ECLI:NL:RBDHA:2025:5118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt Eritrese of Soedanese nationaliteit te hebben, diende op 21 oktober 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 12 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft op 13 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser heeft geen aanvullende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit, ondanks dat de rechtbank hem de gelegenheid had gegeven om dit te doen.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Eiser heeft inconsistenties vertoond in zijn verklaringen over zijn nationaliteit en identiteit, en heeft geen objectieve documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claims. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat het inreisverbod van twee jaar proportioneel is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.