ECLI:NL:RBDHA:2025:5295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 7529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm)

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had een naheffingsaanslag Bpm ontvangen, die door de inspecteur was gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar op 18 oktober 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze naheffingsaanslag, die betrekking heeft op de registratie van een BMW X3 M40i xDrive. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 27 januari 2025 gehouden, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de verweerder door twee gemachtigden.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de taxatie van de auto en de waardebepaling door de Belastingdienst. Eiser had een bedrag van € 6.192 aan Bpm voldaan, maar de Belastingdienst heeft een bedrag van € 5.052 nageheven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de herleidingsmethode die eiser voorstelde niet is toegestaan volgens de wet en dat de door verweerder gehanteerde koerslijst een betere onderbouwing biedt voor de handelsinkoopwaarde van de auto. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de auto schade had die de waardebepaling zou beïnvloeden.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/7529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikking).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2023 de naheffingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2025.
Namens eiser is mr. M.U. Sahin, kantoorgenoot van gemachtigde, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en mr. [naam 2].

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft op 18 mei 2022 op aangifte een bedrag van € 6.192 aan Bpm voldaan voor de registratie van een BMW X3 M40i xDrive (de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 22 oktober 2018. De tenaamstelling van de auto heeft plaatsgevonden op
26 mei 2022.
2. In de aangifte is de te betalen belasting voor de auto berekend op basis van een taxatierapport van Haaglanden Expertise (het taxatierapport). De taxatie van de auto heeft op 22 april 2022 plaatsgevonden en het taxatierapport is op 10 mei 2022 opgesteld. In het taxatierapport is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 115.420 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 37.514 (koerslijst X-Ray). Hierop heeft de taxateur een bedrag van € 15.684 (€ 13.384,38 totale gecalculeerde reparatiekosten -/-
€ 700 correctie gebruikerssporen + € 3.000 “correctie geen oordeel kilometerstand RDW-voertuigrapport”) in mindering gebracht in verband met schade aan de auto, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto is bepaald op € 21.830.
3. Eiser heeft op 23 mei 2022 de auto voor controle getoond aan Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Van de controle is een rapport van 24 mei 2022 opgemaakt. In dit rapport is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 113.545, de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 38.967 (koerslijst X-Ray). Hierop is geen waardevermindering toegepast omdat geen schade aan de auto is geconstateerd.
4. Verweerder heeft met dagtekening 16 maart 2023 een bedrag van € 5.052
(€ 11.244 verschuldigde Bpm -/- € 6.192 voldane Bpm) nageheven. Verweerder is daarbij uitgegaan van voormeld rapport van DRZ.
Geschil5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil:
- of de verschuldigde Bpm bepaald kan worden aan de hand van de herrekende bruto Bpm van eerder ingevoerde gelijksoortige auto’s (de herleidingsmethode);
- welke koerslijst er voor de handelsinkoopwaarde dient te worden gehanteerd;
- of de schade tot het juiste bedrag is vastgesteld;
- of eiser in aanmerking komt voor een vergoeding van immateriële schade.
Eiser heeft ter zitting zijn beroepsgrond, dat DRZ geen onafhankelijke partij is, ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
Herleidingsmethode
6. De beroepsgronden van eiser met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet, omdat de herleidingsmethode niet behoort tot de in de wet toegestane methodes om de vermindering van de Bpm te berekenen ter zake van de registratie van een geïmporteerde gebruikte auto. [1]
Koerslijst handelsinkoopwaarde
7. Eiser stelt dat de door hem overgelegde koerslijst van X-Ray en niet de door verweerder overgelegde koerslijst van X-Ray moet worden gebruikt om de handelsinkoopwaarde van de auto te bepalen. De door verweerder gehanteerde koerslijst gaat immers uit van een duurdere executive model, terwijl de auto geen executive model is. Daarnaast blijkt volgens eiser uit de uitdraai van de SilverDAT VIN-informatie van de auto dat de auto geen alarm klasse 3 heeft, terwijl een executive model alarm klasse 3 als standaarduitrusting heeft.
8. Verweerder heeft, met hetgeen hij heeft aangevoerd, aannemelijk gemaakt dat de door hem gehanteerde koerslijst van X-Ray een betere onderbouwing geeft van de handelsinkoopwaarde van de auto. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de auto is geproduceerd voor de Duitse markt en dat de auto in deze uitvoering niet op de koerslijst van X-Ray voorkomt. DRZ heeft de historische nieuwprijs op basis van de koerslijst van X-Ray berekend, terwijl de taxateur de historische nieuwprijs met behulp van een andere koerslijst (AutotelexPro) heeft berekend en daarbij de fabrieksopties op € 8.829 heeft vastgesteld en dit bedrag aan fabrieksopties ook in de koerslijst van X-Ray heeft meegenomen. Een combinatie van (informatie uit) verschillende koerslijsten is echter niet toegestaan. Daarnaast heeft verweerder onweersproken gesteld dat DRZ de opties in de koerslijst van X-Ray heeft geselecteerd, waardoor automatisch de juiste bedragen van de opties zijn opgenomen. De taxateur van eiser heeft dit echter niet gedaan. Bovendien heeft verweerder aangegeven dat in de SilverDAT VIN-informatie van de auto in het DRZ rapport staat vermeld dat de auto is uitgerust met een alarmsysteem met code 302, hetgeen, naar verweerder stelt en de rechtbank aannemelijk acht, er op duidt dat de auto met alarmklasse 3 is uitgerust.
Schade
9. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiser gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van de auto, rust op eiser. [2] Eiser dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat die schade meer bedraagt dan het bedrag dat DRZ heeft vastgesteld. Hij heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er daarmee niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de auto ten tijde van het doen van aangifte schade had die het niveau van normale gebruikssporen overstijgt. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat door DRZ geen schade is aangetroffen. Daarnaast geven de foto’s in het taxatierapport en het rapport van DRZ onvoldoende uitsluitsel over de aard en omvang van de gestelde schade. Verweerder heeft dan ook terecht geen waardevermindering als gevolg van schade in aanmerking genomen.
10. Eiser heeft verder aangevoerd dat binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat één of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto. Verweerder noch DRZ is echter gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. Afgezien daarvan heeft eiser niet geconcretiseerd welke schade volgens hem dan ten onrechte als normale gebruikssporen is aangemerkt. In de verwijzing naar dat beleid ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder of DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen.
11. De stelling van eiser dat het ontbreken van een oordeel van de RDW over de kilometerstand een waardedrukkende factor is, slaagt niet. Het ontbreken van een dergelijk oordeel kan een waardedrukkende factor zijn, omdat dit zou kunnen duiden op tellerfraude. Met betrekking tot deze specifieke auto wijst evenwel niets in de richting van onregelmatigheden met betrekking tot de kilometerstand. Eiser heeft verder ook geen onderbouwing overgelegd waaruit volgt dat het enkel ontbreken van een oordeel van de RDW over de kilometerstand leidt tot een mindere waarde van de auto. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat een waardevermindering in acht moet worden genomen voor het ontbreken van een oordeel van de RDW over de kilometerstand van de auto.
Belastingrente
12. Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de rentebeschikking. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht belastingrente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
Conclusie
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Immateriële schade
14. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase wordt in dit verband als redelijk beschouwd. Verweerder heeft het bezwaar tegen de naheffingsaanslag op 14 april 2023 ontvangen en de uitspraak van de rechtbank is van
10 februari 2025. De redelijke termijn is dus niet overschreden. Eiser komt dan ook niet voor een vergoeding van immateriële schade in aanmerking.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640 en gerechtshof Den Haag 16 maart 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:699
2.vgl Hoge Raad 17 januari 2020:ECLI:NL:2020:63