ECLI:NL:RBDHA:2025:5007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/09/670911 / HA ZA 24-689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewaarnemer bij brand in winterstalling voor boten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat de aansprakelijkheid van de gedaagde partij, Bola Maritiem B.V., centraal. De eisende partij, [eisende partij], heeft een vaartuig gekocht en dit in de winterstalling bij Bola Maritiem geplaatst. Na een brand in de stalling, waarbij het vaartuig verloren ging, vordert [eisende partij] schadevergoeding van Bola Maritiem. De rechtbank behandelt de vraag of Bola Maritiem tekort is geschoten in haar verplichtingen als bewaarnemer. De rechtbank oordeelt dat er een (bewaarnemings)overeenkomst is gesloten, maar dat de stallingovereenkomst pas na de feitelijke uitvoering is toegestuurd. Desondanks oordeelt de rechtbank dat [eisende partij] gebonden is aan de voorwaarden van de stallingovereenkomst, waaronder de verplichting om zelf voor verzekering te zorgen. De rechtbank concludeert dat Bola Maritiem niet tekort is geschoten in haar zorgplicht, omdat zij niet verantwoordelijk was voor de verzekering van het vaartuig en er geen bewijs is dat de brand is ontstaan door nalatigheid van Bola Maritiem. De rechtbank draagt [eisende partij] op te bewijzen dat het laadsnoer van de brand-veroorzakende boot ten tijde van de brand was aangesloten, en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/670911 / HA ZA 24-689
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eisende partij]te [woonplaats],
eisende partij,
advocaat: mr. E.H.J. Slager,
tegen
BOLA MARITIEM B.V.te Poeldijk,
gedaagde partij,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg.
Partijen worden hierna [eisende partij] en Bola Maritiem genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 juli 2024 met producties 1 – 9;
- de conclusie van antwoord met producties 1 – 7;
- het tussenvonnis van 4 december 2024 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte van [eisende partij] met producties 10 – 14.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 februari 2025. Hierbij waren partijen en hun advocaten aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bola Maritiem exploiteert een onderneming op het gebied van de verkoop, onderhoud en stalling van vaartuigen. [eisende partij] heeft in mei 2023 bij Bola Maritiem een vaartuig van het type GC Cruiser 25 gekocht voor € 95.985,00 plus € 7.465,74 aan meerwerk (hierna: de VdZ-boot).
2.2.
Eind 2023 heeft Bola Maritiem de VdZ-boot op verzoek van [eisende partij] in haar winterstalling opgeslagen.
2.3.
Op 21 december 2023 heeft Bola Maritiem een e-mail aan [eisende partij] gestuurd, waarin onder meer het volgende staat:
“Uw boot is verzorgd in onze stalling geplaatst.
Om onze en uw administratie compleet te maken vragen wij u de stallingovereenkomst te tekenen. U vindt deze overeenkomst in de bijlage van deze email.
Vriendelijk verzoek deze getekend terug te sturen via email of per post.”
Aan de e-mail is als bijlage een concept overeenkomst gehecht (hierna: de stallingovereenkomst). Hierin is, onder meer, het volgende opgenomen:
Winterstallingovereenkomst 2023-2024
[NAW-[eisende partij]]
Merk boot GS
Type 25
Ondergetekenden:
Stallinghouder en stallinggebruiker komen overeen:
1.
Stallinggebruiker maakt gebruik van een plaats in de stalling voor bovenstaande boot.
2.
De overeenkomst is aangegaan voor de periode maximaal tussen 1-10-2023 tot en met 30-04-2024.
3.
De gestalde vaartuigen zijn/worden niet door stallinghouder verzekerd. Stallinggebruiker dient zelf zorg te dragen voor een afdoende verzekering. Het door de stallinggebruiker niet afdoende verzekeren van het vaartuig komt voor risico van de stallinggebruiker. Met ondertekenen van deze overeenkomst verklaart de stallinggebruiker dat bovenstaand vaartuig allrisk, wa-casco of casco is verzekerd.
4.
Stallinghouder is slechts aansprakelijk voor schade indien hem ten aanzien van een schade voldoende mate van schuld kan worden verweten.
5.
De Hiswa voorwaarden zijn van toepassing op deze overeenkomst.”
2.4.
[eisende partij] heeft de hiervoor genoemde e-mail en stallingovereenkomst wel ontvangen, maar niet ondertekend.
2.5.
Op 2 februari 2024 is brand ontstaan bij Bola Maritiem. Hierbij is het bedrijfspand van Bola Maritiem grotendeels verloren gegaan. Ook de VdZ-boot is volledig verloren gegaan. Om de brand te kunnen blussen c.q. gecontroleerd te kunnen laten uitbranden heeft de brandweer het pand van Bola Maritiem en enkele omliggende panden (gedeeltelijk) gesloopt.
2.6.
In opdracht van de verzekeraar van Bola Maritiem is door I-TEK B.V. onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand. Daartoe zijn onder meer beelden van de bewakingscamera’s van Bola Maritiem en van de helmcamera van de brandweer bekeken. Hieruit volgt dat de brand hoogstwaarschijnlijk is ontstaan in (de accu(‘s) van) een andere opgeslagen boot (hierna: de brand-veroorzakende boot). Over de oorzaak van de brand is in het rapport van I-TEK B.V. onder meer het volgende opgenomen:
“De oorzaak van de brand kon tijdens het technisch onderzoek ter plaatse niet worden vastgesteld. Dit vanwege de grote mate van vernietiging door de brand en daaropvolgende sloopwerkzaamheden.
Gelet op de registraties van het beveiligingssysteem en het feit dat bij de ontdekking van de brand sprake was van een volledig (af-)gesloten gebouw blijkt vooralsnog niets van een mogelijk opzettelijk handelen als oorzaak voor het ontstaan van de brand.
Uit de informatie van verzekeringnemer blijkt niet van mogelijke brandgevaarlijke werkzaamheden die op schadedatum zouden zijn uitgevoerd. (…)
Aan de hand van de camerabeelden was het mogelijk om de plaats van ontstaan van de brand met zekerheid vast te stellen. Het ging daarbij om een elektrische aangedreven boot [de brand-veroorzakende boot, rechtbank] die boven in één van de stallingstorens hing. De brand ontstond aldaar in één van de compartimenten waarin de accu’s ten behoeve van de voortstuwing stonden opgesteld.
Op basis van de bewakingsbeelden moet worden geconcludeerd dat de meest waarschijnlijke oorzaak voor de brand een elektrisch defect en/of mankement in (één van) de accu’s van de [brand-veroorzakende boot] is.”
2.7.
Over de brand-veroorzakende boot is in het rapport van I-TEK B.V. verder onder meer het volgende opgenomen:
“6.6 Werkzaamheden voorafgaand aan de brand
Uit de bewakingsbeelden van schadedatum blijkt dat omstreeks 16:15 uur een persoon naar de betreffende boot [de brand-veroorzakende boot, rechtbank] klimt via de bokken/torens. Die persoon trekt de plastic folie, die over alle boten en ook de betrokken boot is getrokken, stuk en gaat vervolgens de boot in. Hij verdwijnt op de boot uit beeld aan de achterzijde.
Omstreeks 16:19 uur komt hij weer in beeld en pakt hij kennelijk een elektriciteitssnoer c.q. een laadkabel waarvan hij het uiteinde naar beneden laat zakken.
(…) Vervolgens verlaat hij om 16:25 uur de boot na kennelijk nog een laatste korte controle aan de achterzijde van de boot (buiten beeld) te hebben uitgevoerd.
Op dinsdag 27 februari 2024 is gesproken met de heer [naam]. Dit betreft een medewerker van BoLa Maritiem B.V. die enkele uren voor de brand in de betrokken boot doende was.
De heer [naam] gaf aan dat hij naar de boot klom om het niveau van de accu’s te controleren. Eenmaal in de boot constateerde hij dat de spanning in de accu’s laag was. Daarop besloot hij om de laadkabel aan te sluiten en deze te laten zakken om vervolgens tijdens zijn aanwezigheid in het bedrijf de accu’s op te laden. Hij had vanuit de boot contact met een collega die de stekker in een verlenghaspel aansloot. Vervolgens controleerde de heer [naam] in de boot of de lader functioneerde wat het geval was.
Na de laatste controle op het display verliet hij de boot. Eenmaal beneden gekomen, trok hij de stekker van de laadkabel uit. Dit omdat hij de accu’s niet wilde opladen op een moment dat er niemand aanwezig was in het bedrijf. Het was zijn bedoeling om de stekker een dag later weer aan te sluiten.”

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat – veroordeling van Bola Maritiem tot betaling van € 111.991,54, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten. Subsidiair vraagt [eisende partij] de rechtbank de door hem gevorderde schade te begroten dan wel partijen naar de schadestaatprocedure te verwijzen.
3.2.
De geldvordering van [eisende partij] is gebaseerd op schadevergoeding. Daaraan legt hij kort gezegd ten grondslag dat Bola Maritiem tekort is geschoten in haar verplichtingen om als goed bewaarnemer te handelen, in het bijzonder doordat zij de boot niet (laat staan in dezelfde staat) aan [eisende partij] heeft teruggegeven en omdat zij heeft nagelaten voor de boot een verzekering af te sluiten.
3.3.
Bola Maritiem voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure. Bola Maritiem beroept zich onder meer op een bepaling in een door haar aan [eisende partij] gestuurde stallingovereenkomst, waarin staat dat [eisende partij] zelf voor een verzekering moet zorg dragen (zie hiervoor onder 2.3). [eisende partij] betwist aan die overeenkomst gebonden te zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is [eisende partij] gebonden aan de bepalingen uit de stallingovereenkomst?
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een (bewaarnemings)overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan de VdZ-boot gedurende de wintermaanden bij Bola Maritiem is gestald. Evenmin is in geschil dat Bola Maritiem de stallingovereenkomst pas aan [eisende partij] heeft gemaild nadat de VdZ-boot in de winterstalling was geplaatst en dat [eisende partij] deze niet ondertekend aan Bola Maritiem heeft geretourneerd.
4.2.
De rechtbank acht [eisende partij] desondanks gebonden aan de inhoud van de stallingovereenkomst. Aan [eisende partij] kan worden toegegeven dat die overeenkomst pas aan hem is toegestuurd nadat partijen waren begonnen met het feitelijk uitvoeren van de overeenkomst, maar dat wil niet zeggen dat partijen om die reden de afspraken en voorwaarden van die overeenkomst niet (alsnog) nader konden inkleuren. Dat geldt zeker nu partijen hun afspraken nog niet eerder schriftelijk hebben vastgelegd. [eisende partij] heeft ter zitting erkend dat hij de stallingovereenkomst heeft ontvangen én heeft gelezen. Hij vertelde dat hij het niet eens was met de bepaling dat hij zijn boot zelf moest verzekeren, maar dat hij dit niet aan Bola Maritiem heeft gemeld. [eisende partij] heeft de stallingovereenkomst niet ondertekend, maar hij heeft ook niet aan Bola Maritiem medegedeeld dat hij de voorwaarden uit de overeenkomst niet wilde accepteren en heeft er ook niet voor gekozen om de VdZ-boot uit de winterstalling te halen en elders te stallen. Onder die omstandigheden mocht Bola Maritiem er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eisende partij] met de stallingovereenkomst heeft ingestemd. De bepalingen uit de stallingovereenkomst zijn daarom deel gaan uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
Is de verzekeringsclausule vernietigbaar?
4.3.
[eisende partij] heeft zich er op beroepen dat artikel 3 van de stallingovereenkomst (hierna: de verzekeringsclausule, zie hiervoor onder 2.3) vernietigbaar is omdat deze kwalificeert als algemene voorwaarde en onredelijk bezwarend is. In het bijzonder beroept [eisende partij] zich erop dat de verzekeringsclausule een aansprakelijkheidsbeperking is die op grond van de ‘grijze lijst’ wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Bola Maritiem betwist de vernietigbaarheid van het beding.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsclausule zowel onder de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten [1] (hierna: de Richtlijn) als naar Nederlands recht moet worden aangemerkt als een ‘algemene voorwaarde’. Immers volgt uit de feiten dat over het beding niet afzonderlijk is onderhandeld (zoals de Richtlijn vereist) en heeft Bola Maritiem ter zitting toegegeven dat zij de stallingovereenkomst vaker gebruikt, zodat het beding is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen (art. 6:231 aanhef en onder a. BW). De rechtbank zal daarom beoordelen of het verzekeringsbeding onredelijk bezwarend is (de toets naar Nederlands recht) dan wel het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (de toets volgens de Richtlijn). In het licht van de richtlijnconforme uitleg van het nationale recht komt dit neer op een en dezelfde toets. Hierna zal daarvoor de terminologie ‘onredelijk bezwarend’ worden aangehouden.
4.5.
Het verzekeringsbeding is, anders dan door [eisende partij] betoogd, geen aansprakelijkheidsbeperking als bedoeld in art. 6:237 aanhef en onder f. BW (de ‘grijze lijst’) dan wel sub b. van de indicatieve lijst bij de Richtlijn (de ‘blauwe lijst’). [2] Het gaat namelijk niet om een beding dat bepaalt dat Bola Maritiem in geval van een tekortkoming (toch) niet, of verminderd, aansprakelijk is, maar om een beding dat de inhoud van de verplichtingen van Bola Maritiem inkadert. Het beding regelt dus niet dat Bola Maritiem niet (of verminderd) kan worden aangesproken als zij geen verzekering regelt, maar dat zij geen verzekering hoeft te regelen omdat de booteigenaar dat zelf moet doen. Het verzekeringsbeding wordt daarom niet vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het beding zal dus moeten worden getoetst aan de algemene norm, zonder bewijsvermoeden.
4.6.
De rechtbank beantwoordt de vraag of het verzekeringsbeding onredelijk bezwarend is ontkennend. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een boot door de eigenaar kan worden (en op zijn minst regelmatig: wordt) verzekerd (een bootverzekering is niet verplicht) en dat (in ieder geval) veel verzekeringen ook dekking verlenen tijdens de winterstalling. [3] Ook heeft [eisende partij] niet voldoende de stelling van Bola Maritiem weersproken dat het niet gebruikelijk is dat de aanbieder van een winterstalling de verzekering regelt. Het ligt in dat kader juist voor de hand om contractueel vast te leggen wie de verzekering regelt. Dat voorkomt immers over- dan wel onderdekking. Weliswaar heeft het beding tot gevolg dat de booteigenaar wordt gedwongen om op eigen kosten een verzekering af te sluiten, maar gezien de gangbaarheid daarvan brengt dat geen onredelijke last met zich voor de booteigenaar. Dat Bola Maritiem er voor kiest om de verantwoordelijkheid voor het afsluiten van een verzekering bij de booteigenaar neer te leggen is daarom niet zonder meer onredelijk bezwarend. Nu [eisende partij] niet verder heeft onderbouwd waarom het beding onredelijk bezwarend is, gaat de rechtbank aan zijn beroep op vernietiging van het verzekeringsbeding voorbij.
Is Bola Maritiem tekortgeschoten als bewaarnemer?
4.7.
Deze zaak draait in de kern om de vraag of Bola Maritiem is toerekenbaar tekortgeschoten als bewaarnemer. Hoewel Bola Maritiem is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichting om de VdZ-boot aan [eisende partij] terug te geven, maakt dit nog niet dat Bola Maritiem
toerekenbaaris tekortgeschoten jegens [eisende partij]. Daarvoor is vereist dat Bola Maritiem niet heeft gehandeld als een ‘goed bewaarder’ (art. 7:602 BW). De stelplicht en bewijslast daarvan rusten op [eisende partij].
4.8.
In het spoor van wat hiervoor onder 4.3 tot en met 4.6 is overwogen brengt het feit dat Bola Maritiem niet heeft zorggedragen voor een verzekering voor de VdZ-boot niet met zich dat zij niet heeft gehandeld als een goed bewaarder. Zij was hiertoe immers op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst uitdrukkelijk niet gehouden.
4.9.
[eisende partij] kan niet worden gevolgd in zijn stellingen dat Bola Maritiem als goed bewaarder is tekortgeschoten doordat de brand is ontstaan terwijl er geen toezicht werd gehouden. De brand is immers in de avonduren ontstaan en er valt niet zonder meer in te zien waarom Bola Maritiem, als goed bewaarder, 24/7 toezicht zou moeten houden op de stalling. [eisende partij] heeft voorts gesteld dat Bola Maritiem onvoldoende maatregelen heeft genomen om de VdZ-boot te beschermen. Daarbij heeft [eisende partij] onder meer gesteld dat Bola Maritiem de verschillende boten niet zo dicht aaneen in opslagtorens had moeten opslaan. Bola Maritiem heeft betwist dat zij de verschillende boten in haar opslag op onverantwoorde wijze heeft opgeslagen. In het licht van die betwisting heeft [eisende partij] zijn stellingen over de wijze van opslag onvoldoende onderbouwd. [eisende partij] heeft volstaan met de blote stelling dat als de boten niet in torens, en/of verder uit elkaar, waren opgeslagen, de brand wellicht niet was overgeslagen van de ene naar de andere boot. Dat mag op zich zo zijn, maar dat maakt nog niet dat Bola Maritiem de boten niet op de wijze mocht opslaan zoals zij dat heeft gedaan. [eisende partij] heeft op geen enkele manier onderbouwd dat de wijze van opslag door Bola Maritiem in strijd was met branchegebruiken, veiligheidsvoorschriften of iets dergelijks.
4.10.
De slotsom is, behoudens hetgeen hierna wordt overwogen, dat [eisende partij] onvoldoende heeft onderbouwd dat Bola Maritiem is tekortgeschoten als goed bewaarder.
4.11.
Het voorgaande zou anders (kunnen) zijn als zou blijken dat de brand-veroorzakende boot op het moment van het ontstaan van de brand nog werd opgeladen, althans het laadsnoer van deze boot nog zou zijn aangesloten. Bola Maritiem heeft immers zelf ter zitting verklaard dat zij uit veiligheidsoverwegingen nooit de accu’s van elektrische boten oplaadt als er geen personeel aanwezig is. [eisende partij] heeft ter zitting in twijfel getrokken of de brand-veroorzakende boot ten tijde van het ontstaan daadwerkelijk was losgekoppeld van het laadsysteem, zoals door de heer [naam] aan I-TEK B.V. is verklaard (zie hiervoor onder 2.7). De stelplicht en bewijslast rusten ook in dit geval op [eisende partij].
4.12.
Mede in het licht van de door partijen, in het bijzonder Bola Maritiem, ingenomen stellingen over het niet buiten de openingstijden opladen van de vaartuigen neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de zorgplicht van een goed bewaarder, in een situatie als deze waarin meerdere vaartuigen in torens in een hal zijn opgeslagen, met zich brengt dat geen elektrische vaartuigen worden opgeladen (waaronder begrepen: het aan een oplaadinstallatie aangesloten laten van het vaartuig nadat de accu’s volledig zijn geladen) in de uren dat niemand aanwezig is. De rechtbank merkt deze norm voorshands aan als een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, te weten het gevaar van spontane zelfontbranding van de accu’s. Uit het rapport van I-TEK B.V. volgt dat de brand in de accu’s van de brand-veroorzakende boot is ontstaan en dat is door Bola Maritiem ook niet betwist. De rechtbank is, eveneens voorshands, van oordeel dat om die reden – als zou worden geoordeeld dat de brand-veroorzakende boot ten tijde van het ontstaan van de brand
nietwas losgekoppeld van het laadsysteem – het causaal verband tussen de normschending en het ontstaan van de brand (behoudens tegenbewijs) moet worden aangenomen (de zogenoemde ‘omkeringsregel’). [4]
4.13.
Noch uit het rapport van I-TEK B.V., noch uit de daarin opgenomen foto’s (of andere bewijsmiddelen) kan worden vastgesteld of het laadsnoer van de brand-veroorzakende boot ten tijde van het ontstaan van de brand wel of niet was aangesloten. Uit de beschikbare camerabeelden die in het rapport zijn opgenomen volgt dat er in de middag voorafgaand aan de brand een laadsnoer uit de brand-veroorzakende boot is gehangen, en dat die er bij het ontstaan van de brand nog hing. Of dat snoer op dat moment was aangesloten is echter niet zichtbaar en vanwege de verwoestende brand is een en ander kennelijk achteraf ook niet meer vast te komen staan. Dat maakt dat de rechtbank er bij deze stand van zaken (Bola Maritiem betwist dat het laadsnoer was aangesloten) niet vanuit kan gaan dat het laadsnoer van de brand-veroorzakende boot op het moment van het ontstaan van de brand was aangesloten. [eisende partij] heeft echter bewijs van zijn stellingen aangeboden en zal op dit punt worden toegelaten. In het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden kan van [eisende partij] niet worden verwacht dat hij zijn stelling, dat het laadsnoer (wellicht) wel was aangesloten tijdens het ontstaan van de brand, met meer had onderbouwd dan te wijzen op het feit dat het laadsnoer nog steeds uit de boot hing en dat niet kan worden vastgesteld dat deze was losgekoppeld.
4.14.
Het is aan [eisende partij] om een afweging te maken of hij van de gelegenheid tot het leveren van bewijs gebruik maakt, gezien de daarmee gemoeide tijd en kosten. Voor het achterhalen van de relevante feiten is het evident nadelig dat sprake is geweest van een zeer verwoestende brand. In het dictum is verder uitgewerkt op welke manier [eisende partij], zo hij dat wenst, bewijs kan leveren.
4.15.
Op grond van het beginsel van hoor en wederhoor zal aan partijen nog de gelegenheid worden geboden om te reageren op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.12 heeft overwogen. Daarvoor is echter alleen aanleiding als door [eisende partij] bewijs wordt geleverd. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding partijen toe te staan om in hun akten na bewijslevering (indien van toepassing) ook op dit punt in te gaan.
4.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eisende partij] op te bewijzen dat het laadsnoer van de brand-veroorzakende boot ten tijde van het ontstaan van de brand was aangesloten.
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 9 april 2025voor uitlating door [eisende partij] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eisende partij]
geenbewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eisende partij]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van
beidepartijen en hun advocaten in de maanden
meitot en met
septemberdan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van (dhr.) mr. S.M. de Bruijn, in het paleis van justitie te Den Haag, Prins Clauslaan 60,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door (dhr.) mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Voetnoten

1.Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
2.De (in beginsel) op de overeenkomst toepasselijke Hiswa voorwaarden bevatten wel een aansprakelijkheidsbeperking. Bola Maritiem heeft zich daarop echter, uitdrukkelijk, niet beroepen.
3.Voor zover er meer dekking is afgesloten dan alleen wettelijke aansprakelijkheid.
4.Vgl. HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7264, rov. 3.7.