ECLI:NL:RBDHA:2025:4982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
10/367525-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot heroïne

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 februari 2021 tot en met 1 juli 2021 op meerdere momenten heroïne aanwezig heeft gehad, met een totale hoeveelheid van meer dan 98 kilogram. De verdachte werd op 14 november 2024 in een woning in Rotterdam aangetroffen, waar heroïne werd aangetroffen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 4 jaar eiste, toegewezen. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de hoeveelheid drugs een zwaardere straf rechtvaardigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Tevens is besloten tot teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 10/367525-24
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de rechtbank Rotterdam verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Snoep en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 november 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 791,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij, op een of meer momenten, in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en
met 17 november 2021 te Rotterdam meermalen (te weten op 9 februari 2021, 4 juni 2021,
1 juli 2021, 3 juli 2021, 25 oktober 2021 en/of 17 november 2021),
althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met dien verstande dat het bij feit 1 zou gaan om het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 615,6 gram heroïne en bij feit 2 om het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 97,5 kilogram heroïne.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van 615,6 gram heroïne. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.
Op specifieke standpunten van de raadsvrouw zal de rechtbank - voor zover relevant - onder 3.4 nader ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2024382635, van de politie eenheid Rotterdam, district Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 349).
Feit 1
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 november 2024, voor zover inhoudende (p. 1-2):
Aangekomen op deze verdieping 3e verdieping zagen wij toezichthouders dat betrokkene de kamer in liep, gelegen aan de rechterzijde van de woning. Wij, verbalisanten hoorden en zagen dat betrokkene, [naam] in deze kamer tegen een man sprak. Deze man bleek ons verbalisanten later te zijn, de heer [de verdachte] . Wij, verbalisanten zagen dat de heer [de verdachte] vanachter een rechtop, verticaal geplaatste lattenbodem met matras vandaan en enigszins wat gebukt door het schuin aflopende dak kwam gelopen. Wij zagen dat de heer [de verdachte] achter de genoemde lattenbodem bij een geopend houten luik vandaan kwam waar ook een wit stoeltje stond onder het raam. Wij, verbalisanten zagen in de kamer waar [de verdachte] en [naam] stonden dat er een tafel stond waarop bruin poeder, verpakkingsmateriaal en een weegschaal lag. Dit poeder bleek
bij later onderzoek heroïne te zijn.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 maart 2025, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik in die woning ben aangetroffen. Ik ben er gewoon met anderen naar toe gegaan. Ik wist dat er drugs in de woning lag.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 november 2024, voor zover inhoudende (p. 22-26):
Ik zag dat op de bovenste etage slaapkamer 2 duidelijk was ingericht als
versnijdingskamer. In slaapkamer 2 werden de onderstaande 4 drinkblikjes en 5 handschoenen aangetroffen. Deze werden conform voorgeschreven wijze veiliggesteld voor DNA onderzoek in een daarvoor bestemde verpakking.
4. Het deskundigenverslag, op 7 maart 2025 opgemaakt en ondertekend door J. Gits, deskundige op het gebied van forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, voor zover inhoudende:
[Inhoud verwijderd in verband met privacygevoelige informatie]
AARW5459NL#02 (de drinkrand van het blikje)
Dit betreft een afgeleid DNA-profiel waarvan is aangenomen dat de DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [de verdachte] : Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AARW5459NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [de verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 november 2024, voor zover inhoudende (p. 39-40):
Op 14 november 2024 werden in de woning [adres 2] te Rotterdam op 2
verschillende momenten kennelijke verdovende middelen inbeslaggenomen.
Door de politiemedewerkers werden in de versnijdingskamer op het zicht verschillende zakken gezamenlijk onder 1 goednummer inbeslaggenomen, te weten goednummer 6865418.
Echter, om de goederen goed te kunnen onderzoeken, is het van belang om elke zak
afzonderlijk van een goednummer te voorzien. Hierdoor is op later op het
politiebureau Zuidplein een onderverdeling van goednummer 6865418 gemaakt in goednummers:
PL1700-2024382635-6866993
PL1700-2024382635-6865418
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 november 2024, voor zover inhoudende (p. 203-208):
Onderzoek aan 'Twee plastic zakken met daarin bruin poeder en brokken' (AARJ1658NL)
Door ons is het volgende waargenomen en bevonden.
Kenmerken goed
Uniek Voorwerp : AARJ1658NL
Object omschrijving : Twee plastic zakken met daarin bruin poeder en brokken
Kleur : Bruin
Aantal : 2
Nettogewicht : 596,5 gram
Onderzoek aan 'Een plastic zak met daarin bruin poeder en brokken ' (AARJ1660NL)
Door ons is het volgende waargenomen en bevonden.
Kenmerken goed
Uniek Voorwerp : AARJ1660NL
Object omschrijving : Een plastic zak met daarin bruin poeder en brokken
Kleur : Bruin
Aantal : 1
Nettogewicht : 19,1 gram
7. Het geschrift, te weten Rapport NFIDENT d.d. 21 november 2024, voor zover inhoudende: (p. 209):
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AARJ1658NL
poeder en brokvormig, bruin, uit 596,5 gram;
aantal bemonsteringen in onderzoek: twee
bevat heroïne
8. Het geschrift, te weten Rapport NFIDENT, d.d. 21 november 2024, voor zover inhoudende (p. 210):
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AARJ1660NL
poeder en brokvormig, bruin, uit 19,1 gram;
aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat heroïne
Feit 2:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 november 2024, voor zover inhoudende (p. 106-152):
Ik zag dat het toestel kennelijk door de gebruiker was voorzien van de naam: ‘iPhone van [de verdachte] ’.
Voorts zag ik de volgende useraccounts aan het toestel gekoppeld:
Whatsapp naam: ‘ [accountnaam 1] ’.
Snapchat: ' [accountnaam 2] ’ en ‘ [accountnaam 3] ’.
Instagram: ‘ [accountnaam 4] ‘ en ' [accountnaam 5] ’.
IMG-1237.MP4
Ik zag dat deze video op 4 juni 2021 was opgeslagen op het toestel. Ik zag dat er een koffer met vermoedelijk harddrugs werd gefilmd. Ik zag dat op enig moment het toestel kennelijk van de reguliere camera naar de zogenaamde selfie camera wisselde en dat de gebruiker van het toestel in beeld kwam die ik direct en zonder enige twijfel zeer sterke gelijkenissen vond hebben met de verdachte [de verdachte] . Ik, verbalisant, herkende de ruimte uit de voornoemde video IMG-1237.MP4 als de versnijdingsruimte die werd aangetroffen in de voornoemde [adres 3] te Rotterdam.
Gelet op de kleur, wijze van verpakken, formaat, andere foto’s en video’s uit het toestel en foto’s en onderzochte goederen uit het pand [adres 3] te Rotterdam, kreeg ik, verbalisant, sterk de indruk dat de blokken in de koffer uit deze video een formaat hebben dat overeenkomt met een halve kilo. Gelet hierop is het waarschijnlijk dat [de verdachte] op 4 juni 2021 14,5 kilo heroïne tot zijn beschikking heeft gehad in het pand aan de [adres 3] te Rotterdam.
IMG_1094.MOV
Ik, verbalisant, zag in de data uit het toestel een video met de naam IMG_1094.MP4 die op het toestel was opgeslagen op 9 februari 2021. Ik, verbalisant, zag op de video dat de filmer een blok met vermoedelijk heroïne in zijn hand houdt en hoorde gedurende de video kennelijk het volgende zegt: ‘echte bomba sannie man’. Vervolgens zag ik dat de filmer kennelijk het blok op een tafel legt en een aantal andere blokken met kennelijk heroïne filmt die in plastic verpakt zitten en waarvan een stukje plastic kennelijk is opengesneden. Vervolgens hoorde ik de filmer zeggen: ‘Kijk, kijk, echt bomba sannie neef.
Het is mij, verbalisant, ambtshalve bekend dat in het drugsmilieu met ‘bomba sannie’ veelal wordt bedoeld goede drugs.
Gelet op de kleur, structuur, formaat, de wijze van verpakking, de andere foto’s en video’s in dit toestel en andere in het versnijdingspand [adres 3] aangetroffen goederen, heeft het blok zeer sterke gelijkenissen met een halve kilo heroïne. Op de video zijn verder minimaal 10 blokken te zien die, gelet op het vorenstaande, zeer sterke gelijkenissen hebben met kiloblokken heroïne.
Gelet op deze metadata, het opslagpad, het bestandsformaat, de bestandsgrootte, merk en type camera dat overeenkomt met het onderzochte toestel in dit proces-verbaal, te weten een iPhone 11 Pro, is het zeer goed mogelijk deze video is gemaakt met het telefoontoestel met goednummer 6316319 .
Gelet op het vorenstaande is het zeer waarschijnlijk dat [de verdachte] op 9 februari 2021 de beschikking heeft gehad over minimaal 10,5 kilo heroïne
.
IMG_1287.MP4
Ik, verbalisant, zag in de data uit het toestel een video met de naam IMG_1287.MP4 die op het toestel was opgeslagen op 1 juli 2021. Op de video zag ik een persoon zeer sterk gelijkend op [de verdachte] zichzelf kennelijk filmen. Ik zag de professionele geluiddempende wand- en plafondbekleding die ook in het versnijdingspand aan de [adres 3] hing. Ik zag en hoorde dat hij kennelijk iets in het Marokkaans zei, waarna hij kennelijk wisselt van de zogenaamde selfiecamera naar de reguliere camera op het toestel en daarna blokken met vermoedelijk heroïne filmt. Ik, verbalisant, heb de blokken geteld. Als onder de bovenste laag dezelfde blokken liggen als op de bovenste laag, dan zouden er 145 blokken met vermoedelijk heroïne moeten liggen.
Op de video zag ik, verbalisant, dat de kennelijke blokken heroïne op een tafel liggen die wat vorm, formaat, kleur, tafelpoten, de witte opstaande rand, een stoel die in de kamer staat en de professionele geluiddempende wand- en plafondbekleding exact overeenkomen met het versnijdingspand [adres 3] te Rotterdam.
Na de instap op 13 januari 2022 in het versnijdingspand [adres 3] te Rotterdam werden verschillende soorten drugs inbeslaggenomen en gefotografeerd, waaronder SIN AAPN0263NL met goednummer 6330521. Dit goednummer bestond uit 6 blokken heroïne met een netto gewicht van 2995 gram. Dit houdt in dat een blok dan ongeveer 500 gram heroïne betreft.
Gelet op al het vorenstaande is het daarom zeer waarschijnlijk dat [de verdachte] op 1 juli 2021 in het versnijdingspand [adres 3] te Rotterdam de beschikking heeft gehad over 145 blokken van 500 gram heroïne, te weten 72,5 kilo heroïne.
Overig
Voorts zocht ik in de toesteldata naar de zoekterm ‘rieder’ en zag ik 3 resultaten, te weten ‘searched items’. Deze 3 resultaten heb ik hieronder opgenomen. Gelet hierop is het zeer waarschijnlijk dat de gebruiker van het toestel, te weten zeer waarschijnlijk [de verdachte] , heeft gezocht op de term ‘riederstraat 17.
[Inhoud verwijderd in verband met privacy gevoelige informatie]
Herkenning [de verdachte]
Gelet op deze politiefoto herken ik de persoon op de foto’s die zeer sterke gelijkenissen vertoond met [de verdachte] , daadwerkelijk en zonder enige twijfel herken als [de verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1995 te Rotterdam. Ik herken hem aan de vorm van zijn oren waarbij de bovenzijde naar buiten wijst, een klein huidvlekje op zijn voorhoofd, de vorm van zijn neus en in de combinatie van huidskleur, haarkleur, haardracht, vorm en kleur van baard en snor, postuur, kleur van zijn ogen, vorm van zijn lippen en algehele oogopslag.
Ik zag in het toestel onder andere de onderstaande afbeeldingen staan. Ik zag onder andere verschillende identiteitsdocumenten van de voornoemde [de verdachte] te zien.
2. Het geschrift, te weten kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende (p. 153-155):
Omstandigheden: Onder de verdachte aangetroffen. De grijze Iphone deed hij na zijn achtervolging in zijn zak.
Beslagene
Achternaam: [de verdachte]
Voornamen: [de verdachte]
[Inhoud verwijderd in verband met privacy gevoelige informatie]
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Ten aanzien van feit 1
Hoewel door de raadsvrouw is bepleit dat de verdachte het voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van heroïne heeft gehad, zal de rechtbank toch een bewijsoverweging wijden aan dit feit nu de verdachte ontkent dat hij in de versnijdingsruimte is geweest en ontkent aldaar heroïne te hebben gezien.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen en het verhandelde op zitting het volgende vast. Op 14 november 2024 hebben de toezichthouders van de gemeente Rotterdam een controle uitgevoerd op het adres aan de [adres 2] in Rotterdam. De deur werd geopend door een man en met de man komen zij in een kamer op de derde verdieping, later aangeduid door de politie als ‘de versnijdingsruimte’ waar zijde verdachte aantreffen. In deze ruimte wordt even later een hoeveelheid heroïne aangetroffen. Ook wordt in deze ruimte een blikje aangetroffen met daarop een DNA-spoor. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het afgeleide DNA-hoofdprofiel van dit spoor meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van de verdachte dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon. Dit betreft de hoogst mogelijke bewijskracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het DNA op het Red Bull blikje dat is aangetroffen in de versnijdingsruimte, van de verdachte afkomstig is.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het door de toezichthouders van de gemeente opgemaakte ambtsedige proces-verbaal waarin zij aangeven dat zij de verdachte in de versnijdingsruimte hebben aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij niet in de versnijdingsruimte is geweest, dat hij het blikje niet in de versnijdingsruimte heeft gezet, maar elders boven in de woning en dat hij geen heroïne in de woning heeft gezien, wordt weerlegd door voornoemde bewijsmiddelen. Gelet daarop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander op 14 november 2024 opzettelijk heroïne aanwezig heeft gehad.
Door de Forensische Opsporing zijn de in beslag genomen goederen indicatief getest op verdovende middelen. Twee monsters van de in beslag genomen goederen zijn daarop door het NFI getest. Het NFI concludeert dat deze monsters - van 596,5 gram en 19,1 gram - heroïne bevatten. De rechtbank gaat uit van een hoeveelheid van 615,6 gram wat de verdachte aanwezig heeft gehad.
3.4.2.
Ten aanzien van feit 2
3.4.2.1. Vaststellen gebruiker van de telefoon
De rechtbank stelt op basis van de onder 3.3. genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte de gebruiker is van de op 11 december 2021 onder de verdachte in beslag genomen telefoon (goednummer 6316319 ). Niet alleen is de telefoon onder de verdachte in beslag genomen, ook blijkt uit de veiliggestelde data uit de telefoon dat het toestel door de gebruiker was voorzien van de naam ‘iPhone van [de verdachte] ’ en dat de useraccounts die aan de telefoon gekoppeld zijn de naam van de verdachte bevatten dan wel een verbastering van zijn naam bevatten, zoals [accountnaam 1] en [accountnaam 2] . Ook werden er foto’s van de identiteitsbewijzen van de verdachte aangetroffen in de telefoon.
3.4.2.2. Vaststellen maker van de beelden
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging, dat het niet duidelijk is dat de verdachte te zien is op de beelden, niet en overweegt daartoe het volgende. Op de beelden die op 4 juni 2021 en 1 juli 2021 op de telefoon van de verdachte zijn opgeslagen, een man te zien is die de ruimte waarin hij is filmt. De verbalisant concludeert in zijn ambtsedig proces-verbaal van 27 november 2024 dat hij de persoon op de beelden daadwerkelijk en zonder enige twijfel herkent als de verdachte. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze herkenning nu deze ook gestoeld is op een grote hoeveelheid uiterlijke kenmerken.
Ten aanzien van het filmpje van 9 februari 2021 overweegt de rechtbank dat de verdachte niet is te zien op dit filmpje. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat de metadata, het opslagpad, het bestandsformaat, de bestandsgrootte, het merk en type camera waarmee gefilmd is, overeenkomt met door de verbalisant onderzochte toestel van de verdachte, namelijk de iPhone 11. De rechtbank gaat ervan uit dat het filmpje ook daadwerkelijk met deze telefoon gemaakt is. Het filmpje toont daarnaast overeenkomsten met de andere filmpjes waarop de verdachte wél te zien is. Bij het ontbreken van een verklaring van de verdachte over het filmpje is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte het filmpje van 9 februari 2021 heeft gemaakt.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien vast dat de verdachte degene is die op de beelden van 9 februari 2021, 4 juni 2021 en 1 juli 2021 te zien danwel te horen is.
3.4.2.3. Is er heroïne te zien op de beelden?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verbalisant op de beelden van 9 februari 2021, 4 juni 2021 en 1 juli 2021 diverse blokken ziet die gelet op de kleur, de wijze van verpakken, het formaat en de structuur passen bij blokken heroïne. Tevens herkent de verbalisant ten aanzien van de beelden van 4 juni en 9 juli 2021 de ruimte waarbinnen de beelden gemaakt zijn als de versnijdingsruimte van het pand aan de [adres 3] te Rotterdam waarvan bekend is dat op 13 januari 2022 heroïne in beslaggenomen werd.
In het filmpje van 9 februari 2021 zegt de filmer “‘Kijk, kijk, echt bomba sannie neef”. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat in het drugsmilieu met ‘bomba sannie’ veelal wordt bedoeld goede drugs.
De rechtbank merkt opdat het een feit van algemene bekendheid is dat heroïne verpakt wordt in blokken en dat heroïne een kenmerkende bruine kleur heeft. Uit het dossier volgt dat in de [adres 3] in januari 2022 heroïne in beslag genomen is. De herkenning van de verbalisant dat de gefilmde ruimte het pand aan [adres 3] betreft en het feit dat de verdachte met zijn telefoon gezocht heeft op het adres Riederstraat 17 maakt in onderlinge samenhang bezien dat naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat op voornoemde beelden heroïne is te zien. De verdachte heeft ook geen enkele verklaring gegeven voor hetgeen te zien is op de beelden die op zijn telefoon zijn aangetroffen, waardoor aan die conclusie dat het heroïne betreft, getwijfeld moet worden.
Ten aanzien van de filmpjes van 17 november 2021, 3 juli 2021 en 25 oktober 2021, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte heroïne voorhanden heeft gehad.
3.4.2.4. Hoeveel heroïne is er te zien op de beelden?
Dat niet valt vast te stellen om welke hoeveelheden (gewicht) het gaat op de beelden, zoals naar voren gebracht door de raadsvrouw, volgt de rechtbank niet. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de instap op 13 januari 2022 in de [adres 3] te Rotterdam blokken heroïne zijn aangetroffen die een gezamenlijk gewicht hadden van 2995 gram. Dit ging om zes blokken. De verbalisant concludeert dat een blok heroïne daarom ongeveer 500 gram weegt. Door de verbalisant is uiteengezet hoeveel blokken er te zien zijn op de filmpjes. De rechtbank volgt deze onderbouwing door de verbalisant en heeft geen reden om hieraan te twijfelen. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat de verdachte op 9 februari 2021 een hoeveelheid van 10,5 kilogram heroïne, op 4 juni 2021 een hoeveelheid van 14,5 kilogram heroïne en op 1 juli 2021 een hoeveelheid van 72,5 kilogram heroïne aanwezig heeft gehad.
3.4.2.5. Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 9 februari 2021 tot en met 1 juli 2021 opzettelijk de hiervoor genoemde hoeveelheden heroïne aanwezig heeft gehad.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 14 november 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
615,6gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij op, meer momenten, in de periode van 9 februari 2021 tot en
met
1 juli2021 te Rotterdam meermalen (te weten op 9 februari 2021, 4 juni 2021
en
1 juli 2021,),
,
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring van feit 1 een straf op te leggen die niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Bij een bewezenverklaring van beide feiten heeft de raadsvrouw verzocht om de gevangenisstraf te beperken tot een duur van twee jaren indien de rechtbank van mening is dat de verdachte voor langere tijd in de drugshandel heeft gezeten. Indien de rechtbank van mening is dat het gaat om enkele momenten verzoekt zij om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft in een langere periode op meerdere momenten grote hoeveelheden heroïne aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, met name harddrugs, verslavend werken en grote gevaren voor de volksgezondheid opleveren, terwijl gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen. Hierdoor wordt schade berokkend aan de maatschappij.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 februari 2025. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het Landelijk overleg van strafvoorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Het LOVS heeft oriëntatiepunten geformuleerd voor het aanwezig hebben van harddrugs. De verdachte heeft een hoeveelheid van ruim 98 kilogram heroïne aanwezig gehad. In de oriëntatiepunten met betrekking tot overtreding van artikel 2, onder C, van de Opiumwet wordt gedifferentieerd naar de hoeveelheid drugs die voorhanden is gehad in combinatie met of dit al dan niet in georganiseerd verband is gebeurd. De rechtbank stelt vast dat er bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram drugs een uitgangspunt gehanteerd wordt van meer dan 36 maanden gevangenisstraf. De verdachte heeft een veelvoud van 20 kilogram heroïne voorhanden gehad wat de rechtbank strafverzwarend meeweegt.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken en acht een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag (goednummer 6870624) zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het in beslag genomen geldbedrag (goednummer 6870624) terug te geven aan de verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat er geen beslaglijst aan het dossier is toegevoegd. Uit het arrest van de Hoge Raad van 8 mei 2012 met ECLI-nummer ECLI:NL:HR:2012:BW1486 kan worden afgeleid dat de rechter een beslissing over ex artikel 94 Sv in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, dient te nemen als ter terechtzitting blijkt dat op die voorwerpen nog beslag rust, ook als de beslaglijst geen melding van die voorwerpen maakt. Nu uit het dossier blijkt dat het geldbedrag met goednummer 6870624 in beslag genomen is en niet blijkt dat dit op enig moment is teruggegeven aan de verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat op dat geldbedrag nog steeds beslag rust. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het geldbedrag (goednummer 6870624).

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
het inbeslaggenomen goed;
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de verdachte, te weten:
- 1 STK Geld (Omschrijving: PL1700-2024382635, Goednummer 6870624, 1810 euro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lenderink, voorzitter,
mr. I.K. Spros, rechter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2025.