ECLI:NL:RBDHA:2025:5278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
09/153443-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol en cocaïne met letsel aan politieambtenaar

Op 31 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2023 betrokken was bij een verkeersongeval te Reeuwijk. De verdachte, geboren in 1989, bestuurde een voertuig onder invloed van alcohol en cocaïne en negeerde verkeersborden, waaronder een rood kruis. Tijdens het rijden op een afgesloten rijbaan negeerde hij een stopteken van een politieambtenaar, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de agent letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, de politieambtenaar, die letsel had opgelopen door de aanrijding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/153443-24
Datum uitspraak: 31 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 maart 2025
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.G.M. Oostrom en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. F.J. van der Putte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in
elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, A12, zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, te weten 1,29 milligram ethanol
per milliliter bloed, in elk geval een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer vermelde grenswaarde, en/of
- terwijl hij onder invloed verkeerde van drugs, te weten 83 microgram cocaïne per
liter bloed, in elk geval een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het Besluit alcohol,
drugs en geneesmiddelen in het verkeer vermelde grenswaarde, en/of
- een of meermalen geen gevolg te gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, namelijk door in te voegen en/of te (blijven) rijden over een rijbaan
welke is afgesloten door middel van een rood kruis op het matrixbord (elektronisch
signaleringsbord), en/of
- een of meermalen voertuigen via rechts in te halen, en/of
- een stopteken van een politieambtenaar ( [politieambtenaar] ) te negeren, en/of
- in de richting van die [politieambtenaar] te rijden en/of om die [politieambtenaar] heen te rijden en/of
tegen (de arm van) die [politieambtenaar] aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [politieambtenaar] ) zodanig lichamelijk letsel, te weten een
radiuskopfractuur, werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in
de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in
elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op
de weg, A12, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden door
- terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, te weten 1,29 milligram ethanol
per milliliter bloed, in elk geval een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer vermelde grenswaarde, en/of
- terwijl hij onder invloed verkeerde van drugs, te weten 83 microgram cocaïne per
liter bloed, in elk geval een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het Besluit alcohol,
drugs en geneesmiddelen in het verkeer vermelde grenswaarde, en/of
- een of meermalen geen gevolg te gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, namelijk door in te voegen en/of te (blijven) rijden over een rijbaan
welke is afgesloten door middel van een rood kruis op het matrixbord (elektronisch
signaleringsbord), en/of
- een of meermalen voertuigen via rechts in te halen, en/of
- een stopteken van een politieambtenaar ( [politieambtenaar] ) te negeren, en/of
- in de richting van die [politieambtenaar] te rijden en/of om die [politieambtenaar] heen te rijden en/of
tegen (de arm van) die [politieambtenaar] aan te rijden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in
elk geval in Nederland,
een voertuig, te weten een auto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol,
83 microgram cocaïne per liter bloed en/of
1,29 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit,
bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, voor zover dit betrekking heeft op het roekeloos en het zeer onvoorzichtig en oplettend te rijden. Voor de overige onderdelen van de tenlastelegging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verkeersituatie en het rijden van de verdachte
Op 13 oktober 2023 vonden werkzaamheden plaats op de snelweg de A12 ter hoogte van Reeuwijk. Omdat de wegafsluitingen door weggebruikers werden genegeerd, kwamen agenten van politie, onder wie aangever verbalisant [politieambtenaar] (hierna: [politieambtenaar] ), ter plaatse om een veilige verkeersomgeving te creëren. De rijbanen 2, 3 en 4 waren afgekruist, waardoor het verkeer alleen op de meest links gelegen rijbaan 1 kon passeren. De verdachte werd, als chauffeur van een bestelbusje, geconfronteerd met deze afsluitingen. Hij reed met ongeveer 30 tot 40 kilometer per uur over de afgesloten rijbaan 2, naar eigen zeggen om een plek te zoeken waar hij kon invoegen in rijbaan 1. Verbalisant [politieambtenaar] stond op dat moment op rijbaan 2. Toen hij zag dat de verdachte over de afgesloten rijbaan reed, seinde hij naar hem met zijn zaklamp. Toen de verdachte door bleef rijden op de rijbaan en steeds dichter bij [politieambtenaar] kwam, heeft [politieambtenaar] eerst zijn zaklamp naar de auto van de verdachte gegooid en daarna zijn dienstwapen getrokken en op het voertuig van de verdachte gericht. Op dat moment raakte de verdachte met zijn bestelbusje de uitgestrekte arm van [politieambtenaar] , waardoor [politieambtenaar] letsel opliep. De verdachte is hierna doorgereden.
Rijden onder invloed
De rechtbank stelt vast dat de verdachte – gelet op zijn verklaring, de resultaten van het bloedonderzoek, en de herberekening daarvan naar aanleiding van het drinken van alcohol ná het aanrijden van [politieambtenaar] – onder invloed van 1,29 milligram alcohol per milliliter bloed en 83 microgram cocaïne per liter bloed zijn voertuig heeft bestuurd. Het onder 2 ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De mate van schuld aan het ongevalDe rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 (WVW) in samenhang bezien met artikel 175 lid 2 WVW het volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Binnen de grenzen van schuld als hier bedoeld vormt aanmerkelijke onvoorzichtigheid de ondergrens en is roekeloosheid het zwaarste verwijt dat in dat kader kan worden gemaakt.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van roekeloos rijgedrag. Hoewel aan de kant van de verdachte sprake is geweest van meerdere overtredingen waarmee de verkeersregels ernstig zijn geschonden, is op de camerabeelden ook zichtbaar dat de verdachte, op het moment dat het ongeluk plaatsvond, met een relatief lage snelheid reed. De rechtbank acht deze factor doorslaggevend in zijn oordeel dat geen sprake is geweest van roekeloos rijgedrag. De verdachte zal dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat door dat rijgedrag het ongeluk is ontstaan.
De verdachte heeft ten eerste, zoals hiervoor vastgesteld, gereden onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol, in combinatie met cocaïne. Deze middelen hebben – zo is algemeen bekend – een negatieve invloed op het inschattings- en reactievermogen, en zijn daarom onverenigbaar met het besturen van een auto.
Verder heeft de verdachte geen gevolg gegeven aan het rode kruis op het matrixbord. Dit stelt de rechtbank vast op basis van de verklaring van [politieambtenaar] en de verklaring van de verdachte bij de politie, namelijk dat hij 100 of 50 meter lang het rode kruis had genegeerd. Van de verdachte mocht verwacht worden dat hij, anticiperend op de afsluiting, zo spoedig mogelijk en met gepaste snelheid had ingevoegd op de enige beschikbare rijbaan. In plaats daarvan is de verdachte met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur doorgereden over de afgesloten rijbaan. De verdachte is pas ingevoegd op de plek waar de wegafsluiting ophield, waarmee hij alle andere wachtende voertuigen van rechts had ingehaald.
Toen verbalisant [politieambtenaar] , die op dat moment een zichtbaarheidsvest droeg, de verdachte met een zaklamp voorzien van een felrode verkeerskegel een stopteken gaf, heeft de verdachte daar niet op gereageerd. Ook na het gooien met de zaklamp door [politieambtenaar] is de verdachte niet gestopt. Gelet op de zichtbaarheid van [politieambtenaar] – gehuld in een reflecterend vest, zwaaiend met een zaklamp – is het niet (tijdig) opmerken van [politieambtenaar] aan de onoplettendheid van de verdachte te wijten.
De verdachte reed vervolgens op een zodanige wijze op [politieambtenaar] af dat die dacht dat de verdachte op hem wilde inrijden. [politieambtenaar] zag zich daardoor genoodzaakt zijn dienstswapen te trekken waarna de verdachte tegen de arm van [politieambtenaar] is aangereden en [politieambtenaar] letsel opliep dat hem na het ongeluk heeft gehinderd in zijn normale bezigheden.
Conclusie artikel 6 WVW
Op basis van de hiervoor genoemde verkeersgedragingen van de verdachte in samenhang bezien en in combinatie met het hoge gehalte aan alcohol en cocaïne in zijn bloed, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW is aan te merken en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij [politieambtenaar] letsel heeft opgelopen dat hem na het ongeluk heeft verhinderd in zijn normale bezigheden. Gelet hierop acht de rechtbank het primair, onder 1, tenlastegelegde bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 13 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, A12, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, te weten 1,29 milligram ethanol
per milliliter bloed, een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer vermelde grenswaarde, en
- terwijl hij onder invloed verkeerde van drugs, te weten 83 microgram cocaïne per
liter bloed, een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het Besluit alcohol,
drugs en geneesmiddelen in het verkeer vermelde grenswaarde, en
-
eenmaalgeen gevolg te gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, namelijk door in te voegen en te blijven rijden over een rijbaan
welke is afgesloten door middel van een rood kruis op het matrixbord (elektronisch
signaleringsbord), en
- voertuigen via rechts in te halen, en
- een stopteken van een politieambtenaar ( [politieambtenaar] ) te negeren, en
- in de richting van die [politieambtenaar] te rijden en om die [politieambtenaar] heen te rijden en
tegen de arm van die [politieambtenaar] aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [politieambtenaar] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede
envijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 13 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, een voertuig, te weten een auto, heeft bestuurd , na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol, 83 microgram cocaïne per liter bloed en 1,29 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg, telkens een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en dat een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen moet worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft een ongeval veroorzaakt door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, waardoor het slachtoffer [politieambtenaar] letsel heeft opgelopen dat hem in zijn normale bezigheden heeft gehinderd. De verdachte heeft onder de invloed van alcohol en cocaïne over een afgesloten rijbaan gereden. Het ongeluk is vervolgens veroorzaakt toen de verdachte pas aan het einde van de rijstrook in wilde voegen en daarbij geen oog had voor [politieambtenaar] , die daardoor op de arm werd geraakt door het voertuig van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij hierbij een harde klap hoorde en dat hij uit paniek doorreed, omdat hij bang was dat iemand expres tegen zijn auto had geslagen. Dat is echter geen begrijpelijke verklaring voor de vraag waarom de verdachte niet is gestopt om na te gaan hoe het met het slachtoffer ging. Uit de aangifte en vordering van [politieambtenaar] blijkt dat hij op het moment van het ongeluk de angst had dat de verdachte opzettelijke op hem inreed, dat hij door de aanrijding zijn normale werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen en dat hij nog steeds enige last ervaart door het letsel.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de houding van de verdachte op de terechtzitting. De verdachte heeft verklaard dat hij zonder middelengebruik hetzelfde rijgedrag zou hebben vertoond en daarmee weinig inzicht getoond in het effect dat de door hem genuttigde (grote hoeveelheid) alcohol en drugs op zijn rijgedrag moet hebben gehad. Anderzijds heeft de verdachte op de terechtzitting spijt betuigd over wat er is gebeurd en verklaard geen alcohol en drugs meer te gebruiken. Ook vindt de rechtbank het positief dat de verdachte zijn spijt aan het slachtoffer heeft betuigd door hem, kort na het incident, een [politieambtenaar] bloemen en een kaartje met zijn spijtbetuiging te sturen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 mei 2024. Hieruit blijkt dat het CJIB de verdachte op 20 april 2022 een strafbeschikking heeft opgelegd voor te hard rijden. Verder is de verdachte niet voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
De op te leggen straffen
De rechtbank acht, alles afwegende en conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[politieambtenaar] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het eventuele toegewezen bedrag gematigd dient te worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen door het onder 1 bewezenverklaarde feit en dat dit letsel hem heeft beperkt in zijn normale bezigheden. De benadeelde partij komt daarmee in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal – gelet op de omstandigheden van het geval en de ernst van het feit – de schade naar billijkheid vaststellen op € 1.000,- en de vordering in zoverre toewijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 13 oktober 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2023, ten behoeve van [politieambtenaar] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de, primair, onder 1 en de onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, primair, en feit 2:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b en vijfde lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (1,29 milligram alcohol en 83 microgram cocaïne);
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor

24 (vierentwintig) MAANDEN;

bepaalt dat deze bijkomende straf voor een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 1000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 oktober 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [politieambtenaar] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [politieambtenaar] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2025.
Bijlage I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023322502, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 119).

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 maart 2025, voor zover inhoudende:

U, de voorzitter, houdt de tenlastelegging voor. Er was een rare verkeerssituatie. Ik zag toen het rode kruis. Toen stond er iemand met een geel hesje. Ik zag hem op het laatste moment. Ik reed ongeveer 30 á 40 kilometer per uur. Het klopt dat ik wist dat de drie banen waren afgekruist. Toen moest je echt naar de linker baan. Het klopt dat ik op de tweede rijbaan reed. Ik heb geen persoon met een zaklamp gezien. Ik heb nooit gezien dat het een agent was.
U, de voorzitter, houdt voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik 6 á 7 halve liters bier heb gedronken. Dat kan kloppen. Dat gebeurde in de tijdspanne van 2 uur.

2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 14 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 29):

V: Hoeveel afstand heb je het rode kruis genegeerd?
A: 100 meter denk ik. Nee zo veel was het niet, 50 dan denk ik…

3. Het proces-verbaal van aangifte van [politieambtenaar] , opgemaakt op 13 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 59-61):

Op 13 oktober 2023 kreeg ik de opdracht om te gaan naar rijksweg A12. Deze locatie is gelegen in de gemeente Bodegraven- Reeuwijk. Ik zag dat rijstrook 1 de enige rijstrook op de rechter rijstrook was waarop het verkeer nog stapvoets kon passeren. Ik zag dat alle weggebruikers hiervan gebruik maakte.
De plastic kegel, welke ik voorafgaande aan het stopteken op mijn zaklamp monteerde was wit van kleur, mijn zaklamp straalt rood licht uit. Hierdoor
geeft de kegel een relatief felle rode gloed af.
Ik zag dat een kleine bestelauto uit de rij kwam. Ik zag namelijk dat hij van rijstrook 1 uitvoegde naar rijstrook 2, welke op dat moment nog altijd afgekruist was.
Hierop nam ik plaats op de scheiding van rijstrook 2 en 3 en gaf opnieuw het
stopteken. Ik zag en hoorde dat het voertuig versnelde. Ik hoorde dat het voertuig meer toeren ging maken en duidelijk versnelde. Ik zag ook dat het voertuig steeds sneller op mij afkwam. Ik schat dat het voertuig tijdens het uitvoegen circa 50 meter van mij af was en snel naderde.
Tot mijn verbazing bleef het voertuig zich versnellen het werd voor mij duidelijk dat ik geraakt zou worden als ik niet aan de kant zou gaan. Hierop heb ik in de hoop dat het voertuig alsnog zou stoppen mijn zaklamp in de richting van het voertuig gegooid. Ik zag dat mijn zaklamp de voorzijde van het voertuig raakte en vervolgens op het wegdek viel. Het was voor mij duidelijk dat de bestuurder doorreed in de richting waar ik stond omdat ik mij toen en nog steeds niet kan voorstellen dat het de bestuurder niet opviel dat een zaklamp met verlichte kegel in zijn richting werd gegooid. Ik zag dat de zaklamp tegen de voorzijde van de auto sloeg op een afstand van ongeveer 7 meter. Ik weet dit doordat ik dit zojuist nogmaals visueel heb gemaakt door de zaklamp neer te leggen op eenzelfde afstand van mij als eerder vanavond op het wegdek.
Ik hoorde nog altijd dat de motor nog altijd versnelde door het oplopende toerental. Ik liep terwijl ik mij wapen vasthad verder richting rijstrook 3 en zag dat het voertuig mij altijd nog niet zou missen.
Op dat moment raakte het voertuig mijn vuurwapen. Ik had op dat moment mijn schietarm nog volledig gestrekt en voelde een enorme beuk door mijn gestrekte arm tegen mijn schoudergewricht. Ik voelde een hevige pijn. Ik zag dat mijn wapen het voertuig raakte op het raamstijl rechtsvoor. En voelde dat mijn vuurwapen hierop het raam van de bijrijder raakte tegen het glas. Ik had mijn schietarm nog altijd gestrekt en stapte tevens verder uit de richting van het gevaar.
De bestuurder heeft mij moeten zien, en kon mij zelfs vanwege mijn positie ontwijken via rijstrook 2, zelfs daar liet ik ruimte genoeg.
Op dit moment kom ik net terug van een medisch onderzoek in het Groene Hart
ziekenhuis. Ik kan mijn arm niet vrij bewegen door de pijn. De arts deelde mij op
basis van röntgen foto's mede dat ik bloedingen heb tussen de bewegende delen van mijn elleboog gewricht, mogelijk ten gevolge van breukjes in de uiteinde van de
botten.

4. Het geschrift, te weten het Onderzoek Alcohol en drugs bij geweldplegers van Eurofins van 6 december 2023, voor zover inhoudende (p. 108-109):

TACO5911NL Bloed van [verdachte]
Tabel Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte]
Aangewezen stof: Alcohol
Meetbare stof: Ethanol
Grenswaarde: 0,80
Eindresultaat in bloed met TACO5911NL: 1,37
Rapportage eenheid: milligram per milliliter
Aangewezen stof: Cocaïne
Meetbare stof: Cocaïne
Grenswaarde: 50
Eindresultaat in bloed met TACO5911NL: 83
Rapportage eenheid: microgram per liter

5. Het geschrift, te weten de Herberekening bloedalcoholconcentratie van [verdachte] van het NFI van 27 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 117):

Voor de berekening worden de volgende aannames gedaan:
- De opname van ethanol (alcohol) in het bloed was voltooid ten tijde van de
bloedafname;
- Het verdelingsvolume van ethanol is 0,7 liter per kilogram lichaamsgewicht;
- Het gewicht van de verdachte is 84 kg;
- Een half glas bier komt overeen met 125 ml;
- Het alcoholpercentage van bier bedraagt 5% v/v.
Op grond van de bovengenoemde gegevens zal de bloedalcoholconcentratie ten
gevolge van het drinken van een half glas bier zijn toegenomen met 0,08 mg/ml.
Zonder de inname van een half glas bier na het voorval zou de
bloedalcoholconcentratie ten tijde van de bloedafname 1,29 mg/ml zijn geweest.

6. Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring van het Groene Hart ziekenhuis over [politieambtenaar] , opgesteld op 12 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 119): ​​​​​​​

Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja
Geschatte duur van de genezing: 6 weken

7. Een geschrift, te weten de vordering benadeelde partij van [politieambtenaar] , ondertekend op 31 oktober 2024, voor zover inhoudende:

Als gevolg van het opgelopen letsel heb ik 6 weken geen straatwerk kunnen doen. Dit, door de pijn in mijn gewricht. Ik heb 6 weken aangepaste binnendiensten verricht. Tot op heden, maar vooral de eerste 6 weken, heb ik last van een bewegingsbeperking in mijn arm. Ik kon in het begin geen kracht zetten, waardoor ik beperkt was bij het verrichten van simpele dingen zoals een fles opendraaien en tijdens het verrichten van huishoudelijk activiteiten, zoals schoonmaken en opruimen. Ik had met de meest simpele dingen pijn in mijn ellebooggewricht. Tijdens het fietsen deed het trillen door het wegdek bijvoorbeeld pijn. Mijn gewricht deed vooral pijn bij momenten dat ik een knijpbeweging moest maken om iets beet te pakken.