ECLI:NL:RBDHA:2025:5226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
SGR 24/10060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om overbrenging naar Nederland op grond van de Tolkenregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025, wordt het beroep van eiser, een voormalige medewerker van de Afghan Security Guard (ASG), tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland op grond van de Tolkenregeling beoordeeld. Eiser heeft verzocht om overbrenging, omdat hij gevaar zou lopen als gevolg van zijn werkzaamheden voor de ASG. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen tolk is in de zin van de Tolkenregeling, omdat zijn werkzaamheden niet in een extra kwetsbare positie hebben gebracht. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij als gevolg van zijn werkzaamheden persoonlijk gevaar loopt. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden van eiser niet als hoog profielwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt en dat hij niet voldoet aan de criteria voor bescherming onder de Tolkenregeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat verweerder zich niet hoeft in te spannen om eiser en zijn gezin naar Nederland over te brengen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een substantiële periode van werkzaamheden en het aannemelijk maken van persoonlijk risico om in aanmerking te komen voor de Tolkenregeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/10060

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland op grond van de zogenoemde Tolkenregeling.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 30 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 november 2024 is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser via een telefoonverbinding, zijn gemachtigde, S. Helmand (tolk) en [naam] (Vluchtelingenwerk Nederland). Namens verweerder waren aanwezig: zijn gemachtigde en mr. A.J.M. Zwiep.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. In 2008 was eiser vijf maanden in dienst van de Afghan Security Guard (ASG) op de Nederlandse basis [basis] , in de provincie [provincie] . Hij stelt gevaar te lopen als gevolg van zijn (tolk)werkzaamheden voor de ASG. Daarom heeft hij op 18 september 2021 verzocht om hem en zijn gezin over te brengen naar Nederland.
2.1.
Verweerder heeft het verzoek afgewezen. De werkzaamheden die eiser voor Nederland zou hebben verricht, zijn te beperkt van aard om voor overbrenging op grond van de Tolkenregeling in aanmerking te komen. Die werkzaamheden hebben eiser namelijk niet in een extra kwetsbare positie gebracht. Daarnaast heeft eiser geen concrete en actuele aanwijzingen aangedragen waaruit blijkt dat hij als gevolg van zijn voor Nederland verrichtte werkzaamheden (persoonlijk) wordt bedreigd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Verweerder heeft eiser ten onrechte niet aangemerkt als tolk in de zin van de Tolkenregeling. Eiser heeft tolkwerkzaamheden verricht tussen de ASG-commandant en de Nederlandse commandant en/of andere Nederlandse militairen en reed met de commandant langs de verschillende wachttorens van het kamp. Verder was hij zichtbaar voor bezoekers en de lokale bevolking, die zich meldden bij de poort van het kamp voor bijvoorbeeld overleg of medische zorg. Ook heeft hij kennis gekregen van gevoelige informatie. Eiser vreest sinds de val van Kaboel voor verraad van personen die hebben gezien dat hij voor de Nederlandse missie heeft gewerkt. Hij zit ondergedoken en moet steeds van schuilplaats wisselen. Verweerder moet zich daarom inspannen om hem samen met zijn gezin over te brengen naar Nederland.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Eiser doet een beroep op de Tolkenregeling. [1] Die regeling komt voort uit een set werkafspraken uit 2014 tussen de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie. Met die werkafspraken is uitvoering gegeven aan het kabinetsstandpunt dat lokale medewerkers die voor een Nederlandse militaire missie werkzaamheden hebben verricht en als gevolg daarvan gevaar lopen, op steun kunnen rekenen. Daarmee hebben de betrokken bestuursorganen de publieke taak aan zich getrokken om zich in te spannen voor de groep waarop die regeling ziet. Hoewel de Tolkenregeling geen specifieke wettelijke grondslag kent, kwalificeren beslissingen die aan de hand daarvan worden genomen wel als besluiten in de zin van het bestuursrecht. [2] Omdat er geen specifieke wettelijke grondslag bestaat, gaat het bij de Tolkenregeling om zogeheten buitenwettelijk begunstigend beleid. [3] Bij het opstellen van zulk beleid heeft het kabinet veel beleidsruimte. De rechtbank toetst dit beleid dan ook terughoudend.
Wie kan een beroep doen op de Tolkenregeling?
5. Het antwoord op de vraag wie een geslaagd beroep op de Tolkenregeling kan doen, moet worden gezocht in een combinatie van verschillende Kamerstukken. Volgens het kerndocument [4] geldt de Tolkenregeling voor lokale medewerkers die voor een substantiële periode ten behoeve van een Nederlandse militaire missie werkzaamheden hebben verricht, en als gevolg daarvan aannemelijk kunnen maken dat zij persoonlijk risico lopen en bescherming nodig hebben. De aard van de werkzaamheden kan van invloed zijn op de aannemelijkheid dat iemand als gevolg daarvan bescherming nodig heeft. In beginsel wordt die kans hoger geacht bij ‘hoog profiel werkzaamheden’, waarbij iemand zichtbaar en regelmatig met een Nederlandse missie in verband is gebracht, zoals bij tolk- en chauffeursdiensten. Het is in principe aan degene die zich op de Tolkenregeling beroept om aan te tonen of aannemelijk te maken dat hij of zij dergelijke werkzaamheden heeft verricht en daardoor op het moment van de beslissing om overbrenging persoonlijk gevaar loopt. [5] Aan de groepen die een beroep kunnen doen op de Tolkenregeling, worden dus eisen gesteld. Degenen die daarbuiten vallen wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben. [6]
5.1.
Verweerder heeft onder verwijzing naar verschillende Kamerstukken uitgelegd dat er een onderscheid kan worden gemaakt tussen drie groepen die in beginsel onder het beschermingsbereik van de Tolkenregeling vallen.
5.2.
De eerste groep betreft lokale medewerkers, waaronder tolken, die direct voor een Nederlandse militaire missie werkzaamheden hebben verricht. [7] Daarbij is de juridische relatie met de militaire missie leidend, maar niet in alle gevallen bepalend. Zo zullen lokale medewerkers die zijn ingehuurd door een andere autoriteit zoals de NAVO, VN, of een ander land, maar primair voor de Nederlandse missie zijn ingezet, bij een verzoek voor bescherming in eerste instantie worden verwezen naar die autoriteit. Wanneer deze autoriteiten het beschermingsverzoek niet in behandeling hebben genomen, zal Nederland het verzoek beoordelen.
5.3.
Onder de tweede groep vallen tolken die hebben gewerkt voor Nederland (lees: voor een Nederlandse missie) of een Nederlandse functionaris. Vaak hebben deze tolken persoonlijk voor Nederlandse militairen of Nederlandse politiefunctionarissen gewerkt, en werden zij meegenomen bij ontmoetingen/gesprekken met lokale overheidsfunctionarissen en/of Afghaanse legercommandanten of patrouilles. Hierdoor werden deze tolken extra zichtbaar en vereenzelvigd met de Nederlandse missie. Een tolk was bovendien vaak persoonlijk gekoppeld aan een Nederlandse functionaris en kon zo kennis krijgen van gevoelige informatie, wat een extra risico met zich kan brengen. Deze combinatie van factoren leidt tot de speciale positie die zij innemen: zij zijn extra kwetsbaar juist doordat zij heel zichtbaar voor Nederland hebben gewerkt. Bij een aanvraag van een tolk om naar Nederland overgebracht te worden, volstaat daarom om aan te tonen dat de persoon in kwestie als tolk voor Nederland of een Nederlandse functionaris heeft gewerkt. [8]
5.4.
De derde groep ziet op andere lokale medewerkers die aannemelijk kunnen maken een substantiële periode voor een Nederlandse missie of functionaris te hebben gewerkt, als gevolg waarvan zij vandaag de dag persoonlijk risico lopen en bescherming nodig hebben. [9] Voor deze groep ligt de bewijslast dus een stuk hoger dan voor de andere twee groepen. Daarbij is de aard van de verrichte werkzaamheden van belang. Deze moeten zodanig zijn dat de persoon in kwestie regelmatig actief door Nederlandse militairen of Nederlandse politiefunctionarissen in posities is gebracht waarin hij of zij extra zichtbaar was en vereenzelvigd werd met de Nederlandse missie. Hierbij kan worden gedacht aan genderspecialisten. Het kabinet heeft vanwege de veiligheidssituatie in Afghanistan destijds aangegeven deze aanvragen ruimhartig te bezien.
Kan eiser een geslaagd beroep doen op de Tolkenregeling?
6. Eiser was niet direct in dienst van Nederland, maar van de ASG. Het is dan ook niet in geschil dat hij niet valt onder de eerste groep lokale medewerkers die een beroep kan doen op de Tolkenregeling. Er bestaat discussie over de vraag of eiser als tolk in de zin van de Tolkenregeling (tweede groep), dan wel als andere lokale medewerker voor overbrenging in aanmerking kan komen (derde groep).
6.1.
Verweerder heeft gemotiveerd betoogd waarom eiser geen tolk is als bedoeld in de Tolkenregeling (tweede groep). Allereerst bestond eisers’ taak niet alleen uit tolken. Zijn werkzaamheden bestonden ook uit het geven van Engelse les aan ASG-medewerkers en het verrichten van administratieve taken, zoals het opstellen van roosters. Daarnaast vonden de tolkwerkzaamheden die hij verrichtte slechts in en rondom het kamp plaats. Zo tolkte eiser tussen de commandanten van de ASG en de Task Force [provincie] en woonde hun briefings bij. Ook trad hij op als tolk en berichtdoorgever aan de poort van het kamp voor de lokale bevolking als er bijvoorbeeld om medische hulp werd gevraagd. Daarnaast hield hij de lokale bevolking uit de buurt als er in de omgeving van het kamp een explosie had plaatsgevonden. Deze werkzaamheden zijn anders van aard dan de werkzaamheden die vallen binnen de tweede groep, zoals onder 5.3 van deze uitspraak uiteengezet. Zo heeft eiser niet buiten het kamp gepatrouilleerd met een Nederlandse functionaris of commandant, of hen vergezeld bij bezoeken aan of gesprekken met de Afghan National Army. Ook is eiser niet in aanraking gekomen met operationeel vertrouwelijke informatie, zoals bijvoorbeeld waar de Taliban zich verschuilde. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat de werkzaamheden die eiser heeft verricht, hem niet in dezelfde positie plaatsen als tolken die als zodanig voor een Nederlandse missie in Afghanistan hebben gewerkt.
6.2.
Voor zover eiser stelt dat hij als andere lokale medewerker moet worden overgebracht (derde groep), heeft verweerder ook daartoe onvoldoende aanleiding kunnen zien. Verweerder merkt de werkzaamheden van ASG-bewakers in de regel niet aan als hoog profielwerkzaamheden in het kader van de Tolkenregeling. [10] Bovendien is het, door het verstrijken van de tijd, niet gemakkelijk aan te tonen dat een oorzakelijk verband bestaat tussen het hedendaagse gevaar dat wordt gelopen en de uitgevoerde werkzaamheden. Hoewel door het vorige kabinet de wens was uitgesproken om voor een afgebakende groep ASG-bewakers een speciale voorziening te creëren, [11] heeft het huidige kabinet aangegeven daar geen opvolging aan te zullen geven. [12] Het kabinet zal binnen het bestaand beleid wel oog houden voor schrijnende gevallen.
6.3.
Eiser heeft in 2008 voor een substantiële periode van vijf maanden gewerkt in dienst van de ASG. Hoewel de werkzaamheden die eiser heeft verricht niet ongevaarlijk zullen zijn geweest, heeft verweerder kunnen aannemen dat de aard van die werkzaamheden eiser onvoldoende onderscheidt van ASG-bewakers. De genoemde werkzaamheden hebben hem niet in een extra zichtbare en kwetsbare positie gebracht waardoor hij vereenzelvigd is met de Nederlandse missie. Daar komt bij dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van die werkzaamheden nu concreet gevaar loopt. Dat eiser gelet op de huidige situatie in Afghanistan in angst leeft, is voorstelbaar. Eiser heeft echter niet uitgelegd of onderbouwd waaruit die dreiging, waardoor hij zich genoodzaakt ziet om onder te duiken, concreet bestaat. Dat rond de periode dat hij voor de ASG werkte zijn neef is vermoord en zijn broer is mishandeld, is daarvoor onvoldoende actueel. Daar komt bij dat sinds zijn werkzaamheden voor de ASG veel jaren zijn verstreken, zodat het gevaar dat eiser stelt te lopen mogelijk ook andere oorzaken kent. Verweerder heeft daarom het verzoek om overbrenging kunnen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder zich niet hoeft in te spannen om eiser en zijn gezin naar Nederland over te brengen.
7.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzitter, en mr. D.C. Laagland en mr. E.K.S. Mollen, leden, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkafspraken tolken, te vinden via: https://open.overheid.nl/documenten/05768c10-ed82-4ece-80b5-def86652392b/file.
2.In de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.
3.De rechtbank sluit aan bij het oordeel van de Afdeling over de speciale voorziening die is getroffen in de Kamerbrief van 11 oktober 2021, in haar uitspraak van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:718.
4.Zie voetnoot 1.
5.Zie bijvoorbeeld het antwoord bij vraag 11, van Kamerstukken
6.Zie voetnoot 3.
7.Zie de antwoorden op vraag 4 en 5, van Kamerstukken
8.Zie het antwoord op vraag 11, van Kamerstukken
9.Idem
10.Zie bijvoorbeeld de Beslisnota (Beslisnota) bij Kamerbrief over voortgang uitvoering motie-Piri c.s. over (voormalig) ASG-bewakers, via: https://open.overheid.nl/documenten/c78848e6-cedb-4133-a713-490879072195/file.
11.Idem.
12.Zie de brief ‘Overbrenging Afghaanse bewakers’, van de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Asiel en Migratie, van 27 september 2024.