ECLI:NL:RBDHA:2025:527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
SGR 22/6627
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een uitweg op basis van verkeerskundige adviezen en het gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het maken van een uitrit beoordeeld. Eiser had op 20 december 2021 een aanvraag ingediend, die door verweerder op 24 januari 2022 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op verkeerskundige adviezen die de verkeersveiligheid in het geding zouden brengen. Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat er voor een vergelijkbaar perceel wel een vergunning was verleend, wat volgens hem in strijd was met het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de vergunning onvoldoende was gemotiveerd. Er was geen verslag van de hoorzitting gemaakt, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de verkeerskundige adviezen op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had voldaan aan de vergewisplicht en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid.

De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hem op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de noodzaak tot nader onderzoek en het opnieuw horen van eiser benadrukte. Eiser kreeg het griffierecht vergoed, maar er werden geen proceskosten toegewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en gelijkheid in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , gevestigd in [vestigingsplaats] , eiser

(gemachtigde: S. Abadi),
en

het college van burgemeester en wethouders van [plaatsnaam] , verweerder

(gemachtigde: mr. M. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning te verlenen voor het maken van een uitrit (uitwegvergunning) op het perceel [adres 1] in [plaatsnaam] (het perceel).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd met een brief met bijlagen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek een brief van de gemachtigde van verweerder ontvangen. In artikel 2.16 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken is bepaald dat na sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd ingediende stukken buiten beschouwing blijven, tenzij deze aanleiding geven tot heropening van het onderzoek. De rechtbank ziet in het overgelegde stuk geen aanleiding tot heropening van het onderzoek en laat dit dan ook verder buiten beschouwing.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser heeft op 20 december 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een uitweg op het perceel voor gebruik door een personenauto of kleine bestelauto, als onderdeel van de bedrijfsvoering.
2.1.
Verweerder heeft die aanvraag afgewezen, met onder meer als motivering dat het maken van een uitweg ten koste gaat van de verkeersveiligheid. Verweerder baseert dat oordeel op adviezen van verkeersdeskundigen.
2.2.
Volgens eiser is de afwijzing van zijn aanvraag onvoldoende (verkeerskundig) gemotiveerd. In beroep heeft hij aangevoerd dat voor het perceel [adres 2] in [plaatsnaam] wel een uitwegvergunning is verleend. Dat zijn aanvraag is afgewezen, acht eiser in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Tot slot trekt eiser de neutraliteit van het advies van de commissie in twijfel.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de weigering om een uitwegvergunning te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag is ingediend op 20 december 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Heeft verweerder de verkeersadviezen ten grondslag kunnen leggen aan de weigering van de uitwegvergunning?
5. Eiser betwist de waarde van de verkeerskundige adviezen die aan de afwijzing van zijn aanvraag ten grondslag zijn gelegd. Hij brengt naar voren dat een vertegenwoordiger van verweerder op de hoorzitting in bezwaar heeft gezegd dat de verkeerskundige argumenten om de uitwegvergunning te weigeren op persoonlijk inzicht zijn gebaseerd.
5.1.
Op zitting is gebleken dat geen verslag van de hoorzitting is gemaakt. Het advies van de commissie bezwaarschriften van 10 augustus 2022 bevat ook geen beknopte weergave van het besprokene op de hoorzitting. Op grond van artikel 7:13, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een verslag van het horen worden gemaakt. Het bestreden besluit is in strijd genomen met deze bepaling.
5.2.
Zonder te beschikken over een verslag van de hoorzitting kan de rechtbank niet vaststellen of tijdens het horen in bezwaar is gezegd dat de verkeerskundige adviezen op persoonlijk inzicht berusten, zoals eiser stelt. Omdat de verkeerskundige adviezen onderdeel zijn van het dossier kan de rechtbank wel beoordelen of verweerder op basis van deze adviezen een zorgvuldig voorbereid besluit heeft genomen.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de verkeerskundige adviezen zijn opgenomen in interne e-mailberichten van 11 en 12 januari 2022. Deze e-mailberichten zijn summier. Daaruit blijkt niet of het aanvraagdossier in de beoordeling is betrokken en of de verkeerssituatie ter hoogte van het perceel is bezien, bijvoorbeeld op basis van een onderzoek ter plaatse. Uit het dossier blijkt ook niet dat verweerder zich ervan heeft vergewist dat de adviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [1] Verweerder heeft daarmee niet, althans niet kenbaar gemotiveerd, voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet toereikend is gemotiveerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder wel een uitwegvergunning heeft verleend voor het perceel [adres 2] . Verweerder heeft – zoals hierna onder 6. wordt overwogen – niet kunnen uitleggen waarom het voorkomen van gevaar op de weg op die locatie geen beletsel was voor verlening van een uitwegvergunning.
Is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel?
6. Eiser beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. In reactie op het verweerschrift heeft hij erop gewezen dat voor het perceel [adres 2] in [plaatsnaam] wel een uitwegvergunning is verleend, terwijl sprake is van een vergelijkbare (verkeers)situatie.
6.1.
Van de verlening van uitwegvergunning voor het perceel [adres 2] in [plaatsnaam] is mededeling gedaan in door eiser overgelegde gemeenteberichten voor de periode 5 augustus tot en met 12 augustus 2022. Die vergunning dateert dus van voor het bestreden besluit. Op basis van door eiser overgelegde foto’s valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat de verkeerssituatie ter hoogte van het perceel [adres 2] en de invloed van een uitweg daarop, vergelijkbaar is met de situatie ter hoogte van het perceel van eiser. Verweerder heeft niet schriftelijk gereageerd op dit betoog van eiser. Op zitting heeft verweerder ook niet kunnen uitleggen waarom gevaar op de weg geen beletsel vormt voor verlening van een uitwegvergunning voor het perceel [adres 2] . Verweerder heeft de stelling van eiser dat sprake is van strijd met gelijkheidsbeginsel in zoverre onvoldoende weerlegd.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is genomen met de artikelen 3:2, 7:12 en 7:13, zesde lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen op het bezwaar, omdat nog een nader onderzoek en een beoordeling door verweerder is benodigd. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van twaalf weken. Die termijn is ruimer gesteld in verband met de hierna toegelichte noodzaak tot nader onderzoek en het (opnieuw) horen van eiser.
7.2.
Om de hiervoor vermelde gebreken te herstellen zal verweerder nader onderzoek moeten doen naar de verkeersituatie ter hoogte van het perceel van eiser en naar de gevolgen van een uitweg op die locatie. Daarbij moet in dit geval ook de verkeerskundige beoordeling worden betrokken die ten grondslag ligt aan de verlening van een uitwegvergunning voor het perceel [adres 2] in [plaatsnaam] .
7.3.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het in de rede ligt dat eiser in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord over de uitkomst van een nader onderzoek en over eventuele verkeerskundige adviezen. [2] Van dat horen zal een verslag moeten worden gemaakt. [3]
7.4.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
7.5.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 8 september 2022;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:7
Van het horen wordt een verslag gemaakt.
Artikel 7:9
Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.
Artikel 7:13
(…)
6. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen.
(...)
Algemene plaatselijke verordening [plaatsnaam] 2022 (APV 2022)
Artikel 2:12
(...)
Het is verboden zonder, of in afwijking van, omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
(…)

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1182, onder 3.1.
2.Op grond van artikel 7:9 van de Awb.
3.Op grond van artikel 7:13, zesde lid, van de Awb.