meer andere goed(eren) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders(s)
- die [naam 3] telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als een politiemedewerker en/of
- die [naam 3] te informeren dat ze in gevaar zou zijn omdat mannen iets bij haar zouden gaan uithalen en/of
- die [naam 3] verteld dat haar dochter hiervan ook op de hoogte was en/of
- die [naam 3] geïnformeerd dat er mensen bij haar langs zouden komen om haar waardevolle spullen op te halen en/of
- zich naar de woning begeven en/of zich aldaar voorgedaan als een politiemedewerker en/of genoemde goederen te verzameld en/of in ontvangst genomen en/of meegenomen naar elders;
4
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2024 tot en met 29 mei 2024 te Woerden,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4]
[naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van geld (ongeveer € 2000) en/of een of meer andere
goed(eren) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders(s)
- die [naam 4] telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als een politiemedewerker en/of
- die [naam 4] geïnformeerd dat ze in gevaar zou zijn omdat was gebleken dat zij overvallen zou worden en/of
- die [naam 4] verteld dat haar dochter op het politiebureau zat en ook in gevaar zou zijn en/of
- die [naam 4] geïnformeerd dat er mensen bij haar langs zouden komen om haar te helpen en te kijken wat ze in huis had en/of
- zich naar de woning van die [naam 4] begeven en/of zich aldaar voorgedaan als een politiemedewerker en/of het door [naam 4] klaargelegde geld geteld en/of het geld ontvangst genomen en/of meegenomen naar elders en/of
- genoemde [naam 4] verteld dat dat haar dochter onder politiebegeleiding naar haar toe gebracht zou worden;
5
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2024 tot en met 30 juli 2024, te Rotterdam
en/of Bergschenhoek, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) een geldbedrag (te weten € 5500 in verschillende coupures), althans een of
meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.