ECLI:NL:RBDHA:2025:5276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
23/5950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor vervanging houten kozijnen door kunststof kozijnen in beschermd stadsgezicht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vervangen van houten kozijnen door kunststof kozijnen bij de woning aan de [adres] in [plaats]. De vergunning was aanvankelijk verleend, maar na bezwaar van derde-partijen heeft verweerder de vergunning alsnog geweigerd op basis van een negatief welstandsadvies. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van eiser en verweerder, evenals vertegenwoordigers van de derde-partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de omgevingsvergunning terecht was, omdat de nieuwe kozijnen niet voldoende overeenkomen met de oorspronkelijke kozijnen in het beschermd stadsgezicht. De rechtbank oordeelt dat het welstandsadvies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om de weigering van de vergunning te onderbouwen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. I.R. Köhne),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: De Stichting [derde-partij 1] ( [derde-partij 1] ) uit [vestigingsplaats] en [derde-partij 2] uit [woonplaats 2] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vervangen van houten kozijnen door kunststof kozijnen bij de woning aan de [adres] in [plaats] .
1.1.
Verweerder heeft in eerste instantie de vergunning met het besluit van 26 oktober 2022 (het primaire besluit) verleend. Met het besluit van 28 juli 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van derde-partijen heeft verweerder de omgevingsvergunning alsnog geweigerd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. [derde-partij 1] heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder, [derde-partij 2] en namens [derde-partij 1] [naam] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft een vergunning aangevraagd voor het veranderen van de gevel van de woning aan de [adres] door het gedeeltelijk vervangen van de houten kozijnen door kunststof kozijnen. De woning bevindt zich in een gebied met beschermd stadsgezicht. Nadat de vergunning aanvankelijk is verleend, is er bezwaar ingediend door de derde-partijen. De bezwaren waren voornamelijk gericht op het welstandsadvies dat aan het primaire besluit ten grondslag lag. Op verzoek van verweerder is de bezwaarprocedure aangehouden en heeft er op 19 juli 2023 een openbare vergadering van de welstandscommissie plaatsgevonden. De commissie heeft daarna alsnog een afwijzend welstandsadvies gegeven. Verweerder heeft vervolgens de vergunning alsnog geweigerd..
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de omgevingsvergunning voor het vervangen van de kozijnen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht Omgevingswet
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 22 april 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.

Het beroep van eiser

6. Eiser is het niet eens met de weigering van de vergunning. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte het negatieve welstandsadvies aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Dit welstandsadvies staat haaks op het eerder gegeven advies. Eiser voert aan dat uit de overgelegde tekeningen niet blijkt dat het kozijn vlakker of breder zou worden uitgevoerd. Ook blijkt uit de tekeningen niet dat de wijze waarop het kozijn in de gevel wordt geplaatst zorgt voor een extra opdikking en naden die storend zijn in het gevelbeeld. Uit de tekeningen blijkt verder dat de wisseldorpel niet forser is en dat de sprong in de glaslijn wel degelijk aanwezig is. Het aanzicht blijft (grotendeels) gelijk. De detaillering van de nieuwe kozijnen wordt volgens eisers op andere plekken vaak geaccordeerd omdat het inherent is aan het toevoegen van draai-kiep vensters. Verder stelt eiser dat het verloren gaan van samenhang met de begane grond acceptabel is omdat dat een winkel is. Ter onderbouwing van zijn betoog dat de kozijnen passend zijn binnen het beschermd stadsgezicht wijst eiser op een deskundig tegenadvies van bureau Harmonische Architectuur (het tegenadvies). Gelet op het gelijkheidsbeginsel en de omstandigheid dat de met het primair besluit vergunde kozijnen de oorspronkelijke toestand zo goed, als met kunststof kozijnen mogelijk is, benaderen, pleit het tegenadvies voor het in stand houden van de vergunning.
Het verweer
7. Verweerder licht toe dat het eerste welstandsadvies niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Gebleken is dat dit advies, en de aanvullende toelichting hierop in de bezwaarprocedure, is afgegeven door een beleidsmedewerker, tevens secretaris van de welstandscommissie. Als gevolg van de volledige heroverweging in bezwaar heeft verweerder zich in het bestreden besluit gebaseerd op het nieuwe advies van de welstandscommissie, dat wel zorgvuldig tot stand is gekomen.
7.1.
In reactie op het beroep van eiser en het tegenadvies stelt verweerder het volgende. Volgens de welstandscommissie geeft de maatvoering op de tekeningen in ieder geval aan dat het nieuwe kozijn op de plek van het schuifprincipe dikker is. Ook is goed te zien dat het kozijn verder naar voren in de gevel is geplaatst. Daarnaast tonen de tekeningen ook duidelijk dat de glaslijn minder diep verspringt, waardoor het aangezicht in het gevelbeeld vlakker wordt. Bij de onderdorpel van het kozijn is origineel een ronding te zien met daar direct glas op. In de nieuwe situatie wordt dit vlak en wordt er raamhout aan toegevoegd, waardoor er een verdikking ontstaat. De bestaande wisseldorpel is 9,4 cm en de nieuwe wisseldorpel wordt 12 cm.
De welstandsadviezen
8. In het primaire besluit is aanvankelijk een positief welstandsadvies gegeven:
“De commissie kan instemmen met de voorgestelde kozijnwijzigingen. De nieuwe profilering benaderd de oorspronkelijke op voldoende wijze en is daardoor passend bij de architectuur en vormt het geen aantasting van het beschermd stadsgezicht.”
8.1.
Vervolgens is het bestreden besluit gebaseerd op het nieuwe, afwijzende welstandsadvies:
“Als reactie op het deskundig tegenadvies beoordeelt de commissie in heroverweging negatief op het voorliggende plan voor een kozijnwijziging binnen het rijks beschermd stadsgezicht Statenkwartier. Zij oordeelt dat er onvoldoende zorgvuldig is aangesloten op de bestaande architectuur van het ensemble en dat de samenhang van het pand wordt aangetast. Binnen het bestaande ensemble was voor de vervanging de oorspronkelijke architectuur nog grotendeels aanwezig. Inhoudelijk reageert de commissie op de drie genoemde (hoofd)bezwaren uit het tegenadvies:
  • De vervanging van de houten kozijnen door kunststof kozijnen is in principe denkbaar binnen het rijks beschermd stadsgezicht, mits het uiterlijk van de bestaande kozijnprofilering voldoende overeenkomt met de oorspronkelijke kozijnen, wat betreft maatvoering, plasticiteit, profilering en indeling. De commissie constateert echter dat dit onvoldoende het geval is. Het kozijn is vlakker en het profiel is breder uitgevoerd. Ook zorgt de wijze waarop het kozijn in de gevel is geplaatst voor een extra opdikking en naden die storend zijn in het gevelbeeld.
  • Het uiterlijk van de oorspronkelijke wisseldorpel is niet gehandhaafd. Het kozijn mist de diepte van de oorspronkelijke sprong in de glaslijn tussen bovenlicht en schuifraam en tevens is de wisseldorpel forser.
  • Ook oordeelt de commissie dat in dit geval de oorspronkelijke roedeverdeling in de bovenlichten kenmerkend is en nog grotendeels aanwezig binnen het ensemble. Om de samenhang van het ensemble en de waarde binnen het rijks beschermd stadsgezicht te waarborgen dienen de roedes te worden behouden.”
Beoordeelt van uit de bestaande (oorspronkelijke) kwaliteit constateert de commissie een verlies aan kwaliteit die afbreuk doet aan de waarden en karakteristieken zoals benoemd in de toewijzing van het rijks beschermd stadsgezicht Statenkwartier.”
Het oordeel van de rechtbank
Welstandsadvies
9. De rechtbank stelt voorop dat verweerder volgens vaste rechtspraak aan een welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Dit is anders indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat verweerder het niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel dan ook geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [1]
9.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de wijze van totstandkoming van het negatieve welstandsadvies van 19 juli 2023 zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet ten grondslag had mogen leggen aan het bestreden besluit. Dat in eerste instantie een positief advies is gegeven, betekent niet dat een heroverweging niet alsnog tot een negatief advies kon leiden. In dit geval hebben derde-partijen in bezwaar gewezen op gebreken in het eerste welstandsadvies en dat heeft ertoe geleid dat opnieuw een welstandsbeoordeling is gemaakt die anders is uitgevallen. In het nieuwe advies is duidelijk omschreven wat de redenen zijn die tot de afwijzing hebben geleid. De rechtbank overweegt dat daarmee voldoende is gemotiveerd waarom het oorspronkelijke welstandsadvies niet wordt gevolgd.
9.2.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de inhoud van het welstandsadvies zodanige gebreken vertoont dat verweerder het niet ten grondslag had mogen leggen aan het bestreden besluit. Eiser betwist niet dat het uiterlijk van de oorspronkelijke wisseldorpel niet is gehandhaafd en ook niet dat de oorspronkelijke roedeverdeling in de bovenlichten is komen te vervallen. Eiser betoogt wel dat het niet duidelijk is hoe de commissie tot het oordeel komt dat het kozijn vlakker is, het profiel breder is uitgevoerd en dat de wijze waarop het kozijn in de gevel is geplaatst zorgt voor storende naden in het gevelbeeld. De rechtbank overweegt dat in reactie hierop in het verweerschrift is toegelicht dat op de tekeningen valt te zien dat het schuifprincipe in de nieuwe situatie dikker is en dat het kozijn verder naar voren in de gevel is geplaatst. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Op de tekeningen is te zien dat in de nieuwe situatie het kozijn aan de onderkant verder in de gevel naar voren is geplaatst. Ook is te zien dat de glaslijn minder diep verspringt, waardoor het aangezicht vlakker wordt. Daarnaast tonen de tekeningen dat de onderdorpel in de oorspronkelijke situatie een ronding heeft, met daar direct glas op en dat dit in de nieuwe situatie vlak wordt en er raamhout aan is toegevoegd. Ten slotte is op de tekeningen te zien dat de wisseldorpel oorspronkelijk 9,4 cm is en in de nieuwe kozijnen 12 cm. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de tekeningen valt af te leiden dat het kozijn vlakker is, het profiel breder en het kozijn op een andere manier is geplaatst.
9.3.
De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn betoog dat de motivering van het welstandsadvies de conclusie – dat niet voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand – niet kan dragen. Uit de argumenten volgt duidelijk wat de redenen zijn voor het negatieve welstandsadvies, waarmee wordt aangesloten bij de conclusie. Deze argumenten kunnen de uitkomst van het advies ook dragen. Naar oordeel van de rechtbank volgt duidelijk waarom de welstandscommissie het bouwplan niet geschikt vindt. Dat in het advies niet letterlijk staat opgenomen dat het niet passend is, leidt niet tot een ander oordeel.
9.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het tegenadvies ook geen redenen heeft hoeven zien waarom het welstandsadvies niet kon worden gevolgd. In het tegenadvies staat dat de kunststof kozijnen de oorspronkelijke kozijnen, zo goed als mogelijk is, benaderen. Dit doet geen afbreuk aan dat wat in het welstandsadvies is opgenomen over waarom (deze mate van) benadering niet voldoende is. Het tegenadvies gaat verder niet in op de argumenten uit het welstandsadvies, zodat dit geen aanleiding biedt om deze argumenten van de welstandscommissie niet te volgen. De stelling dat de kunststof kozijnen de oorspronkelijke kozijnen zo goed als mogelijk benaderen, is bovendien niet nader onderbouwd. Eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat er geen andere kunststof kozijnen bestaan of kunnen worden gemaakt die de oorspronkelijke houten kozijnen beter benaderen.
Gelijkheidsbeginsel
9.5.
Eiser betoogt verder dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het nieuwe welstandsadvies staat namelijk haaks op de vele kozijnen en het gevelbeeld in het beschermd stadsgezicht. Detaillering zoals hier wordt vaak geaccordeerd omdat dit inherent is aan het toevoegen van draai-kiep vensters. Verder zijn er in het straatblok al meerdere ramen waarin de roedes zijn verdwenen. Eiser onderbouwt dit betoog aan de hand van voorbeelden in het tegenadvies en wijst op de 2e Antonie Heinsiusstraat nummers 67, 78, 80, 82 en 84 en de Van Beverningkstraat 292 en 294.
9.6.
Zoals verweerder op zitting heeft toegelicht, is er voor geen van de kozijnen op de door eiser aangehaalde adressen een omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder zal binnen het beschermd stadsgezicht worden gehandhaafd op kozijnen die zonder omgevingsvergunning zijn geplaatst. Alleen die omstandigheid zorgt er al voor dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan daarom niet slagen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A. van der Meijs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1155.