ECLI:NL:RBDHA:2025:5236
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een zwaar inreisverbod voor een Venezolaanse vreemdeling na strafrechtelijke veroordeling
Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak van een Venezolaanse eiser die in beroep ging tegen de oplegging van een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar. Eiser, die in 1992 naar Nederland kwam en eerder verblijfsvergunningen had, was in 2021 veroordeeld tot 40 maanden gevangenisstraf wegens seksueel misbruik van zijn stiefdochter. De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de minister terecht het inreisverbod had opgelegd, omdat eiser geen rechtmatig verblijf had en een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechtbank overwoog dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de gedragingen van eiser een actuele en ernstige bedreiging voor de samenleving vormden. Eiser had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en ontkende schuldig te zijn aan het strafbare feit. De rechtbank volgde de minister in haar oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende waren om het inreisverbod te weerleggen.
Daarnaast werd in de uitspraak ingegaan op artikel 8 van het EVRM, waarbij de rechtbank oordeelde dat de minister terecht had overwogen dat de banden van eiser met Nederland onvoldoende significant waren om verblijfsaanspraken aan te ontlenen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen proceskostenvergoeding zou ontvangen.